Het Japanse landingsschip Shinshu Maru was het eerste schip ter wereld dat speciaal was ontworpen en gebouwd als transportschip voor landingsboten, een landingsschip. In aanleg was het schip volledig zelfvoorzienend met geschut, landingsboten en ondersteunende watervliegtuigen. De optie voor watervliegtuigen werd echter voor de in dienst name van het schip verwijderd.
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
Harima Zosen, Aioi |
8 april 1933 |
14 maart 1934 |
15 november 1934 |
3 januari 1945 |
Bouwnummer : |
De Shinshu Maru was een uniek schip. Het schip, gereedgekomen in 1935, werd het eerste schip ter wereld dat speciaal was ingericht voor het vervoer van landingsvaartuigen en troepen naar een landingsgebied. De kiel voor dit landingsschip werd gelegd op 8 april 1933 aan de scheepswerf van Harima in Aioi. Nadat het op 14 maart 1934 te water was gelaten kon het op 15 november 1934 worden afgeleverd.[1]
Oorspronkelijk zou het schip volledig zelf ondersteunend zijn en was derhalve ingericht voor het vervoeren van landingsvaartuigen en vliegtuigen. Voor het lanceren van de vliegtuigen was het schip uitgerust met twee katapulten. De vliegtuigen zouden de landingen moeten ondersteunen vanuit de lucht en dan landen op het eerst bevrijde vliegveld. Direct na het gereedkomen van het schip zijn de katapulten verwijderd. De reden hiervan is niet bekend, maar waarschijnlijk werd hierdoor meer ruimte vrijgemaakt voor landingsschepen. Men ging er vanuit dat de landingen toch wel zouden worden ondersteund door vliegtuigen vanaf vliegdekschepen of drijvervliegtuigtenders.
De Shinshu Maru kon totaal 2200 man troepen meevoeren, die met behulp van de aan boord aanwezige vaartuigen aan wal konden worden gezet. Hiervoor had men de beschikking over 29 Daihatsu en 25 Shohatsu landingsvaartuigen, die konden worden ondersteund door vier AB-Tei ondersteuningsvaartuigen. De landingsvaartuigen konden via een luik aan de achterzijde van het schip snel te water worden gelaten, of met kranen aan de zijkant. Gedurende haar operationele periode werd het schip regelmatig aangeduid met valse schuilnamen zoals de Ryujo Maru of de Fuso Maru.[2]
Aanvankelijk werd het schip gebouwd voor de Keizerlijke Japanse Landmacht, maar werd nog tijdens de bouw overgedragen aan de Keizerlijke Japanse Marine. Na de aflevering werd het schip tussen 30 augustus 1935 en 8 september 1935 ingezet bij oefeningen in landingen vanuit zee door de Japanse 11e Divisie en in december van datzelfde jaar voor de Legerluchtmacht als hoofdkwartier voor luchtoperaties. Na deze testperiode, werd het schip op 15 december 1935 vrijgegeven voor operationele inzet.
Al op 2 juni 1936 volgde aan de werf van Harima in Aioi een herinrichting waarbij in de romp van het schip een dek werd aangebracht dat onder water kon worden gezet waarmee het direct landingsvaartuigen kon lanceren. Hierdoor ontstond het eerste dokschip voor landingsvaartuigen ter wereld. Op 11 juli werd de werf verlaten en volgden een reeks trainingstochten met de nodige oefeningen in landingsoperaties met diverse eenheden. Deze duurden voort tot het schip in mei 1937 aan de Marinewerf van Maizuru apparatuur voor de bestrijding van onderzeebootaanvallen geïnstalleerd kreeg.
Na uitbraak van de Tweede Chinees-Japanse oorlog nam de Shinshu Maru vanaf 13 augustus 1937 deel aan de Tweede Slag om Shanghai en landde troepen bij Tientsin en later bij Jinshanwei. Tussen 12 en 21 oktober 1938 werd het schip ingezet bij de landingen bij Ta-Ya in de Baai van Bias niet ver van Hong Kong.
Op 11 december 1941 vertrok de Shinshu Maru uit Humen in China, waarbij het waarschijnlijk werd aangeduid onder de schuilnaam Ryujo Maru. Op 25 december 1941 nam het schip deel aan landingsoperaties bij Singora, Thailand om vervolgens door te varen naar Kota Bharu in Maleisië en daarna naar Takao. Op 22 januari 1942 werd het schip naar Camranh Bay gezonden ter voorbereiding op de invasie van Java, Nederlands-Indië. Hierbij fungeerde het schip als hoofdkwartier voor Chu-sho (Luitenant-Generaal) Hitoshi Imamura voor de landingen in de Baai van Bantam en bij Merak. Op 27 januari 1942 raakte het schip hierdoor betrokken bij de Slag in de Straat van Soenda. Tijdens de aanval door een Geallieerd smaldeel met de Amerikaanse kruiser USS Houston (CA-30) en de Australische Lichte-kruiser HMAS Perth (D29), werd de Shinshu Maru geraakt door torpedo's die waren afgevuurd door de Geallieerde schepen, waarna het schip zonk. Tijdens het treffen werden de Houston en de Perth eveneens tot zinken gebracht.[3][4][5]
Op 23 september 1942 werd de Shinshu Maru door de Japanners geborgen en naar Tanjong Priok op Java gesleept voor tijdelijke reparaties. Op 21 december werd het schip overgebracht naar Singapore om aldaar in dok verdere reparaties te ondergaan. Deze duren tot in mei 1943 waarna het schip naar de have van Moji vertrekt voor definitieve reparaties. Vanaf november 1943 kon het schip weer worden ingezet waarna het voornamelijk als transportschip voor de bevoorrading van troepen overzee fungeerde.[6][7]
Vanaf mei 1944 werd de Shinshu Maru ingezet rond Nederlands-Indië, de Filippijnen en Nieuw Guinea voor het overbrengen en versterken van diverse troepenconcentraties tegenover de oprukkende Geallieerde eenheden. Op 2 juni 1944 werd één van de konvooien waaraan de Shinshu Maru deelnam in de Straat van Bashi, aangevallen door Amerikaanse onderzeeboten. In een poging de torpedo's te ontwijken raakten diverse schepen met elkaar in aanvaring. Hierbij kwamen de Arimasan Maru en de Shinshu Maru met elkaar in aanvaring waardoor een aantal dieptebommen tot ontploffing kwamen. Het achterschip van de Shinshu Maru raakte hierbij ernstig beschadigd. Op sleeptouw genomen door de Lichte-kruiser Kashii (1940), leverde het schip alsnog haar troepen af te Kirun op de Filippijnen om vervolgens te Kirun in reparatie te gaan. Tussen 4 augustus 1944 en 23 september 1944 volgden definitieve reparaties in Ujina, Hiroshima.[8]
Hierna vervolgde het schip haar inzet als transportschip en bevoorradingsschip voor Japanse troepen en nam het deel aan enkele grote troepenverplaatsingen in de regio van Nederlands-Indië, de Filippijnen en Korea. Op 1 januari 1945 vertrok de Shinshu Maru in gezelschap van de landingsschepen Kanju Maru en Hyuga Maru en een grote escorte, vanuit San Fernando, Filippijnen op weg naar Takao om deze troepen te reorganiseren. Op 2 januari om 07.00 uur vuurde de USS Aspro (SS-309) drie torpedo's af op de Shinshu Maru en wist het schip te beschadigen. Op 3 januari 1945 om 11.05 uur vielen 50 vliegtuigen van Task Force 38 het schip aan waarbij deze door vijf bommen werd geraakt en in brand vloog. Om 11.35 uur werd opdracht gegeven het schip te verlaten. Naar verluid werden bij dit gebeuren 66 schutter, 33 bemanningsleden en 283 militairen gedood. Later die dag zonk de Shinshu Maru.[9][10]
Naam: | Shinshu Maru |
Callsign/Registratie: |
? |
Bouwer: |
Harima, Aioi |
Bouwnummer: |
? |
Type/Klasse: |
Landingsschip / Geen |
Waterverplaatsing: |
7.100 ton standaard 8.108 ton volledig beladen |
Lengte: |
156,00 meter |
Breedte: |
22,00 meter |
Diepgang: |
4,20 meter |
Aandrijving: |
1x gasturbine 2x boiler 7.500 pk |
Snelheid: |
20.4 kn (37,8 km/u) |
Bereik: |
12.500 km bij 15 knopen |
Bewapening: |
6x1 75 mm /44 kaliber Type 88 geschut 1x1 75 mm / 31 kaliber 38 Type geschut 4x1 20 mm / 65 kaliber Type 88 luchtafweergeschut 26 vliegtuigen (volgens planning) |
Belading: |
29x Daihatsu-klasse (14m) 25x Shohatsu-klasse 4x AB-Tei-klasse |
Bemanning |
220 (2200 passagiers) |