TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Concentratiekamp Natzweiler (Elzas)

    Inleiding

    Donald Earl Bamberg is in 1920 geboren in New York en kwam met zijn Nederlandse vader, Theo Bamberg (goochelaar Okito), en zijn Engelse moeder (Lillian Maud Poole) in 1933 vanuit Wenen naar Nederland. Wanneer in 1939 zijn vader, telg uit een beroemd artiestengeslacht, en moeder naar Mexico verhuizen, blijft Don in Nederland achter. In 1940 neemt hij als onderofficier bij het regiment Grenadiers deel aan de verdediging van Den Haag.

    Na de capitulatie wordt Don benaderd om te gaan spioneren voor de geheime dienst. Hij gaat dan schetsen maken van militaire objecten. In 1941 moet hij onderduiken in Scheveningen, maar wordt op 19 augustus toch gearresteerd. Na twee maanden in het "Oranjehotel" in Scheveningen wordt hij door een "Feldkriegsgericht" ter dood veroordeeld en zit hij 13 maanden in een dodencel. In plaats van een executie wordt die straf omgezet in een doodstraf in etappes. Don valt dan onder het in 1941 door "Generalfeldmarschall Wilhelm Keitel" uitgevaardigde "Keitel-Erlass". De betekenis hiervan is ook bekend als verdwijnen in "Nacht und Nebel". De bedoeling was dat de veroordeelden zouden verdwijnen van de aardbodem, zonder dat iemand iets van ze zou weten. Zij mochten dan ook geen contact met familie hebben, geen brieven of pakketten van het Rode Kruis ontvangen. Zo begon voor Don zijn reis langs negen concentratiekampen.

    Hij schreef hierover in 1985 zijn boek "Dossier NN". In 2015 is dit boek nogmaals uitgegeven, nu ook als e-boek, met als titel: "Don Bamberg - Ik overleefde de dodencel en negen concentratiekampen". Tot aan zijn dood in 2013 leefde en werkte Don, die pas in 1956 Nederlander werd, in Nederland. Theo, de zoon van Don en vernoemd naar zijn illustere grootvader, stelde een hoofdstuk uit het genoemde boek ter beschikking om op deze website te publiceren.

    Natzweiler

    De veren van de legerauto kreunen tijdens het nemen van de haarspeldbochten. De afgeladen auto klimt moeizaam omhoog over de met sneeuw bedekte weg. Nog houdt de ochtendschemering de prachtige besneeuwde bossen van de Elzas in zijn grauwe sluier gevangen, maar desondanks kan men al iets zien van de lieflijke omgeving. Er hangt een bijna serene stilte over de bergen en dalen met hun sneeuwbeladen hoge, bijna zwarte dennen en veel lichtere loofbomen. Een stilte die alleen wordt verstoord door de zwoegende motor van de wagen, waarin politieke gevangenen tegen elkaar aangeperst staan en door het lichtere geluid van de kleine bestelauto met zwaar bewapende SS'ers, die op korte afstand volgt.

    Elke keer als de voorste auto in een van de bochten overhelt, betekent dit een kwelling voor degenen die het volle gewicht van hun kameraden tegen zich aangedrukt krijgen. Een van de gevangenen zakt langzaam door zijn knieën, niettegenstaande hij volkomen klem staat tussen de anderen in. Gelijk sluit zich de ruimte boven hem. Dan trapt iemand op hem en hij begint te schreeuwen. Met veel moeite trekt iemand de man omhoog en bezweert hem te blijven staan. Iedereen vecht nu om een beetje zuurstof. Na enige tijd glijdt de man weer weg. Zijn schreeuwen wordt zwakker en eindigt met gerochel. Daarna stilte.

    De auto's zijn nu hoog genoeg geklommen om het dorpje Natzweiler, tegen de bergwand aan te zien liggen. Vanaf deze afstand is het net een speelgoeddorpje. Beide auto's nemen nog een laatste steile helling en stoppen nu voor de ingangspoort van het concentratiekamp Natzweiler. De SS'ers springen uit de bestelwagen en vormen een keten om de legerauto. Nu pas wordt deze opengegooid. De karabijnen zijn in de aanslag gebracht. Stemmen brullen:"Alles raus. Schnell aussteigen. Los, rührt Euch da drinnen!" Wij klauteren zo snel mogelijk de wagen uit. Een van ons is achtergebleven en wordt door een SS'er naar buiten geschopt. Hij komt echter weer bij en sluit zich, wat onzeker op zijn benen, bij de rest aan.

    Het is hier gemeen koud. Er ligt bijna een meter sneeuw. Deze koude is des te gevoeliger, omdat wij bezweet en half gestikt uit de benauwde ruimte komen. Mijn kleren voelen klam aan en plakken op mijn huid. De koude wind doet mij huiveren en ik knoop mijn dunne colbert zo hoog mogelijk dicht. "In Fünferreihen!" luidt het kommando. Wij hebben ons al automatisch opgesteld. Tenslotte zijn wij Buchenwalders oude lagerrotten, die weten hoe zij zich moeten gedragen om de minst mogelijke moeilijkheden te krijgen. Wij worden nu geteld. "Alles stimmt!" Wij staan met ons gezicht naar de poort, die zo dadelijk zal openzwaaien en waarachter ons nieuwe leven of onze dood wacht.

    De ingangspoort tot het kamp is primitief en haalt het niet bij het imposante Tor van Buchenwald met zijn smeedijzeren hek. De poort van Natzweiler bestaat in feite alleen maar uit hoge rechtopstaande en dwarsliggende houten palen en balken met in het midden hoge openslaande deuren. Aan de buitenzijde bevinden zich kleine doorgangen. Deze houten constructie is aan alle kanten afgezet met prikkeldraadversperringen. Ondanks de primitieve constructie maakt het geheel toch wel een solide indruk. Rechts van de ingangspoort staat een houten wachttoren, waarvan het dak net boven de poort uitkomt.
    Bovenaan "das Tor" lees ik: KONZENTRATIONSLAGER STRUTHOF - NATZWEILER

    De middelste deuren zwaaien open en wij marcheren "im Gleichschritt" door de poort, die gelijk achter ons wordt gesloten. Wij staan nu in het gevreesde vernietigingskamp te wachten op verdere instructies. Gedurende de tijd, dat de SS-Transportführer zijn lading gevangenen officieel aan de Kampleiding van Natzweiler overdraagt, hebben wij even de tijd om onze nieuwe omgeving op te nemen.

    Onder mij ligt - terwijl op de achtergrond als haast onwezenlijke tegenstelling de prachtige bergen als schitterend, natuurlijk decorum torenen - het barakkenkamp van de slaven van Natzweiler als een oord der verdoemdheid, dat door zijn typisch trapsgewijze bouw sterke associaties opwekt aan een als in een nachtmerrie vervormd fragment van een amfitheater uit de oudheid.

    Welk een opmerkelijke bouw ! Imposant en deprimerend tegelijk. De barakken - ik tel er negentien - liggen tegen de steile noordwand van de berg aangedrukt, half onder de sneeuw verscholen. In feite bestaat het kamp uit één gigantische trap. Elke trede: een breed plateau, aan weerszijden geflankeerd door een barak. De plateaus bedekt met een glinsterende, vastgestampte sneeuwlaag en onderling weer verbonden door stenen treden. De geheel uit hout opgetrokken wachttorens – Miradors - zoals de Fransen deze noemen, staan op ca. vijftig meter afstand van elkaar achter een dubbele prikkeldraadomheining met de isolatoren voor de hoogspanningsdraden. In elk van deze door SS bemande houten stellages, is bovenin een opening met omloop. In het midden daarvan staat een schijnwerper op het kamp gericht terwijl de mitrailleurs met hun dreigende lopen alle delen van het gevangenenlager onder vuur kunnen nemen.

    De barakken lijken, ruw geschat, ca. vijftig meter lang en de breedte varieert tussen de zeven en tien meter. Achter de barakken, helemaal in de diepte, staat het crematorium. De schoor steen rookt. Aan de rechterzijde van het bovenste plateau bevindt zich de keuken. Het kamp lijkt op dit ogenblik volkomen uitgestorven, want iedereen is aan het werk en wij zijn gedurende de arbeidstijd aan gekomen. Op de appelplaats staat de galg. Vanuit mijn hoge plateau kan ik nog net een glimp hiervan opvangen. Ik krijg geen gelegenheid om nog meer waarnemingen te verrichten, want een stem schreeuwt: "Zugänge sofort zur Desinfektion!". Wij moeten een in zebrapak gestoken Kapo volgen, die voor ons de stenen treden afloopt en ons naar het badlokaal brengt. Hier moeten wij ons spiernaakt uitkleden. Alles moet hier worden achter gelaten. Niets, niet eens onze levensmiddelen mogen wij behouden. Er wordt in onze mond gekeken en zelfs in ons rectum of wij toch niet iets het kamp willen binnensmokkelen. Daarna moeten wij met de armen omhoog en de vingers gespreid naar een aan grenzende ruimte lopen, waar wij worden kaal geschoren en gedesinfecteerd.

    Vervolgens mogen wij onder de lauwe douche. Na het baden ontvangen wij onze kampkleding, die bestaat uit min of meer afgedragen burgerkleding. Voetlappen en houten schoenen vervolmaken het geheel. Aansluitend hierop worden wij naar Block 15 overgebracht. Dit is het "Zugängeblock" waar wij de eerste dagen zullen moeten doorbrengen. Onze blokoudste heet Adolf Julanowitz, Adolf... net alsof ik deze naam eerder heb gehoord- is een B.V-er (Berufsverbrecher) en schijnt een mislukte mengeling van een Duitser en een Pool te zijn. Ik had reeds tot mijn ongerustheid opgemerkt, dat Natzweiler een "groen" kamp is, want ook de Kapo droeg een groene driehoek. Dit belooft voor ons "politieken" niet veel goeds.

    De Blockälteste bekijkt ons allen met minachting en maakt ons duidelijk, dat Natzweiler iets heel anders is dan het "sanatorium Buchenwald". "Ihr seid alle N.N. Häftlinge und was das bedeutet, wird Euch bald klar sein!" bijt hij ons toe, terwijl hij met de handen in de zij voor ons heen en weer paradeert. Hij vervolgt zijn toespraak met ons te vertellen, dat wij geen brieven mogen schrijven en ook geen pakjes mogen ontvangen. Wij zouden voor de wereld "verschollen" blijven. Ziek worden zou betekenen, dat wij "durch den Kamin" zouden gaan, want zo zegt hij: "Kranke gibt es nicht in Natzweiler. Merkt Euch das!" Daarom is het "äusserst wichtig" dat wij de "Sauberkeit" in acht zouden nemen, maar vooral dat wij ons zouden onderwerpen aan de strenge kampdiscipline. Over het "Mützen auf und ab" en het gedrag tijdens het appel behoeft hij ons niets te leren, want wij oud-Buchenwalders "wissen Bescheid". Onze eerste maaltijd bestaat uit een halve liter "Topinambour". Dat is een vieze brei van een bepaald soort aardperen, paarsbruin van kleur, die zo verschrikkelijk stinkt, dat de hele barak gelijk vergeven is. Wij hebben toch al niet veel trek, want wij hadden in de trein het levensmiddelenpakket van Otto vrijwel soldaat gemaakt, dus laten de meesten hun portie onaangeroerd.

    Mede hierdoor kan vrijwel ieder, die dit wil, "Nachschlag" krijgen. Degenen, die voor het eerst dit spul hadden opgegeten, zouden 's nachts verrekken van de pijn in hun buik en zouden met de onvervalste en enig echte "Scheisserei" kennis maken. Na het feestmaal worden door de "Blockälteste" het rode driehoekje met een zwarte "H" erin uitgereikt samen met ons kampnummer. Ik krijg het nummer 7782. Een en ander moet "model" op het jasje worden genaaid. En dan komt de grote verrassing!

    Wij krijgen een bus rode verf en een verfkwast en moeten elkaars kleren beschilderen. Op de rug - de Blockälteste doet het ons voor - twee diagonale strepen in de vorm van een kruis en in de linker en rechter openingen van dit diagonale kruis twee maal een reusachtige letter "N". De mouwen moeten eveneens boven op de manchet met rode verf worden beschilderd in de vorm van een band. De broek moet langs de buitennaden van een dikke rode verfstreep worden voorzien, terwijl even boven kniehoogte de letter "N" op beide broekspijpen wordt geschilderd. Als "finishing touch" wordt nu ook nog de muts van een rood kruis voorzien. Vanaf dit ogenblik zijn wij nu de getekenden in het lager en op honderden meters afstand te herkennen als NN-gevangenen.

    Nadat alle werkzaamheden zijn gedaan is het al avond. Wij krijgen nu een halve liter surrogaatkoffie en ca. driehonderdvijftig gram brood met een staafje margarine en een lepel "Ersatz- marmelade". Na de maaltijd wordt nog eens gecontroleerd, of iedereen zijn naai- en schilderwerk op de juiste wijze heeft volbracht. Daarna gaan wij slapen. Het is ijzig koud in de slaapzaal, maar door de vermoeienis van het transport en van alle indrukken, die ik die dag heb opgedaan, val ik gauw in slaap.

    Om zes uur de volgende ochtend is het opstaan. Met ontbloot bovenlijf gingen wij naar het waslokaal en wasten ons in ijskoud water. De Stubendienst zag toe, dat ieder zich hieraan hield. Hierna kleedden wij ons aan. De verf was nu opgedroogd op onze kleding en maakte, dat deze nog onplezieriger zat dan voorheen. Wij kregen allen een halve liter "Pfefferminztee". Hierna was het appel. Wij moesten ons vóór het blok opstellen in "Fünferreihen" op één van de plateaus. Het zogenaamde "Frühappell" nam ongeveer een half uur in beslag. Duizenden Nazi-slaven stonden in het felle licht van de schijnwerpers gevangen. Ons blok stond op één van de laagste plateaus en daardoor kon ik, mijn lengte ten spijt, alleen maar de ruggen zien van de gevangenen voor ons, die als silhouetten tegen de, door het flauwe schijnsel van de maan verlichte hemel, afstaken. Zij vormden aldus een enorme muur, die zelfs het uitzicht op de hoge met sneeuw bedekte bergen belette. Zo nu en dan ging de maan geheel schuil achter de sluiers van de dichte nevel - die zoals wij nog zouden merken - vrijwel elke morgen en ook tegen de avond, als de zon onderging, bezit nam van het kamp.

    Na het appel klonk door de luidsprekers "Arbeitskommandos antreten!" en de vele duizenden gevangenen liepen in moordend tempo de steile "Lagerstrasse" naar boven om zich bij hun Kapo's te voegen. Alles ging hier in de looppas. Wandelen of gewoon lopen was verboden! Voorts viel het ons op hoe verschrikkelijk gedisciplineerd iedereen was. Het was als een leger. Binnen de kortst mogelijke tijd stond alles in "Fünferreihen". De vele Kapo's inspecteerden de rijen van hun mannen en meldden zich bij de SS bij de poort, waarna zij na een korte telling en inspectie met hun commando's naar buiten mochten marcheren, het kamp uit. Binnen enkele minuten waren de vele duizenden gevangenen door de poort verdwenen.

    Wat binnen het kamp overbleef waren slechts wat kleinere commando's, die in diverse gebouwen en barakken verdwenen en wij - de Zugänge - die nog geen arbeidscommando hadden en dus nog voor ons Block stonden opgesteld.

    Adolf - onze blokoudste - was intussen naar boven gelopen en kwam na enige tijd terug, begeleid door een SS-officier en een bars uitziende "Häftling" met een groene driehoek en een zwarte band om zijn linkerbovenarm. Hierop stond het beruchte woord "KAPO". De SS-officier bekeek onze groep met kennelijke minachting en een "Stahlblick made in Germany" : "Also Ihr seid die dämlichen Weihnachtsmanner die uns das Erholungsheim Buchenwald geschickt hat...". Zo begon deze zijn warme welkomswoord en vervolgde: " Wenn Ihr traurige Illegalitätsfimmel meint, dass es sich hier um eine touristische Sehenswürdigkeit handelt und dass hier nicht gearbeitet werden soll dann lass ich Euch alle hops gehen. Wenn Ihr versucht abzuhauen, dann schiess ich Euch höchst persönlich ein paar Löcher in die Tapete! Habt Ihr das kapiert, Ihr Dusel?" En zich tot de Kapo wendend, zei onze "gastheer" vervolgens: "Also wenn Sie nicht zu müde sind dann hauen Sie gefälligst bald ab mit diesem Sauhaufen."

    De Kapo richtte zich nu tot ons: "Mitkommen im Laufschritt. Ich werde Euch Vögel schon auf Vordertrab bringen, verlasst Euch darauf." Wij deden ons best om de Kapo bij te houden toen deze in een moordend tempo de gladde, zeer steile "Lagerstrasse" oprende, maar het lukte niemand van ons. De reden was, dat wij van die vervloekte houten schoenen aanhadden die totaal geen grip hadden op de spekgladde ondergrond van bevroren sneeuw. De Kapo droeg leren laarzen met zware ijzers aan hakken en zolen. Wij gleden om de haverklap uit en lagen languit op de grond maar na veel inspanning en wat vertraging waren wij toch boven bij de poort aangekomen. Wij allen waren bekaf en buiten adem. De Kapo bekeek ons grimmig: "Das muss in Zukunft schneller. Viel schneller!", schreeuwde hij.

    Nadat wij in "Fünferreihen" stonden aangetreden, liep hij naar een SS-bewaker bij de poort en schreeuwde: "Kapo Gärtnerei mit siebenundsiebzig Zugängen meldet sich zur Arbeit!". De SS-er opende de poort en wij marcheerden met de Kapo het kamp uit. Na een korte maar stevige mars - het ging bergaf - arriveerden wij in de "Gärtnerei". Enkele van ons - waaronder ikzelf - kregen een kruiwagen in de hand gedrukt. Anderen moesten met mestvorken de kruiwagens tot aan de rand met mest vullen waarna de tocht naar de grote tuin voerde waar de mest op een afgebakende plaats moest worden gedeponeerd. Alles in looppas, dat sprak vanzelf.

    Wij hadden de twijfelachtige eer om de enorme tuin, behorende bij het riante huis van de kampcommandant, van mest te voorzien. Omdat de tuin van de kampcommandant in de hoogte lag en de "Gärtnerei" in de diepte, betekende dit, dat wij met de volle kruiwagens steeds de vrij steile helling op moesten, in looppas. Als niet alles stijfbevroren en dus spiegelglad was geweest en wij niet die vervloekte houten schoenen waar de ijsklompen aan bleven kleven hadden behoeven te dragen, dan was dit toch wel een zeer zwaar karwei geweest, maar...te doen. Onder deze omstandigheden echter werd het een wanhopige onderneming. Wij gleden doorlopend op de gladde helling uit en menige keer kiepte de volgeladen mestkar nog om ook.

    Iemand van ons riep nog in zijn aandoenlijke onschuld en argeloosheid tegen de Kapo dat het veel te glad was. "Rede kein Blech", luidde het subtiele antwoord van de criminele intellectueel, gevolgd door: "Los Mensch, los, mach bloss weiter und schlaft mir ja nicht ein, Ihr müden Hampelmänner!" Het gebrul en het slaan en schoppen van de Kapo was dan ook niet van de lucht en tegen de avond zagen wij er allemaal wat gehavend uit en waren wij lichamelijk gebroken.

    's Avonds na het eten in het Block maakten wij kennis met de Hollanders die al vele maanden eerder als "NN-ers" naar Natzweiler waren getransporteerd en die de beruchte Natzweiler winter al in zijn grimmigheid ten volle hadden meegemaakt. Deze mannen zagen er als geheel, beduidend slechter uit dan wij, die uit Buchenwald kwamen. Men kon aan hun getekende, sterk verweerde, gezichten zien, dat zij een keihard en primitief bestaan moesten leiden. In Natzweiler was het werk immers niet gericht op rendement, maar op uitroeiing. En dan het klimaat! Het weer in Natzweiler was moordend en zelfs 's nachts onder de dekens kon ik niet echt warm worden. Misschien was Buchenwald inderdaad een "Erholungsheim" vergeleken bij Natzweiler. Onze werkzaamheden in de "Gärtnerei" zijn bijna een volle week aan de gang. Uiteraard doen wij ook andere dingen als met mestkarren rijden en wij staan weer in "Fünferreihen" aangetreden op het plateau voor ons blok,om het "Frühappell" mee te maken... Het duurt lang, voordat de SS de gevangenen van elk blok heeft geteld. Schijnbaar klopt de telling niet. Na het appel moeten wij nu weer aantreden. Een SS'er komt ons inspecteren en schrijft van een tiental gevangenen de nummers op. Ook van mij. Hierna moeten allen van wie de nummers werden opgeschreven blijven staan, de rest gaat met de Kapo "Steinbruch" mee.

    Wij lopen met ons tienen achter de SS'er aan, die ons gelast om bij een andere groep gevangenen te gaan staan. Voornamelijk Fransen. Onze groep is nu vijfenzeventig man sterk. Van de Fransen horen wij, dat wij op transport gaan naar het buitencommando Cernay. Ik vind het niet erg om van het grimmige Natzweiler voorlopig afscheid te nemen en met die gedachten, marcheer ik, na nog geen week in het hoofdlager te zijn geweest, weer de poort uit, het onbekende tegemoet.

    Definitielijst

    capitulatie
    Overeenkomst tussen strijdende partijen met betrekking tot de overgave van een land of leger.
    Kapo
    Een Kapo was een gevangene in een concentratiekamp van nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog, die als taak had op de andere gevangenen toe te zien. Een Kapo moest voor de SS het werk van de gevangenen begeleiden en hij was verantwoordelijk voor hun resultaten.
    Nacht und Nebel
    Nacht und Nebel (NN), oftewel Nacht en Nevel, was een speciale strafklasse die de 'Chef des Oberkommando der Wehrmacht' veldmaarschalk Wilhelm Keitel in opdracht van Adolf Hitler tijdens de Tweede Wereldoorlog liet instellen om verzetsmensen spoorloos te laten verdwijnen.
    Nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.
    onderduiken
    Het verstoppen voor de vijand.
    regiment
    Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.
    SS'er
    Lid van de in 1925 in Duitsland opgerichte paramilitaire organisatie binnen de nazipartij, oorspronkelijk de persoonlijke lijfwacht van Hitler. De groepering groeide uit tot wat de nazi's beschouwden als een elite-eenheid. De SS had haar eigen kentekens, uniformen en militaire rangen. Het symbool van de SS bestaat uit een gestileerde, dubbele bliksemschicht, de zogenaamde Sig-rune.
    vernietigingskamp
    Kamp waar tijdens de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen (voornamelijk Joden en zigeuners) door de SS werden geliquideerd door middel van vergassing. Auschwitz, Treblinka en Majdanek zijn drie voorbeelden van vernietigingskampen.

    Afbeeldingen

    Donald Earl Bamberg in 1940 en in 2010 Bron: Familie Bamberg.
    Op de appelplaats staat de galg Bron: Familie Bamberg.
    Twee maanden in het "Oranjehotel" in Scheveningen Bron: Familie Bamberg.
    Dora-Mittelbau, een subkamp van Buchenwald, waar V1 en V2 werden samengesteld Bron: Familie Bamberg.
    "In Gross-Rosen gaf ik even de moed op" Bron: Familie Bamberg.

    Informatie

    Geplaatst door:
    Leo G. Lensen
    Geplaatst op:
    23-02-2016
    Laatst gewijzigd:
    26-12-2018
    Feedback?
    Stuur het in!

    Gerelateerde boeken

    Don Bamberg
    Dossier NN