De in de beginjaren 1930 in dienst genomen schepen van de Takao-klasse waren gebouwd met inachtneming van het Washington Naval Treaty van 1922. Het hoofdgeschut kreeg echter een hogere elevatie waardoor het enigszins als luchtafweer dienst kon doen. De vier in deze klasse gebouwde schepen gingen op de Takao na verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Takao (1930) |
28 april 1927: kiellegging 12 mei 1930: tewaterlating 31 mei 1932: in dienststelling 29 oktober 1946: gezonken als doelschip |
Atago (1930) |
28 april 1927: kiellegging 16 juni 1930: tewaterlating 30 maart 1932: in dienststelling 23 oktober 1944: gezonken |
Maya (1930) |
4 december 1928: kiellegging 8 november 1930: tewaterlating 30 juni 1932: in dienststelling 23 oktober 1944: gezonken |
Chokai (1931) |
26 maart 1928: kiellegging 5 april 1931: tewaterlating 30 juni 1932: in dienststelling 25 oktober 1944: gezonken |
Volgens het bouwprogramma van 1927 dienden vier nieuwe Zware-kruisers te worden gebouwd. De opzet was in feite een reactie op de Amerikaanse First Cruiser Bill van mei 1924, waarmee de Verenigde Staten nieuwbouw van kruisers aankondigde. Oorspronkelijk zouden de schepen gebouwd worden volgens de plannen van de Myoko-klasse. In 1925 werden echter de specificaties gewijzigd door het gebruik van 203 mm geschut dat tevens als luchtdoelgeschut kon fungeren. Diverse verbeteringen ten opzichte van de Myoko-klasse werden doorgevoerd en er werd goed naar Britse en Amerikaanse ontwerpen gekeken. Van de Amerikanen keek men de plaatsing van de katapulten voor boordvliegtuigen af, terwijl de Britse Kent-klasse model stond voor de plaatsing van de torpedolanceerbuizen.[1]
Het bleek een zeer succesvol ontwerp te worden. Snel en zwaar bewapend voor een kruiser. De bewapening werd zwaarder dan de meeste Amerikaanse en Britse kruisers uit dezelfde gewichtsklasse. De bepantsering werd afgekeken van het ontwerp van de Myoko-klasse schepen, alhoewel er op basis van nieuwe inzichten wel hier en daar wat aanpassingen werden aangebracht. De constructie van de schepen was niet helemaal zonder risico. Om onder de gewichtseisen van de internationale overeenkomsten te blijven, werd op diverse onderdelen gebruik gemaakt van lichtgewicht metalen. Hierdoor en door de massieve opbouw, leken de schepen wat topzwaar te zijn.[2]
Als hoofdbewapening werd gekozen voor vijf koepels met elk twee stuks 203 mm 50 kaliber 3 Nendo Shiki 2Go (Type 3, No. 2) geschut. Dit geschut had een hogere elevatie en kon hierdoor ook als luchtafweer worden ingezet. Daarnaast als secundair geschut was gekozen voor 4x1 120 mm / 50 kaliber Type 10, dat eveneens als luchtdoelgeschut dienst kon doen. Om de luchtafweer te vergroten werden, buiten de twee 7,7 mm machinegeweren, twee 40 mm 62 kaliber HI Type 91 luchtafweergeschut geplaatst. Dit was een licentiebouw van het Vickers 40 mm luchtafweergeschut. De standaard bewapening wed compleet met vier dubbele 610 mm torpedolanceerinstallaties.[3][4]
De schepen hadden drie vliegtuigen bij zich en waren uitgerust met twee katapulten. Aanvankelijk waren dit twee Nakajima E4N2 en een Kawanishi E7K1 drijvervliegtuigen. In 1939 werden dit twee Aichi E13A1 en een Nakajima E8N1 drijvervliegtuigen. In 1942 werd dit nogmaals gewijzigd in een Nakajima E8N1 en twee Mitsubishi F1M2 drijvervliegtuigen.[5]
In 1936 werden de schepen verbouwd. Een incident bij de Dai-Yon Kantai (4e Vloot) had uitgewezen dat de schepen in deze klassen inderdaad topzwaar waren. Hiertoe werd de romp versterkt en werden onderdelen van de opbouw verwijderd. Daarnaast werd het enkelloops 40 mm luchtafweergeschut vervangen door vierloops 13,2 mm luchtafweer. Een totale ombouw, gepland in 1937/1938, werd door drukte op de scheepswerven, alleen op de Takao (1930) en Atago (1930) doorgevoerd. Hierbij werden de dubbele torpedolanceerinrichtingen vervangen door viervoudige torpedolanceerinrichtingen. Om de verhoging van het gewicht te compenseren werden extra uitstulpingen aan de romp aangebracht. Hierdoor nam de waterverplaatsing toe en de snelheid nam iets af. In de loop der jaren werden nog diverse aanpassingen doorgevoerd welke van schip tot schip verschilden.[6]
Alle vier de schepen kwamen terecht bij het Sentai 4 (4e Kruiser Eskader), waar ze de schepen van de Myoko-klasse vervingen. Als groep werden de schepen ingezet ten tijde van de invasies van Malakka, Singapore en Nederlands-Indië. Later in de oorlog werden ze meer en meer individueel ingezet. Behalve de Takao (1930) gingen alle schepen verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Atago (1930) werd op 23 oktober 1944 getorpedeerd door de Amerikaanse onderzeeboot USS Darter (SS-227) en de Maya (1930) verging hetzelfde lot. Dit schip werd op dezelfde dag getorpedeerd door de Amerikaanse onderzeeboot USS Dace (SS-247). De Chokai (1931) werd op 25 oktober 1944 tijdens de Slag bij Samar zodanig beschadigd dat het schip door de eigen torpedobootjager Fujinami (Dai-121) tot zinken werd gebracht. De Takao (1930) viel op 21 september 1945 in Singapore i Geallieerde handen. Het schip werd op 29 oktober 1946 als doelschip tot zinken gebracht.[7]
Klasse: | Takao-klasse |
Aantal in klasse: |
4 |
Land: |
Japan |
Type: |
Zware-kruiser |
Waterverplaatsing: |
11.350 lt (11.530 t) standaard 15.250 lt (15.490 t) maximaal |
Lengte: |
203,76 meter |
Breedte: |
20,40 meter |
Diepgang: |
6,32 meter |
Aandrijving: |
4 geschakelde stoomturbines 12 Kanpon boilers 132.000 shp (98.000 kW) 4 schachten |
Snelheid: |
35,5 knopen (65,7 km/u) |
Bereik: |
15.700 km bij 14 knopen (26 km/u) |
Bepantsering: |
pantsergordel: 102 mm magazijnen: 127 mm aflopend tot 38mm hoofddek: 37 mm (max) opperdeck: 12,7 tot 25 mm schotten: 76 tot 100 mm geschutstorens: 25 mm |
Bewapening: |
Bij bouw: 2x5 200 mm / 50 kaliber Type 3 No.2 geschut 4x1 120 mm Type 10 geschut 2x1 40 mm luchtafweergeschut 2x1 7,7 mm machinegeweren 4x2 610 mm torpeolanceerbuizen 24x Type 90 torpedo's 2x Nakajima E4N2, 1x Kawanishi E7K1 |
Bemanning: |
773 |