TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Gerard Hueting, ontsnappingshulp aan twee vliegeniers in maart 1945

    Voorwoord

    Zeventig jaren geleden kwam ik in contact met twee van de bemanningsleden van een neergeschoten Amerikaanse Boeing Fortress (nummer 43-37913): John Stevens en Stanley Johnston. Daar is nu ongeveer een mensenleeftijd voorbij aan gegaan en natuurlijk zijn er over de afgelopen jaren veel herinneringen vervaagd en sommigen zelfs totaal verdwenen. Het is daarom voor mij interessant om mijn herinneringen van wat er op deze gevaarlijke tocht door het door de Duitsers bezette oosten van Nederland te vergelijken met die van John Stevens. Met bemiddeling van Jaap de Boer, een lid van de werkgroep "Seattle Sleeper", heb ik inzage gekregen in het verslag van deze John Stevens.

    Hier volgt dan mijn relaas van deze tocht met opmerkingen waar onze herinneringen overeenkomen, maar ook waar deze verschillen. Voor mij is het heel merkwaardig dat John nergens schrijft over Stanley Johnston, terwijl ik volkomen zeker ben dat wij met ons drieën de tocht naar Winterswijk maakten. Waarom zwijgt John volkomen over Stanley? Wat gebeurde er nadat ik het tweetal achterliet in die schuur naast de spoorweg?

    De tocht

    Midden maart 1945, de oorlog was nu al in het vierde jaar en nog was er geen zicht op het einde van alle narigheid. Wel was het de geallieerden gelukt om de Duitsers terug te duwen tot over de Rijn, maar na het debacle van "een brug te ver" was er niet veel verandering in de toestand. Het zuiden van Nederland was bevrijd, maar in het westen was het het een grote misère: koude en hongersnood. In het oosten was het niet zo erg, maar erg genoeg. Dagelijks vlogen de geallieerde vliegtuigen over, dag en nacht, honderden bommenwerpers met beschermende jachtvliegtuigen en ook individuele jagers met speciale opdrachten. Natuurlijk waren er verliezen, zodoende waren er niet veel plaatsen of er was wel ergens in de buurt een vliegtuig neergestort. De bemanning werd veelal direct gevangen genomen door de Duitse bezetter, maar soms wisten één of meer van de bemanningsleden te ontsnappen voordat de Duitsers erin slaagden hen op te pakken. Via plaatselijke helpers en de ondergrondse kregen geallieerde vliegeniers onderdak bij de plaatselijk bevolking. Hierover zijn al vele verhalen verteld. Zelf heb ik enige malen in de buurt van Zwolle geholpen met het overbrengen van vliegeniers naar een ander adres en daar ik Engels sprak, kon ik hulp geven door als tolk te dienen.

    Nu, bij het begin van dit verhaal was ik net teruggekeerd van een korte tijd in Utrecht en Zeist en weer ondergedoken bij Ben en Annie De Haan in ons familievakantie huis "de Vechthorst". De familie had dit vakantieverblijf, daar we dit nu tijdens de oorlog toch niet gebruikten, verhuurd aan Ben. Ben was een marechaussee en wat men in die tijd zei "een goeie", bedoelende iemand die tegen de Duitse bezetting was, iemand die je kon vertrouwen. Eerder had ik een vijftal vliegeniers naar Zelhem gebracht. De bedoeling was geweest om deze over de Rijn te helpen en zodoende dat zij terug zouden kunnen keren naar hun onderdeel. Dit is echter een heel ander verhaal wat eerder beschreven is op deze website als "Gerard Hueting, wat deed je in de oorlog?".

    Ik had dit groepje vliegeniers beloofd uit te kijken naar andere mogelijkheden om te ontsnappen en ook beloofd om terug te keren naar Zelhem om hun verder te helpen. Ik was er echter helaas niet in geslaagd om een andere route te vinden. Zelfs had ik geprobeerd om te zien, door in de rivier de Vecht te zwemmen, hoe lang je het in ijskoud water kon volhouden. Zoals ik uitvond was dat niet erg lang en was het dus niet praktisch om de Rijn in maart over te zwemmen. Zelfs liep ik een ernstige dosis van bronchitis op met hoge koortsen. Toen ik voldoende hersteld was van mijn ziekte om naar Zelhem te kunnen vertrekken en mijn belofte in te vullen, werd mij gevraagd of ik misschien bereid was om ook twee vliegeniers mee te nemen. Nu weet ik niet meer wie mij dat vroeg, ik weet dat Ben de Haan daarbij was en ik zie ons nog aan de tafel zitten, over stafkaarten gebogen en de plannen in details bespreken. Zoals dat de ondergrondse voor fietsen zou zorgen en waar de vliegeniers op te halen en zo. Ik ben er vrij zeker van dat dit op een kruising van een zandpad naar Nieuw Leusen zou plaatsvinden.

    Voor mij was het redelijk dat ik hiermee kon helpen en zo gebeurde het dan dat in het voorjaar van 1945, wij met ons drieën op de fiets, op weg waren naar het zuiden. Het doel was om zo dicht mogelijk bij de frontlinie en bevrijding te komen. Dit komt vrijwel overeen met John Stevens’ verhaal. Behalve dat John niets zegt over de andere piloot. De beschrijving van de schuilplaats, een met stro bedekt hol is typisch voor vele schuilplaatsen van die tijd. De man die in een wat John denkt een NSB uniform gekleed te zijn, is waarschijnlijk Ben de Haan in zijn Marechaussee-uniform. Een andere neergeschoten vlieger, Korpela, beschrijft hoe hij deze zelfde vergissing maakte.Voor vele jaren was ik de namen van mijn twee reisgenoten vergeten. Ik weet nu dat dit John Stevens en Stanley Johnston waren. In ongeveer 1980 vond ik, verborgen in allerlei papieren, een document met de namen van zeven airmen die ik zolang geleden had geholpen. Daaronder waren de namen John Stevens en Stanley Johnston.

    Ik kan mij praktisch niets herinneren van de fietstocht naar Zelhem. Ik weet wel dat ik de tocht goed voorbereid had met een speciale route uitgestippeld op de kaart om zoveel mogelijk confrontaties met Duitse controleposten te vermijden. Dezelfde legerstafkaarten die ik van mijn vader had geërfd en die ik al eerder gebruikt had. De tocht was dan wel langer maar ook veiliger door zoveel mogelijk weg van de verharde weg te blijven en de meeste steden en dorpen vermijden. Eten en drinken onderweg? Waarschijnlijk net als eerdere keren gewoon bij een boerderij aankloppen en vragen voor voedsel. Op een uitzondering na zijn de boeren altijd meer dan gastvrij en hulpvaardig geweest. Dit is wel heel bijzonder, wanneer je bedenkt aan het gevaar dat zij liepen en ook dat zij zelf het zeker niet ruim hadden met voedsel. Wel natuurlijk veel beter dan de vloed van vrouwen en oude mannen die van uit het westen naar Overijssel en Gelderland kwamen om voor voedsel te bedelen of te ruilen voor trouwringen, linnen enzovoort.

    Mijn ervaringen van de eerdere tocht kwamen mij kennelijk te hulp en ik geloof niet dat wij enkele moeilijkheden ondervonden. De mogelijkheid om aangehouden te worden voor controle van je papieren was vrij groot. Mannen van onze leeftijd waren haast niet te vinden op de weg. Zij waren of in de arbeidskampen in Duitsland; of werkend aan de Duitse versterkingen; of ondergedoken. Daarom reed ik vooruit zodat als ik aangehouden werd, John en Stanley hopelijk zouden kunnen omdraaien. John beschrijft uitvoerig hoe dit alles geregeld was. Onderweg kregen wij weinig tijd voor conversatie dus ik weet eigenlijk niets te vertellen over mijn twee kameraden onder mijn hoede.

    In Zelhem vond ik mijn vijf vrienden van de vorige tocht in goeden doen aan. Wel hadden zij allerlei avonturen beleefd, zoals gebombardeerd te worden en Duitse soldaten ingekwartierd te krijgen in hun onderduikadres. De plaatselijke contacten wisten niet veel van de toestand bij het front. Om meer te weten ging ik de volgende dag alleen door naar Aalten en besprak de toestand met de daar plaatselijke ondergrondse. Zowel John als Stanley wilde beslist zo dicht mogelijk bij de frontlinie komen, de raad die ik kreeg was naar Winterswijk te gaan en ook kreeg ik een contactadres voor verdere hulp. Teruggekomen in Zelhem in de avond had ik een moeilijkheid. Ik kon mij niet precies herinneren in welke boerderij wij de vorige nacht waren ondergebracht. In het schemerdonker leken alle boerderijen zo op elkaar. Typisch eigenlijk dat ik mij niets herinner van de tocht naar Zelhem, maar dit staat mij nog helder voor de geest.

    De volgende morgen waren wij weer vroeg op weg naar Winterswijk. Ik herinner mij hier meer van. Via Aalten en dan de lange verharde weg naar Winterswijk. Heide en dennenbossen. Geen verkeer. Hier en daar een uitgebrande tank of legerwagen aan de kant van de weg. Duitse legertroepen verscholen in de bossen. Kennelijk werd boven de weg effectief gepatrouilleerd door de geallieerde luchtmacht. De weinige Duitsers die wij ontmoetten waren te druk om zich met ons te bemoeien. Ook hier lopen Johns' en mijn herinneringen vrijwel parallel. Vlak voor Winterswijk moesten wij door een controlepunt. Ik liet mijn papieren zien en dat werd geaccepteerd, ook voor de direct achter mij fietsende John en Stanley. Het contactadres bleek in een van de buitenwijken van de stad te zijn. Hier kon men ons niet veel helpen. Wel kreeg ik het adres van een boerderij waar wij onderdak konden vinden.

    John schrijft dat ik hem achterliet in een bos dicht bij Winterswijk. Dat is waarschijnlijk wel waar. Ik kan mij niet herinneren waar het tweetal was terwijl ik met het contact in Winterswijk onderhandelde, noch tijdens het bezoek bij de boer die ons onderdak gaf. Het is logisch dat ik beide mannen tijdelijk op een veilige plaats achter liet. Een man bracht mij naar de boerderij. Op de boerderij waren ze niet erg inschikkelijk, kennelijk benauwd voor de gevolgen indien verraden te worden. Daar kan je ze natuurlijk niet voor veroordelen, de kosten zijn zo hoog. Maar uiteindelijk werd ons verteld waar wij ons konden verbergen. Dit bleek een oude schuur met een zolder te zijn, ongeveer 50 meter van de spoorbaan. De schuur was zwaar beschadigt van de bombardementen op de spoorweg. De meeste pannen waren verdwenen van het dak. Via een wankele ladder klommen wij naar boven en vonden een slaapplaats op een dun laagje stro. Een lange. koude nacht was dat. De sneeuw wist ons te vinden door de gaten in het dak Brrr. Naar mijn mening was dit ongeveer een of twee kilometers ten Zuid-Oosten van Winterswijk.

    De volgende morgen ging ik terug naar de boerderij waar ik in de warme keuken vroeg om eten en drinken voor de twee mannen die ik had achtergelaten in de schuur. Ik kreeg tegen inruil van rantsoenbonnen en geld een stuk brood en water. Dit terwijl de familie om de tafel geschaard was met een hoge stapel van dampende en heerlijk ruikende pannenkoeken. Dit is de enige keer in al mijn omzwervingen dat ik zo behandeld werd. Terug in de schuur besproken wij "wat nu?". De uitkomst was dat omdat de frontlinie nu vlakbij was, John en Stanley, of hier bleven om gewoon af te wachten tot de geallieerden zouden komen en dat kon iedere dag zijn, of te wagen zelf de linie over te steken. Daar de plaatselijke ondergrondse beloofd had naar hen om te kijken en de boer ook zou helpen, had het geen zin voor mij om langer te blijven. Ik had immers ook verplichtingen voor de piloten in Zelhem. Het uiteindelijk besluit voor hen was om te blijven en af te wachten.

    Dit is afwijkend van wat John beschrijft en waar hij zegt dat ik dezelfde dag van aankomen in Winterswijk hem achter liet. Ik weet volkomen zeker dat ik de nacht in de schuur heb doorbracht. Het was immers veel te laat om terug te kunnen keren naar Zelhem voor de spertijd. Ook herinner ik mij de lange bespreking in de morgen met John en Stanley wat voor hun het beste was.

    Er valt niet veel meer te zeggen. Ik fietste terug naar Zelhem. De terugtocht was lang en vermoeiend. Ik werd aanhoudend beschoten door een zevental Tempest jachtvliegtuigen en moest vele malen in schuilgaten dekking zoeken. Dichtbij Aalten zag ik verder op de weg een groep mensen; ik vertrouwde dit niet en hoewel ik erg moe was, besloot ik een omweg te maken. Gelukkig maar. Later hoorde ik dat er gijzelaars waren genomen. Misschien represailles voor de aanval op Hanns Rauter? Enkele dagen later kwamen de eerste Canadese gevechtstroepen en in de volgende dagen werd het oostelijk gedeelte van Nederland bevrijd. Ik heb nooit meer iets van John of Stanley gehoord en veronderstelde dat zij beiden veilig door de oorlog zijn gekomen.

    Hoe de namen van John en Stanley op het eerder genoemde verloren gewaande document terecht kwamen weet ik niet. Waarschijnlijk zijn ze later gekopieerd op dit document dat afkomstig is van toen ik als tolk met een Canadese pantserwagen meereed en hielp met het ondervragingen en onderzoeken van buit gemaakte paperassen. Ik herinner mij in Zelhem afscheid genomen te hebben van de vijf eerdere vliegers en ook hun namen te hebben gekopieerd.

    Eerder in mijn beschrijving vertelde ik dat ik geen kans had om John en Stanley goed te leren kennen en zo niet veel over hun kan zeggen. Maar een ding staat heel vast in mijn geheugen. De kwaliteit van beiden karakters, de moed om de tocht aan te vatten, de wil om door te zetten en het plichtsgevoel dat John en Stanley dreef om terug te keren naar hun onderdeel en zo de strijd te kunnen voort zetten tegen de nazi's; dat is heel bijzonder. Maar waarom John zwijgt over het samen met Stanley deze gevaarlijke tocht gemaakt te hebben is voor mij een raadsel.

    Gerard Hueting, Nieuw-Zeeland, 2014.

    Noot van de werkgroep "Seattle Sleeper" te Haulerwijk, Nederland.

    Via de opmerkzaamheid van Teunis Schuurman (PATS) kwam de werkgroep aan de naam van dhr. Hueting.

    Met dhr. Schuurman waren we in gesprek over de lijsten van de Pilotenenhelpers die te vinden zijn op de website van Bruce Bolinger. Hierop zijn ruim 7500 Nederlanders beschreven die een pilotenhelperslijst hebben ingevuld. wwii-netherlands-escape-lines.com zie "Helpers of Allied airman". Een digitale Access versie is te vinden op haulerwijk.com/~seattlesleeper/Nara-Gov.htm.

    Toen het gesprek ten einde liep, kwam van onze kant de opmerking dat het jammer was dat wij die jongeman niet konden vinden die in Stevens’ verhaal voorkwam. Dit bleek een uiteindelijke Bingo-opmerking. Tot onze verbazing, en met behulp van Go2War2.nl, was binnen 12 uur het eerste contact opgebouwd.

    Het schrijven van John Stevens is reeds gedateerd op juli 1945. Ook onze groep heeft geen idee waarom Johnston in het tweede deel van het verhaal niet voorkomt. In het eerste gedeelte wordt hij nog wel beschreven. Mogelijk is dit verslag destijds opgemaakt aan de hand van de MIS-X reports die alle crewleden van vliegtuigen, na een crash, na terugkeer ondergingen.

    In 2020 werd 'Vliegers op de vlucht', geschreven door Jan Slofstra en Jaap de Boer, gepubliceerd door uitgeverij Noordboek. Het boek vertelt over de crash van de Seattle Sleeper op 26 november 1944.

    De contactgegevens van de werkgroep "Seattle Sleeper" zijn bekend bij de redactie van deze website. Zie ook de bijbehorende website.

    Definitielijst

    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.
    NSB
    Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.

    Afbeeldingen

    Voorkant van het verloren gewaande document met op de achterkant de namen van de vliegeniers die door Gerard Hueting tijdens de oorlog geholpen werden.
    Achterkant van het betreffende document met de namen.
    Een vervalst reisdocument dat tijdens de ontsnapping gebruikt werd.
    Legerstafkaart (ca.1939) van de omgeving waar de ontsnapping plaatsvond.
    Diezelfde omgeving tegenwoordig. Bron: Google Maps.

    Informatie

    Artikel door:
    Gerard Hueting
    Geplaatst op:
    17-05-2014
    Laatst gewijzigd:
    23-05-2020
    Feedback?
    Stuur het in!