Een van de eerste tanks van Japan was de Type 89 middelzware tank die tussen 1932 en 1942 gebruikt werd tijdens gevechten tegen Chinese troepen, tegen de Sovjet-Unie en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Type 89 was de eerste tank ter wereld met een dieselmotor die in grote aantallen werd gebouwd.
Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog werden door Japan verschillende buitenlandse tankmodellen gekocht zoals de Britse zware Mark IV tank en de Franse Renault FT-17. Die tankaankopen vonden plaats in 1918 en 1919. De tanks werden in Japan getest en in 1925 zouden verschillende tankbataljons opgericht worden. Dat liep echter vertraging op omdat niet genoeg tanks beschikbaar waren om die bataljons uit te rusten. In 1929 kocht Japan een tiental Renault NC1 tanks. Ook werden in 1929 Britse tanks gekocht. Net als de Amerikanen en de Fransen baseerden de Japanners hun tanktactieken op infanterieondersteuning. Tanks moesten infanterie ondersteunen en werden zelden gebruikt als zelfstandig opererende wapens. Tijdens gevechten met Chinese troepen tijdens de Japans-Chinese oorlog bewezen Japanse tanks zich. Niet zozeer omdat de tanks zo goed waren, maar omdat de Chinezen veel te weinig pantservoertuigen en antitankwapens hadden. In 1939 bleek dat Japanse tanks zeer kwetsbaar waren tijdens gevechten met Sovjettanks zoals de lichte BT tanks. Het Sovjet 45mm kanon (45mm 20-K) had geen moeite om de dunne pantserplaten van Japanse tanks te doorboren. Toch bleven de Japanners grotendeels vasthouden aan de idee dat tanks infanterie moesten ondersteunen. Ondanks het feit dat de bepantsering en bewapening van Japanse tanks tussen 1930 en 1945 verbeterde, bleven Japanse tanks kwetsbaar voor geallieerde tanks en antitankwapens (het merendeel van de Japanse tanks waren licht gepantserde voertuigen). Tevens waren de tropische regenwouden van Zuidoost-Azië over het algemeen niet geschikt voor tanks. Het terrein is vaak bergachtig en moeilijk toegankelijk. De geïsoleerde ligging van Japan droeg bij aan de idee van de Japanse legertop dat vliegtuigen en schepen geschikte wapens zijn om expansiepolitiek uit te voeren. Genoemde factoren zorgden ervoor dat het Keizerlijke Japanse Leger afzag om veel geld uit te geven aan tanks. Een beslissing die desastreuze consequenties zou hebben voor Japanse grondtroepen.
Generaal Suzuki, hoofd van het Technische Bureau, protesteerde tegen de gang van zaken dat buitenlandse tankontwerpen door Japan in de jaren twintig werden gekocht. Japan moest zelf eigen tankmodellen kunnen produceren. Binnen twee jaar zou een Japanse tank klaar moeten zijn. Ondanks de minimale ervaring met tankbouw ontstond de eerste Japanse tank in 1927. Type 87 Chi-I was een middelzware experimentele tank waarvan het ontwerp in juni 1925 begon. Een team van ingenieurs werkte aan de ontwikkeling. Het ontwerp van het voertuig was klaar in mei 1926 en het prototype was klaar in februari 1927. Het voertuig woog ongeveer twintig ton. De gebruikte motor was te zwak om het voertuig snel voort te stuwen. Het prototype maakte weinig indruk op Japanse militairen en een nieuwe tank moest worden ontworpen. Het nieuwe ontwerp was gebaseerd op de Vickers middelzware C tank die gekocht was door het Japanse leger in maart 1927. Naast het Osaka Legerarsenaal zou wapenfabrikant Sagami (Sagami Arsenal) toezien op de verdere productie van voertuigen en tanks.
De Type 87 Chi-I had een complex aandrijvingssysteem. Het aandrijvingssysteem werd de standaard op latere Japanse tanks zoals de lichte tank Type 95 'Ha-Go' en de middelzware tank Type 97 'Chi-Ha'. Het Keizerlijke Japanse Leger concludeerde in 1927 dat de Type 87 Chi-I te zwaar en te langzaam was om te kunnen dienen in nieuwe oorlogen. Een nieuwe tank werd ontworpen. Die tank zou 12.8 ton wegen en sterkere bepantsering krijgen. Het ontwerp was klaar in 1929 waarna productie startte in 1931. Aanduiding van het voertuig was Type 89 ‘I-Go’ of Type 89 'Chi-Ro'. Twee verschillende varianten van het voertuig werden geproduceerd: Type 89A 'I-Go Kō' en Type 89B 'I-Go Otsu'. Het eerste type had een watergekoelde benzinemotor, het tweede een luchtgekoelde zescilinder dieselmotor en sterkere bepantsering. Type 89A bereikte een snelheid van 15.5 km/u. Slechts 113 Type 89A tanks werden geproduceerd. Type 89B was de eerste in massa geproduceerde tank met een dieselmotor. Dieselmotoren hebben het voordeel dat ze makkelijker te starten zijn in koude klimaatomstandigheden. Ook had Type 89B een andere koepel dan Type 89A. Sommige Type 89 tanks werden tevens uitgerust met nachtlichten en radio (Type 94 Mk 4 Hei radio). De romp van Type 89 was voorzien van bouten. Het pantser bedroeg 17mm staal dat aan de voorkant van koepel en romp was bevestigd. De bestuurder zat aan de voorkant van de tank (rechts) met de machinegeweerschutter aan zijn linkerkant. Motor en transmissie bevonden zich in de achterkant van de romp. Aandrijving bestond uit negen kleine wielen met een groot aandrijfwiel aan de voorkant en een kleiner wiel aan de achterkant. Vier kleine toprollers waren aangebracht onder de bovenkant van de rupsbanden.
Wat betreft bewapening was Type 89 voorzien van een kort 57mm kanon om bunkers en fortificaties te vernietigen. Genoemd wapen bewees haar kracht tijdens de Tweede Japans-Chinese Oorlog (1937-1945). Het kanon van Type 89 was het Type 90 57mm kanon dat een mondingssnelheid had van ongeveer driehonderd tot driehonderdtachtig meter per seconde en een maximale penetratie van plusminus 20 tot 30 mm staal. Het kanon was 0.85 meter lang en kon vijftien graden omlaag (-15) en twintig graden omhoog (+20) richten. Twee Type 91 6.5mm machinegeweren waren gemonteerd in de tank. Een machinegeweer zat aan achterkant van de koepel en een tweede machinegeweer in de voorkant van de romp van de tank.
Type 89 tanks werden gebruikt voor ondersteuning van infanterie tijdens de Tweede Japans-Chinese Oorlog. De tank zag actie tijdens de Eerste Slag bij Shanghai. Het 57mm kanon was effectief om machinegeweernesten te vernietigen. Verschillende tankregimenten werden gevormd die uitgerust werden met Type 89 I-Go tanks. Tijdens gevechten tegen Sovjettroepen op 2 juli 1939 (Slag bij Khalkin Gol / Slag bij Halhin Gol) werd duidelijk dat de bepantsering van Type 89 niet erg dik was (maximaal 17mm). Desondanks kon de tank met zijn kanon Sovjettanks uitschakelen. Het Derde Tankregiment overrompelde gemotoriseerde Sovjetinfanterie waarna Sovjet artillerievuur het regiment vastpinde. Ook het Japanse Vierde Tankregiment boekte successen tegen Sovjettroepen. In totaal werden 34 Type 89 tanks ingezet bij Halhin Gol. Exacte verliezen zijn onbekend. Vanaf 1942 werd duidelijk dat Type 89 te zwak was om het op te nemen tegen nieuwe Amerikaanse tanks zoals M4 Sherman. Nieuwere Japanse tanks zoals Type 3 'Chi-Nu' waren in te kleine aantallen geproduceerd om de oorlog te winnen. Met name verouderde lichtgepantserde tanks zoals de Type 89, Type 95-tank 'Ha-Go' en Type 97-tank 'Chi-Ha', werden door Japanse troepen ingezet tot en met 1945 toen de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki Japan tot capitulatie dwong. Veel Type 89 tanks zagen nog tot en met 1945 actie in de Filipijnen, op Burma en in China (en bij de strijd in de Pacific eilanden). Na de oorlog gebruikten Franse troepen Type 89 tanks (‘Commando Blindé du Cambodge’) die Japanse soldaten achtergelaten hadden tijdens hun invasie van Zuidoost-Azië. Tegenwoordig zijn slechts enkele Type 89 tanks over. Twee Type 89 tanks bevinden zich in Japan (één bij Tsuchiura GSDF trainingskamp en één in het Sinbudai Wapen Museum).
Model: | Type 89 'I-Go'/'Chi-Ro' (八九式中戦車 イ号) |
Gewicht: | 11.5 tot 12.79 ton |
Bemanning: | 4 man |
Motor: | Mitsubishi A6120VD luchtgekoelde dieselmotor van 120pk (1800 toeren) |
Snelheid: | 26 tot 30 kilometer per uur |
Bereik: | 140-170 kilometer |
Afmetingen: | Lengte: 5.73 meter, hoogte: 2.56 meter, breedte: 2.15 meter |
Bewapening: | 1 x 57mm Type 90 kanon (100 granaten), 2 x 6.5mm Type 91 machinegeweren (2.745 patronen) |
Bepantsering: | 6 tot 17mm romp, koepel 17 tot 25mm |