Let op: dit artikel is aan herziening toe. Wilt u ons helpen met het (her)schrijven van dit artikel, neem dan contact op met de redactie.
De gepantserde stoottroepen van de Wehrmacht werden tijdens de aanloop tot de oorlog met steeds geavanceerdere voertuigen uitgerust. Dit stond in schril contrast met de bulk van het Duitse leger, de infanteriedivisies en de artillerie, die hen ondersteunden. Die moesten hun zware materieel met behulp van paarden vervoeren. Het laat zich raden dat door de snelle opmars van de pantserdivisies en de trage aansluiting van de rest van de Duitse invasiemacht er gaten vielen in de omsingelingen van de verslagen Russische legers. Rond Kiev werden bijvoorbeeld 600.000 Russische krijgsgevangenen gemaakt tijdens de grootste omsingeling aller tijden maar ook gingen er kostbare weken voorbij met het opruimen van de laatste tegenstand. De belangrijkste oorzaak was de trage opmars van infanterie en artillerie.
Toen na de catastrofaal verlopen aanval op Moskou bleek dat deze situatie snel gewijzigd moest worden gingen de ontwerpers aan de slag met als doel het ontwerpen van zelfrijdende artillerie.
Pantserdivisies van de Wehrmacht waren al wel uitgerust met hun eigen artillerie. Deze werd tijdens de eerste jaren van de oorlog niet door paarden maar door tractoren en halfrupsvoertuigen verplaatsd aan het front. Dit verbeterde wellicht de mobiliteit maar de batterijen waren nog steeds uitermate kwetsbaar voor tegenaanvallen met tanks. Wat nodig was was een zware houwitser op het chassis van een tank die direkt achter de tanks vuursteun kon verlenen tegen bunkers en andere versterkte posities.
De eerste poging een dergelijk voertuig te ontwikkelen werd een mislukking, het gebruikte chassis van de PzKpfw III bleek te licht en niet in staat om een houwitser en afdoende bepantsering te ondersteunen. Het door Rheinmetall-Borsig en Alkett ontworpen Geschützwagen chassis (zie Nashorn) voldeed echter wel. Op dit chassis werd het 150 mm SFH 18 L30 kanon geplaatst, dit was de standaard zware houwitser die de Duitsers ook te velde gebruikten. Er werd een gevechtscompartiment met een maximale bepantsering van 30 mm ontworpen om het voertuig compleet te maken. Dit zou de Sdkfz. 165 worden, beter bekend als de Hummel (hommel).
Toch kleefden er tal van nadelen aan dit snel geimproviseerde voertuig:
Maar wederom was de nood hoog aan het oostfront en dus werden in december 1942 de eerste 12 Hummels afgeleverd aan de artillerie afdelingen van de pantserdivisies. De Hummel moest de functie van zelfrijdende artillerie vervullen tot de nieuwe ontwerpen klaar waren voor productie. Het waren Alkett en Deutsche Eisenwerke die de Hummels assembleerden en zoals veel andere nieuwe ontwerpen van de Duitse oorlogsindustrie uit 1943 onderging ook de Hummel zijn vuurdoop tijdens de Slag om Koersk waar er ongeveer 100 werden ingezet.
Deutsche Eisenwerke was ook verantwoordelijk voor de bouw van in totaal 150 Munitionstrager (munitie vervoerende voertuigen) een hoog aantal in vergelijking met de +/- 720 geproduceerde Hummels. Dit was noodzakelijk door de beperkte munitiecapaciteit van de Hummel. De munitiedragers werden zonder kanon geleverd maar konden door een eenvoudige ingreep wel omgebouwd worden tot "echte" Hummels. De machines voldeden goed mits ze werden beschermd door tanks en andere gevechtsvoertuigen. Net als bij de Nashorn werd een mitrailleur niet standaard ingebouwd, er werd dus een losse MG42 of MG34 meegenomen. De Hummel voldeed dus niet aan de eis van een volledig mobiel en zelfstandig opererend stuk artillerie maar dit was het beste dat Duitsland kon bieden in een tijd van slinkende voorraden en constante bombardementen van de fabrieken.
Wederom was het grootste nadeel aan de Hummel, zoals bij vrijwel alle Duitse ondersteunings-pantservoertuigen, het geringe aantal beschikbare machines. De Hummel, maar ook de latere Brumbär (brombeer) en Sturmtiger (stormtijger), werden in zulke geringe aantallen geproduceerd dat ze eerder een uitzondering op het slagveld waren dan gemeengoed. De Russen maakten naar alle waarschijnlijkheid tijdens de veldtocht in Hongarije (1945) gebruik van buitgemaakte Hummels wat toch wel iets zegt over hun kwaliteit en betrouwbaarheid. De enige bemoeienis van Hitler met de Hummel was dat hij de naam niet geschikt vond, een hommel is een insekt en dat was niet gepast in zijn ogen. De relevantie van zijn bemoeienis is zoals gewoonlijk weer ver te zoeken. Een nieuwe naam werd niet gegeven.
Gewicht: | 24.400 kg | |
Bemanning: | 6 pers. | |
Aandrijving: | Maybach HL 120 TRM / 12-cylinder / 265pk | |
Snelheid: | 42 km/u op de weg en 20 km/u in terrein. | |
Bereik: | 215 km op de weg en 130 km cross-country. | |
Lengte: | 7.17m. | |
Breedte: | 2.97m. | |
Hoogte: | 2.81m. | |
Bewapening: | 150mm SFH 18 L30 kanon 1 x 7.92mm MG34 / 42. | |
Munitiecapaciteit: | 18 granaten en 600 MG patronen. | |
Bepantsering: | 30 mm maximaal |