De geallieerden maakten tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruik van niet minder dan 202 troepentransportschepen. In bijna alle gevallen waren dit aangepaste passagiersschepen. Het ombouwen van een passagiersschip tot een troepentransportschip bestond feitelijk uit niet meer dan het verwijderen van overbodige luxe zoals meubilair, ornamenten en versieringen en het aan boord brengen van reddingsvlotten, houten kooien en hangmatten zodat de passagierscapaciteit zo groot mogelijk werd. Verder werd bewapening aan boord geplaatst in de vorm van enkele kanonnen en luchtafweermitrailleurs. De bruggen, stuurhuizen, kompas- en kaartenkamers werden versterkt met staal en beton. Als laatste werden de schepen in marinegrijs, zwart of camouflagekleuren overgeschilderd. De schepen varieerden van het Royal Mail Ship (RMS) Queen Elizabeth van de Cunard Line van 83.673 ton tot de 1.188 ton grote Perak van de Straits Steamship Company. Van deze troepentransportschepen werd een zware tol geëist en niet minder dan 56 gingen er door oorlogshandelingen verloren. De grootte van de tot zinken gebrachte troepentransportschepen varieerde van het 42.348 ton metende RMS Empress of Britain van de Canadian Pacific Steamship Company, het grootste tot zinken gebrachte schip tijdens de Tweede wereldoorlog, tot de 1.961 ton metende Lafonia van Elder Dempster Ltd.
De troepentransportschepen in Britse dienst werden ingehuurd door het Ministry of Shipping. Op 1 mei 1941 ging dit ministerie, samen met het Ministry of Transport, op in het British Ministry of War Transport (BMWT). De chartercontracten die werden aangegaan, waren voor onbepaalde tijd omdat het ministerie niet kon voorzien hoe lang de oorlog zou gaan duren. Op 1 juli 1940 was in Londen het Netherlands Shipping & Trading Committee (NSTC), of de Nederlandse Scheepvaart en Handelscommissie, opgericht. Deze commissie zag toe op de Vaarplichtwet, een wet die Nederlandse zeelieden verplichtte in oorlogstijd door te varen aan boord van hun eigen schip of een ander geallieerd vaartuig. Bij iedere Nederlandse zeeman stond de NSTC al snel bekend als de Shipping. Nederlandse schepen die uit hadden kunnen wijken naar Engeland werden ingeschreven bij de NSTC. Het Ministry of Shipping en het Ministry of War Transport huurden in 1940, 1941 en 1942 in totaal achttien Nederlandse passagiersschepen in, naast de vele tientallen Britse en andere buitenlandse schepen. Van deze achttien Nederlandse schepen zouden er zeven tijdens de oorlog verloren gaan.
De achttien Nederlandse troepentransportschepen in Britse dienst waren afkomstig van vijf verschillende rederijen:
Holland Amerika Lijn (HAL):
ss Nieuw Amsterdam
ss Pennland
ss Volendam
ss Westernland
Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij (KNSM):
ss Costa Rica
Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM):
ms Boissevain
ss Nieuw Holland
ss Nieuw Zeeland
ms Ruys
ms Tegelberg
Rotterdamsche Lloyd:
ms Dempo
ms Indrapoera
ms Sibajak
ss Slamat
Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN):
ms Christiaan Huijgens
ss Johan de Witt
ms Johan van Oldenbarnevelt
ms Marnix van St. Aldegonde
ss Nieuw Amsterdam
Bouwwerf: | Rotterdamsche Droogdok Maatschappij, Rotterdam | |
Op stapel gezet: | 3 januari 1936 | |
Te water gelaten: | 10 april 1937 | |
Opgeleverd: | 23 april 1938 | |
Grootste lengte: | 219,61 meter | |
Grootste breedte: | 26,91 meter | |
Diepgang: | 7,28 meter | |
Waterverplaatsing: | 36.287 ton | |
Machine-installatie: | 2 x 4 Parsons stoomturbines | |
Machinevermogen: | 34.620 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 21,5 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 556 1e klasse, 455 2e klasse en 209 3e klasse passagiers |
Het dubbelschroefstoomschip Nieuw Amsterdam was met een waterverplaatsing van ruim 36.000 ton het grootste Nederlandse troepentransportschip. Het werd als vlaggenschip gebouwd voor de Nederlandsche-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij uit Rotterdam, die beter bekend stond als de Holland Amerika Lijn (HAL). Het schip werd van 9 november tot 22 december 1940 te Singapore verbouwd tot troepentransportschip. Hierbij werd accommodatie gecreëerd voor 1,933 passagiers in kooien en 2.159 opvarenden in hangmatten. De muziekzaal en de rooksalon van de toeristenklasse, de leeszaal 3e klasse en de bibliotheek werden ingericht als hospitaalruimten. Het schip kreeg een 15cm en een 7,5cm kanon en een zestal luchtafweermitrailleurs aan boord. De Nieuw Amsterdam werd vanaf 24 december 1940 als troepentransschip ingezet. Het omgebouwde passagiersschip vervoerde tussen 24 december 1940 en 8 april 1946, toen het door het British Ministry of War Transport vrijgegeven werd, 323.267 geallieerde manschappen. Volgens de charterovereenkomst werd de Nieuw Amsterdam alleen ingezet op de Indische Oceaan en op de Stille Oceaan.
Vanaf augustus 1947 werd de Nieuw Amsterdam in Rotterdam weer in de originele staat teruggebracht en ingezet als passagiersschip. In 1961 werd het schip gemoderniseerd bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij en ingericht als cruiseschip. Op 7 december 1973 ving het ss Nieuw Amsterdam haar laatste cruisevaart aan en kwam tien dagen later terug. Enkele dagen later werd het schip opgelegd te Port Everglades bij Fort Lauderdale in Florida en op 9 januari 1974 voor sloop verkocht aan Nan Fong steel Enterprise Ltd te Kaohsiung, Taiwan.
ss Pennland
Bouwwerf: | Harland & Wolff Ltd., Belfast, Groot Brittannië | |
Op stapel gezet: | november 1913 | |
Te water gelaten: | 17 november 1920 | |
Opgeleverd: | 25 mei 1922 | |
Grootste lengte: | 183 meter | |
Grootste breedte: | 20,66 meter | |
Waterverplaatsing: | 16.381 ton | |
Machine-installatie: | 3 x triple expansie stoommachines met LP turbines | |
Machinevermogen: | 12.200 pk | |
Maximale snelheid: | 16 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 538 passagiers |
De Pennland werd in 1922 opgeleverd als Pittsburgh aan de International Navigation Company te Liverpool. Op 13 januari 1926 werd de naam veranderd in Pennland. In 1935 werd het stoomschip verkocht aan de Red Star Linie te Hamburg, Duitsland en onderhield, samen met de Westernland, een verbinding tussen Antwerpen en New York. Op 3 juni 1939 nam de HAL het schip over, maar het bleef op dezelfde lijndienst actief, maar dan onder Nederlandse vlag. De Pennland werd van 13 juli tot 28 augustus 1940 te Liverpool verbouwd tot troepentransportschip. Tijdens de evacuatie van het Britse expeditieleger uit Griekenland werd het schip, op weg van Kreta naar Megara, op 25 april 1941, door Duitse bommen zwaar beschadigd. Het schip was niet meer te redden en werd door de Britse torpedobootjager HMS Griffin met kanonvuur tot zinken gebracht. Bij de aanval op ss Pennland waren vier doden te betreuren.
ss Volendam
Bouwwerf: | Harland & Wolff Ltd., Glasgow, Groot Brittannië | |
Te water gelaten: | 6 juli 1922 | |
Opgeleverd: | 12 oktober 1922 | |
Grootste lengte: | 175,26 meter | |
Grootste breedte: | 20,42 meter | |
Diepgang: | 9 meter | |
Waterverplaatsing: | 15.434 ton | |
Machine-installatie: | 2 x stoomturbines | |
Machinevermogen: | 8.000 pk | |
Maximale snelheid: | 15 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 263 1e klasse, 436 2e klasse en 200 3e klasse passagiers |
Het dubbelschroefstoomschip Volendam werd bij Harland & Wolff te Schotland gebouwd voor de maildienst van de HAL. Op 30 augustus 1940 werd het ss Volendam, varende in konvooi OB-205 van Liverpool naar de Verenigde Staten, getorpedeerd door de Duitse onderzeeboot U-60. De Volendam onder kapitein Wepster was toegewezen aan het Child Evacuation Program en vervoerde 879 mensen, 273 bemanningsleden, 320 kinderen met hun begeleiders en 286 andere passagiers. De Volendam werd getroffen door een torpedo op ongeveer 200 mijl ten westen van Bloody Foreland. De torpedo sloeg in het eerste schot en maakte een gat van zestien bij tien meter. Spoedig was het nodig om het schip te verlaten en de opvarenden werden gered door drie andere, Britse schepen van het konvooi: het stoomvrachtschip Bassethoundkennel en de stoomtankers Valldemosa en Olaf Fostenes. De passagiers werden teruggebracht naar Groot-Brittannië. Het enige slachtoffer was een bemanningslid, die verdronk toen hij overboord viel. De Volendam werd op sleeptouw genomen door de sleepboot HMS Salvonia en aan de grond gezet bij het eiland Bute. Later werd het schip gelicht en gerepareerd bij Cammell Laird te Liverpool. Eenmaal in een droogdok opgenomen bleek dat een tweede torpedo in haar boeg niet was geëxplodeerd. Van 14 april tot 3 juli 1941 werd het schip op de werf te Liverpool verbouwd tot troepentransportschip en vervoerde tijdens de oorlog 132.551 geallieerde troepen. Na de oorlog werd het schip gecharterd door de Nederlandse regering om troepen naar Nederlands Oost-Indië te brengen en emigranten naar Australië en Canada te vervoeren. In september 1948 kwam het schip terug bij de HAL. Op 13 november 1951 werd het schip opgelegd in Rotterdam en op 3 februari 1952 voor sloop verkocht aan Frank Rijsdijks Industriële Ondernemingen te Hendrik-Ido-Ambacht.
ss Westernland
Bouwwerf: | Harland & Wolff Ltd., Belfast, Groot Brittannië | |
Op stapel gezet: | 13 november 1913 | |
Te water gelaten: | 19 april 1917 | |
Opgeleverd: | december 1918 | |
Grootste lengte: | 183,1 meter | |
Grootste breedte: | 20,66 meter | |
Waterverplaatsing: | 16.479 ton | |
Machine-installatie: | 2 x triple expansie stoommachines met LP turbines | |
Machinevermogen: | 12.200 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 16,5 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 538 passagiers |
De Westernland werd in 1918 als Royal Mail Ship (RMS) Regina opgeleverd aan de British & North Atlantic Steam Navigation Company te Liverpool. In 1930 werd het schip door F. Leyland & Co. te Liverpool, die sinds maart 1922 de nieuwe eigenaar van het schip was, omgedoopt tot Westernland. De Westernland werd in 1935 verbouwd tot zogenaamd éénklasse-passagiersschip toen het overgenomen werd door de Red Star Linie uit Duitsland, die het net als de Pennland, inzette op de lijn Antwerpen-New York. In maart 1939 nam de HAL het schip over en zette het de lijndienst voort onder Nederlandse vlag. Op 11 mei 1940 werd het schip in Falmouth door de Koninklijke Marine gevorderd en als logementsschip ingezet voor uit Nederland afkomstig marinepersoneel. Op 12 juli 1940 werd Hr. Ms. Westernland overgedragen aan het Britse Ministry of War Transport en in Liverpool omgebouwd tot troepentransportschip. Het schip begon in die hoedanigheid haar eerste reis op 31 augustus 1940. Op 29 januari 1943 werd het troepentransportschip verkocht aan de British Admiralty om te worden verbouwd tot werkschip ten behoeve van torpedobootjagers. Deze verbouwing ging echter niet door en op 5 november 1945 werd het schip opgelegd in Blackwater bij Londen. In oktober 1946 werd de Westernland verkocht aan de rederij South Georgia Co. om te worden verbouwd tot walvisvaarder, maar ook deze plannen vonden geen doorgang. Op 15 juli 1947 werd het schip uiteindelijk voor sloop verkocht aan de British Iron & Steel Corporation te Northumberland.
ss Costa Rica
Bouwwerf: | Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam | |
Opgeleverd: | 1 oktober 1910 | |
Grootste lengte: | 138,78 meter | |
Grootste breedte: | 16,86 meter | |
Waterverplaatsing: | 8.069 ton | |
Machine-installatie: | 2 x quadriple expansie stoommachines | |
Machinevermogen: | 6.500 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 14,5 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 101 1e klasse, 74 2e klasse en 140 3e klasse passagiers |
Het dubbelschroefstoomschip Costa Rica werd in oktober 1910 als ss Prinses Juliana opgeleverd aan de Stoomvaart Maatschappij Nederland te Amsterdam. In 1930 werd het schip overgenomen door de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij, die eveneens in Amsterdam gevestigd was. Na aankoop werd het schip ingrijpend verbouwd op de werf van Wilton`s Machinefabriek & Scheepswerf te Schiedam. De nieuwe waterverplaatsing bedroeg 8.672 ton en de passagierscapaciteit werd teruggebracht tot 254 passagiers, maar deze beschikten vanaf dat moment over een veel grotere luxe. Van 22 september tot 13 december 1940 werd het schip te Liverpool verbouwd tot troepentransportschip. Tijdens Operatie Demon, de evacuatie van het Britse expeditieleger uit Griekenland, werd het ss Costa Rica op 27 april 1941 door Duitse bommenwerpers aangevallen en kreeg twee indirecte treffers aan bakboord. De Britse troepen en de bemanning werden aan boord genomen van Britse torpedobootjagers terwijl de Costa Rica in zinkende toestand achterbleef. In de namiddag verdween het Nederlandse passagiersschip in de golven van de Middellandse zee.
ms Boissevain
Bouwwerf: | Blohm & Voss, Hamburg, Duitsland | |
Op stapel gezet: | 1 september 1936 | |
Te water gelaten: | 3 juni 1937 | |
Opgeleverd: | 1 december 1937 | |
Grootste lengte: | 164,5 meter | |
Grootste breedte: | 22 meter | |
Waterverplaatsing: | 14.285 ton | |
Machine-installatie: | 3 x 8-cilinder Sulzer dieselmotoren | |
Machinevermogen: | 10.800 pk | |
Aantal schroeven: | 3 | |
Maximale snelheid: | 17 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 115 1e klasse, 84 2e klasse en 179 3e klasse passagiers |
Het motorschip Boissevain werd in 1937 opgeleverd aan de Koninklijke Paketvaart Maatschappij en kreeg als thuishaven Batavia op Java in Nederlands Oost-Indië. Het schip werd van 12 juli tot 20 augustus 1942 te Glasgow verbouwd tot troepentransportschip. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vervoerde het ms Boissevain 73.987 geallieerde militairen. Na de oorlog ging het schip weer terug naar de KPM die het vanaf 1 juli 1947 inzette bij de Koninklijke Java-China Paketvaart Lijnen, een dochter van de KPM, die gevestigd was in Amsterdam. Op 29 januari 1968 kwam het ms Boissevain bij Kaap Daio, op de oostkust van Japan, in aanvaring met het Japanse motorschip Hokko Maru. Hierbij kwam het Japanse schip tot zinken. Enkele maanden later werd de beschadigde Boissevain voor sloop verkocht aan de Shin Fa Steel Manufacturing Co. te Kaohsiung, Taiwan.
ss Nieuw Holland
Bouwwerf: | Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam | |
Te water gelaten: | 17 december 1927 | |
Opgeleverd: | april 1938 | |
Grootste lengte: | 164,72 meter | |
Grootste breedte: | 19,12 meter | |
Waterverplaatsing: | 10.903 ton | |
Machine-installatie: | 4 x Parsons stoomturbines | |
Machinevermogen: | 7.500 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 15 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 123 1e klasse en 50 3e klasse passagiers |
De Nieuw Holland was een vracht- en passagiersschip van de KPM en werd van 10 augustus tot 18 september 1940 te Sydney in Australië verbouwd tot troepentransportschip. Het schip werd vooral ingezet op de Indische Oceaan en later in de Middellandse Zee. Van juli tot november 1944 onderhield de Nieuw Holland een ferrydienst tussen Southampton en de Franse kust om troepen over te brengen. Op 23 februari 1946 werd het schip vrijgegeven door het British Ministry of War Transport en door de Nederlandse regering ingehuurd om troepen naar Nederlands Oost-Indië te vervoeren en vervolgens te repatriëren. Op 2 maart 1948 werd het schip vrijgegeven en kwam het terug onder de vlag van de KPM, die het in Hong Kong weer liet verbouwen tot vrachtpassagiersschip. Op 1 januari 1959 werd de Nieuw Holland voor sloop verkocht naar Hong Kong waar het schip op 8 maart van dat jaar arriveerde.
ss Nieuw Zeeland
Bouwwerf: | Rotterdamsche Droogdok Maatschappij, Rotterdam | |
Te water gelaten: | 1 mei 1927 | |
Waterverplaatsing: | 10.906 ton | |
Machine-installatie: | 4 x Zoelly stoomturbines |
De Nieuw Zeeland was een zusterschip van de Nieuw Holland met vrijwel dezelfde technische gegevens en dezelfde passagierscapaciteit. Het schip werd eveneens in april 1928 opgeleverd aan de KPM. In 1935 werd de Nieuw Zeeland bij De Schelde te Vlissingen voorzien van Parsons stoomturbines omdat de bij de Maatschappij Voor Scheeps- & Werktuigbouw Fijenoord te Rotterdam onder licentie gebouwde Zoelly stoomturbines niet voldeden. Van 15 augustus tot 15 september 1940 werd de Nieuw Zeeland te Singapore verbouwd tot troepentransportschip. Het schip werd door de Britten ingezet op de Indische Oceaan en op de Middellandse Zee en doorstond Duitse en Italiaanse luchtaanvallen bij Kreta in mei 1941. Op 11 november 1942 was het schip leeg op de weg terug naar Gibraltar nadat er troepen op de Noord-Afrikaanse kust waren afgezet in het kader van Operatie Torch. Het schip werd door de Duitse onderzeeboot U-380 getorpedeerd en het zonk binnen een half uur. Van de opvarenden werden er 246 gered door de torpedobootjagers HMS Porcupine, HMS Albrington en Hr. Ms. Isaac Sweers. Veertien bemanningsleden kwamen om het leven.
ms Ruys
Bouwwerf: | Koninklijke Maatschappij De Schelde, Vlissingen |
Te water gelaten: | 3 juni 1937 |
Opgeleverd: | 25 september 1937 |
Passagierscapaciteit: | 82 1e klasse, 72 2e klasse en 500 tussendek passagiers |
Het motorschip Ruys was een zusterschip van de Boissevain en de Tegelberg en werd in 1938 opgeleverd aan de KPM. Het mailschip vertrok op 7 april 1938 uit Vlissingen en arriveerde op 12 mei van dat jaar te Tandjong Priok, de haven van Batavia, wat haar thuishaven zou worden. Van 10 april tot 10 mei 1942 werd de Ruys te Sydney verbouwd tot troepentransportschip. De Ruys werd vooral ingezet op de Middellandse Zee. Het ms Ruys vervoerde tijdens de Tweede Wereldoorlog 85.843 geallieerde troepen. Na de oorlog kwam het schip weer onder de vlag van de KPM die het vanaf 3 juli 1949 inzette voor de Koninklijke Java-China Paketvaart Lijnen. Tussen juni en 11 augustus 1961 werd de Ruys bij de Taikoo Dockyard & Engineering te Hong Kong gemoderniseerd en kreeg het capaciteit voor 115 1e klasse, 84 2e klasse en 179 3e klasse passagiers. In de zomer van 1968 werd het ms Ruys voor sloop verkocht aan de Tung Ho Steel Enterprise Co. te Kaohsiung, Taiwan. waar het schip op 13 september van dat jaar arriveerde.
ms Tegelberg
Bouwwerf: | Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam |
Te water gelaten: | 1937 |
Opgeleverd: | 5 maart 1938 |
De Tegelberg was een zusterschip van de Ruys en de Boissevain en had dezelfde passagierscapaciteit als het eerstgenoemde schip. Vanaf 1938 kreeg het nieuwe motorschip van de KPM Batavia als thuishaven. Het schip werd van 16 juni tot 28 september te Liverpool verbouwd tot troepentransportschip en was in die hoedanigheid vooral actief in het Middellandse Zeegebied. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vervoerde de Tegelberg 87.787 geallieerde militairen. Na de oorlog werd het ms Tegelberg weer in gebruik genomen door de KPM die het vanaf 30 juni 1947 inzette voor de Koninklijke Java-China Paketvaart Lijnen. Tussen 29 januari en 11 mei 1962 werd de Tegelberg bij de Taikoo Dockyard & Engineering te Hong Kong gemoderniseerd en kreeg het capaciteit voor 115 1e klasse, 84 2e klasse en 179 3e klasse passagiers. Begin 1968 werd het motorschip voor sloop verkocht aan de Victoria Steel Co. te Kaohsiung, Taiwan. Het schip arriveerde op 14 maart 1968 ter plaatse en werd aldaar tussen 20 juni en 11 september van dat jaar ontmanteld.
ms Dempo
Bouwwerf: | Koninklijke Maatschappij De Schelde, Vlissingen | |
Te water gelaten: | 27 juli 1930 | |
Opgeleverd: | 20 februari 1931 | |
Grootste lengte: | 175,07 meter | |
Grootste breedte: | 21,45 meter | |
Waterverplaatsing: | 16.979 ton | |
Machine-installatie: | 2 x 10-cilinder Sulzer/De Schelde dieselmotoren | |
Machinevermogen: | 14.000 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 18 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 277 1e klasse, 278 2e klasse, 70 3e klasse en 48 tussendek passagiers |
Het motorschip Dempo werd in 1931 opgeleverd aan de Rotterdamsche Lloyd. In september 1939 werd het schip opgelegd te Soerabaja op Java, maar op 2 juli 1940 weer in de vaart gebracht op de lijn Java-New York. Van 7 tot 21 maart 1941 werd het schip te Liverpool verbouwd tot troepentransportschip en ingezet tijdens konvooireizen op de Middellandse Zee. Op 17 maart 1944 was het schip als onderdeel van konvooi SNF 17 op weg van Napels naar Noord-Afrika. Tussen Algiers en Philippeville werd het schip getorpedeerd door de Duitse onderzeeboot U-371. De U-boot had eerst het vóór de Dempo varende Amerikaanse ss Maiden Creek getorpedeerd en de volgende torpedo trof de Dempo aan stuurboordzijde op het waterdichte schot tussen de ruimen 3 en 4. Hierdoor liepen beide ruimen vol en zonk het schip sneller weg dan werd verwacht. Gelukkig konden alle opvarenden worden gered door de escorteschepen. De Dempo had in drie jaar tijd 41.895 troepen aan boord gehad.
ms Indrapoera
Bouwwerf: | Koninklijke Maatschappij De Schelde, Vlissingen | |
Te water gelaten: | 21 maart 1925 | |
Opgeleverd: | 30 januari 1926 | |
Grootste lengte: | 154,79 meter | |
Grootste breedte: | 18,38 meter | |
Waterverplaatsing: | 10.678 ton | |
Machine-installatie: | 2 x 6-cilinder Sulzer dieselmotoren | |
Machinevermogen: | 7.000 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 15,5 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 139 1e klasse, 132 2e klasse en 68 3e klasse passagiers |
Van september 1931 tot april 1932 werd het motorschip Indrapoera van de Rotterdamsche Lloyd gemoderniseerd bij De Schelde. Het schip werd verlengd tot ruim 157 meter, kreeg twee nieuwe Sulzer/De Schelde dieselmotoren van totaal 9.000 pk en een nieuwe maximale snelheid van 17 knopen. De totale waterverplaatsing liep op tot 10.825 ton. Op 27 november 1933 werd het schip, afgemeerd aan de Lloyd-kade in Rotterdam, getroffen door brand. Het schip liep daarbij zware brand- en waterschade op en werd op de werf van Wilton Fijenoord te Schiedam gerepareerd. Het schip kreeg hierbij een nieuwe boeg en scherpere onderwaterlijnen. Van 10 augustus tot 10 september 1940 werd de Indrapoera in Liverpool verbouwd tot troepentransportschip. De Indrapoera werd tijdens de eerste jaren van de oorlog vooral ingezet op de Indische Oceaan, maar vanaf 1943 ook in de Middellandse Zee. Op 7 maart 1946 kwam het schip terug onder de vlag van de Rotterdamsche Lloyd en werd ingezet op de lijn Rotterdam-Batavia. In 1956 werd het schip verkocht aan een rederij in Panama die het doorverkocht aan de Italiaanse rederij Giacomo Costa Fu Andrea te Genua en omgedoopt in Asuncion. In dienst van verschillende Italiaanse rederijen kreeg het schip nog de namen Bianca C en Melanesien tot het in 1963 voor sloop werd verkocht aan het Italiaanse bedrijf Ariberto Bianchi te Cesa.
ms Sibajak
Bouwwerf: | Koninklijke Maatschappij De Schelde, Vlissingen | |
Op stapel gezet: | 13 maart 1926 | |
Te water gelaten: | 2 april 1927 | |
Opgeleverd: | 28 januari 1928 | |
Grootste lengte: | 161,54 meter | |
Grootste breedte: | 19,5 meter | |
Waterverplaatsing: | 12.040 ton | |
Machine-installatie: | 2 x 8-cilinder Sulzer/De Schelde dieselmotoren | |
Machinevermogen: | 10.000 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 16 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 226 1e klasse, 196 2e klasse, 62 3e klasse en 34 tussendek passagiers |
Het motormailschip Sibajak werd begin 1928 opgeleverd aan de Rotterdamsche Lloyd. De Rotterdamse rederij zette het schip in op de lijn Rotterdam-Batavia. Van 14 april tot 11 juni 1941 werd de Sibajak te Singapore verbouwd tot troepentransportschip. Ook dit schip werd tijdens de eerste oorlogsjaren ingezet op de Indische Oceaan, maar verscheen in de loop van 1943 steeds vaker in de Middellandse Zee. Op 6 juni 1946 werd de Sibajak vrijgegeven door het BMWT en kwam het in charter van de Nederlandse regering en werd ingezet als emigrantenschip. Op 31 juli 1951 werd het schip vrijgegeven en bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij gemoderniseerd. Vervolgens werd het motormailschip weer ingehuurd door de Nederlandse regering om emigranten naar Canada, Australië en Nieuw-Zeeland over te brengen. Pas in maart 1957 kwam er een einde aan dit contract waarna de Sibajak voor de inmiddels Koninklijke Rotterdamse Lloyd een wereldreis maakte. Op 6 april 1959 werd het schip voor sloop verkocht aan Chung Hing Enterprise Co. te Hong Kong. De laatste reis van de Sibajak ging van de Nederlandse Antillen, door het Panamakanaal, via Frans Polynesië, Nieuw-Zeeland en Australië naar Indonesië waar de inheemse bemanningsleden in Soerabaja ontscheepten. De laatste bestemming was Hong Kong waar het schip vanaf oktober 1959 werd gesloopt.
ss Slamat
Bouwwerf: | Koninklijke Maatschappij De Schelde, Vlissingen | |
Op stapel gezet: | 29 april 1922 | |
Te water gelaten: | 27 oktober 1923 | |
Opgeleverd: | 12 april 1924 | |
Grootste lengte: | 147,14 meter | |
Grootste breedte: | 18,88 meter | |
Waterverplaatsing: | 11.406 ton | |
Machine-installatie: | 2 x Parsons/De Schelde stoommachines | |
Machinevermogen: | 8.000 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 15 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 139 1e klasse, 158 2e klasse, 69 3e klasse en 32 tussendek passagiers |
In 1931 werd het dubbelschroefstoomschip Slamat van de Rotterdamsche Lloyd op de werf van Wilton-Fijenoord gemoderniseerd en kreeg het schip een nieuwe Mayer-voorsteven. Het machinevermogen werd opgevoerd tot 9.200 pk zodat het schip een nieuwe maximale snelheid van 17 knopen kreeg. De totale waterverplaatsing liep op tot 11.636 ton. Van 17 augustus tot 12 september 1940 werd het ss Slamat te Sydney verbouwd tot troepentransportschip. Tot begin 1941 werd het schip vooral ingezet op de Indische Oceaan en de Middellandse Zee om troepen van het Britse Imperium naar Egypte over te brengen. Op 26 april werd de Slamat ingezet bij Operatie Demon, de evacuatie van het Britse expeditieleger uit Griekenland. De volgende dag ging het Nederlandse schip op weg van Nauplia, op de Peloponnesos, naar Kreta met ruim 600 Britse imperiale troepen aan boord. Bij het eerste ochtendgloren werd het schip gebombardeerd door Duitse vliegtuigen en kreeg het een voltreffer. De evacuees en de bemanningsleden werden aan boord genomen van de begeleidende torpedobootjagers HMS Diamond en HMS Wryneck. Deze schepen werden later op de dag eveneens door Duitse bommen tot zinken gebracht waardoor er in totaal ruim 590 Britse troepen, 224 bemanningsleden van de Slamat en 225 opvarenden van de Britse torpedobootjagers omkwamen. Hierdoor was de ondergang van de Slamat de grootste Nederlandse scheepsramp uit de geschiedenis.
ms Christiaan Huijgens
Bouwwerf: | Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam | |
Te water gelaten: | 28 september 1927 | |
Opgeleverd: | 26 januari 1928 | |
Grootste lengte: | 167,65 meter | |
Grootste breedte: | 20,88 meter | |
Waterverplaatsing: | 15.637 ton | |
Machine-installatie: | 2 x 10-cilinder Sulzer dieselmotoren | |
Machinevermogen: | 11.600 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 16,5 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 285 1e klasse, 250 2e klasse, 103 3e klasse en 283 tussendek passagiers |
Het motormailschip Christiaan Huijgens werd in 1928 het tweede passagiersschip van de Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN). Het schip werd van 10 augustus tot 14 september 1940 te Sydney verbouwd tot troepentransportschip. Vanaf begin 1943 werd de Christiaan Huijgens ingezet bij konvooireizen in de Middellandse Zee waar het op 19 juli van dat jaar in aanvaring kwam met het Britse stoomschip Batory. Het Nederlandse schip liep vrijwel geen schade op en kon later dat jaar ingezet worden bij de geallieerde landingen in Noord-Afrika en Sicilië. Op 26 augustus 1945 liep het ms Christiaan Huijgens, nog steeds in charter door het BMWT en in ballast op weg van Antwerpen naar Londen, op de Westerschelde, tien mijl ten noordwesten van Westkapelle, op een zeemijn. Het schip werd zwaar beschadigd op de Zuid-Steenbank aan de grond gezet. Op 31 augustus werden de tot dan toe vruchteloze bergingspogingen gestaakt. Op 5 september 1945 brak het schip ter hoogte van de schoorsteen doormidden en moest als verloren worden beschouwd.
ss Johan de Witt
Bouwwerf: | Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam | |
Op stapel gezet: | 29 juli 1916 | |
Te water gelaten: | 2 mei 1919 | |
Opgeleverd: | 27 juli 1920 | |
Grootste lengte: | 146,97 meter | |
Grootste breedte: | 17,98 meter | |
Waterverplaatsing: | 10.519 ton | |
Machine-installatie: | 2 x triple expansie stoommachines | |
Machinevermogen: | 7.000 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 15,5 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 188 1e klasse, 123 2e klasse, 36 3e klasse en 42 tussendek passagiers |
In 1933 werd het dubbelschroefstoomschip Johan de Witt van de SMN op de werf van de Amsterdamsche Droogdok Maatschappij verbouwd. Het schip werd voorzien van een Mayer-boeg en met circa zeven meter verlengd. De waterverplaatsing werd 10.747 ton en de passagierscapaciteit werd uitgebreid tot 165 1e klasse, 128 2e klasse, 361 3e klasse en 421 4e klasse passagiers. Daarna werd het schip, samen met het ss Jan Pieterszoon Coen weer ingezet op de lijn Amsterdam-Batavia-Soerabaja. In de meidagen van 1940 wilden de marineautoriteiten de Johan de Witt gebruiken om de haven van IJmuiden te blokkeren, maar er waren zoveel gegadigden om met dit schip naar Batavia uit te wijken dat het ss Jan Pieterszoon Coen aangewezen werd als zinkschip. Van 24 augustus tot 28 september werd het ss Johan de Witt te Sydney verbouwd tot troepentransportschip. Gedurende de Tweede Wereldoorlog legde het schip 220.000 zeemijlen af onder andere vanuit Australië. De Johan de Witt vervoerde in die periode in totaal 39.797 geallieerde troepen. Na de oorlog werd het schip ingehuurd door de Nederlandse Staat om troepen naar Nederlands Oost-Indië te vervoeren en te repatriëren. Op 15 december 1948 werd het ss Johan de Witt als ss Neptunia verkocht aan de Panamese rederij Compania Maritima del Este S.A. Op 2 november 1957 liep de Neptunia, op weg van Boston naar Bremerhaven, bij Cobh op de Zuid-Ierse kust op de Daunt Rock en om te voorkomen dat het schip zonk werd het op een modderbank aan de grond gezet. Alle passagiers en bemanningsleden werden gered, maar het schip was een total loss. Op 29 januari 1958 werd het wrak voor sloop verkocht aan NV Levie Simons Scheepssloperij te Hendrik-Ido-Ambacht, vlot getrokken en op het vroegere terrein van de Maatschappij Fijenoord ontmanteld.
ms Johan van Oldenbarnevelt
Bouwwerf: | Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam | |
Op stapel gezet: | 29 juni 1928 | |
Te water gelaten: | 3 augustus 1929 | |
Opgeleverd: | 26 april 1930 | |
Grootste lengte: | 185,62 meter | |
Grootste breedte: | 22,8 meter | |
Waterverplaatsing: | 19.040 ton | |
Machine-installatie: | 2 x 10-cilinder Sulzer dieselmotoren | |
Machinevermogen: | 14.000 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 17 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 338 1e klasse, 281 2e klasse, en 64 3e klasse passagiers |
Het motormailschip Johan van Oldenbarnevelt werd in 1930 toegevoegd aan de vloot van de SMN. Van december 1941 tot 27 januari 1942 werd het schip te New York omgebouwd tot troepentransportschip. Het schip werd vooral ingezet voor troepenvervoer vanuit India, Nieuw-Zeeland en Australië naar het Middellandse Zeegebied en later vanuit Engeland naar Noord-Afrika en Italië. Na de oorlog werd het schip gecharterd door de Nederlandse regering om troepen te vervoeren naar Nederlands Oost-Indië. In 1950 werd het schip bij de Nederlandsche Dok- & Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam verbouwd tot emigrantenschip voor 1.414 passagiers in één klasse. Vanaf maart 1959 werd de Johan van Oldebarnevelt verbouwd tot cruiseschip met een capaciteit van 1.186 passagiers wederom in één klasse. Op 6 maart 1963 werd het schip als ms Lakonia verkocht aan de Griekse rederij Shipping Investment Corp. te Piraeus. Op 19 december 1963 vertrok de Lakonia voor een cruise van Southampton naar Madeira en de Canarische Eilanden met aan boord 643 passagiers en 385 bemanningsleden. Op 22 december brak brand uit in de kapsalon die zich snel uitbreidde. Het schip werd verlaten en 128 opvarenden kwamen om het leven. Het wrak werd door de Noorse sleepboot Herkules op sleeptouw genomen, maar het uitgebrande cruiseschip kapseisde en zonk op 250 mijl ten zuidwesten van Gibraltar.
ms Marnix van St. Aldegonde
Bouwwerf: | Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam | |
Op stapel gezet: | 8 december 1928 | |
Te water gelaten: | 21 december 1929 | |
Opgeleverd: | 12 september 1930 | |
Grootste lengte: | 176,79 meter | |
Grootste breedte: | 22,7 meter | |
Waterverplaatsing: | 19.129 ton | |
Machine-installatie: | 2 x 10-cilinder Sulzer/De Schelde dieselmotoren | |
Machinevermogen: | 14.000 pk | |
Aantal schroeven: | 2 | |
Maximale snelheid: | 17 knopen | |
Passagierscapaciteit: | 363 1e klasse, 281 2e klasse, 64 3e klasse en 60 tussendek passagiers |
Het motormailschip Marnix van St. Aldegonde werd in 1930 opgeleverd aan de SMN en door de Amsterdamse rederij ingezet op de lijn Amsterdam-Batavia. Vanaf 1939 onderhield het schip een pendeldienst tussen Lissabon en Nederlands Oost-Indië. Van 13 mei tot 7 juli 1941 werd het schip te Singapore geschikt gemaakt voor het vervoer van geallieerde troepen. In november 1942 was het ms Marnix van St. Aldegonde betrokken bij Operatie Torch, de geallieerde landing in Noord-Afrika. Het schip stond hierbij bloot aan zware luchtaanvallen, maar liep geen averij op. Op 6 november 1943 werd het schip, dat op weg was van Liverpool naar Salerno, ter hoogte van Cape Bougaroni, door Duitse vliegtuigen tot zinken gebracht. Aan boord bevonden zich 3.235 opvarenden die allen gered konden worden. De Marnix van St. Aldegonde vervoerde tijdens de Tweede Wereldoorlog 24.629 geallieerde troepen.
In totaal vervoerden de Nederlandse troepentransportschepen in Britse dienst ruim 1,1 miljoen geallieerde militairen. Het Nederlandse aandeel in het geallieerde troepenvervoer bleef echter niet bij deze 1,1 miljoen manschappen. Er werden namelijk ook nog eens vijftien Nederlandse schepen gecharterd door de Amerikaanse War Shipping Administration. Dit waren het ms Brastagi, ms Kota Agoeng, ms Kota Baroe, ms Kota Inten, ms Japara en ms Weltevreden van de Rotterdamsche Lloyd, het ms Bloemfontein, ms Boschfontein en ms Klipfontein van de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij, het ms Noordam, ms Sommelsdijk en ms Sloterdijk van de Holland Amerika Lijn, het ms Poelau Laut en ms Tabinta van de Stoomvaart Maatschappij Nederland en het ms Tjisadane van de Java China Japan Lijn. Van deze vijftien schepen zijn geen totaalcijfers van het vervoer bekend, wel van individuele schepen over bepaalde perioden. Het totaal aantal vervoerde troepen zal echter zeker enkele honderdduizenden bedragen.
Verder fungeerde een aantal schepen van de KPM als troepen- en goederentransportschepen voor Australische troepen. In de tweede helft van 1942 en in de loop van 1943 vervoerden deze schepen zo`n 100.000 manschappen en een miljoen ton uitrusting van Australië naar Port Moresby, Papoea Nieuw Guinea. Tenslotte waren er nog talloze KPM schepen die, zij het op bescheiden schaal, troepen vervoerden van het Koninklijk Nederlands Indische Leger (KNIL) in Nederlands Oost-Indië.
De Nederlandse troepentransportschepen stonden bij de geallieerden bekend als betrouwbare schepen. Niet alleen omdat de schepen zelf degelijk en zeer zeewaardig waren, maar vooral omdat de bemanningsleden grote zorg besteedden aan hun onderlinge samenwerking, het schip zelf, maar vooral aan de veiligheid van de grote groepen opvarenden. Het Nederlandse aandeel in het totale beeld van het geallieerde troepenvervoer tijdens de Tweede Wereldoorlog was aanzienlijk en kan tot de grootste Nederlandse bijdragen aan de geallieerde eindoverwinning worden gerekend.