Titel: | In het puin van het getto - Het concentratiekamp Warschau |
Schrijvers: | Pauline Broekema & Helma Coolman |
Uitgever: | Boom |
Uitgebracht: | Oktober 2013 |
Pagina's: | 256 |
Bijzonderheden: | Met een bijdrage van Prof. Dr. J.Th.M. Houwink ten Cate. |
ISBN: | 9789089531360 |
Omschrijving: |
Tijdens de Tweede Wereldoorlog, tussen het najaar van 1943 en augustus 1944, verbleven duizenden Joodse gevangenen uit Auschwitz, onder wie enkele honderden Nederlanders, in Konzentrationslager Warschau. Dit was één van de circa zestig dwangarbeidskampen in het Generaal-Gouvernement, het door nazi-Duitsland bezette centrale deel van Polen. Hier, op de puinhopen van het getto van Warschau, dat na de moedige maar vergeefse opstand van de laatste overgebleven Joden op 19 mei 1943 door SS-Brigadeführer Jürgen Stroop vernietigd verklaard was, moesten de dwangarbeiders het voormalige gettoterrein met hun blote handen tot de laatste steen afbreken. Precies zoals Reichsführer-SS Heinrich Himmler het op 16 februari 1943 schriftelijk bevolen had: ‘Het is beslist noodzakelijk, dat het voormalige woonterrein van 500.000 Untermenschen, dat voor Duitsers ten enenmale ongeschikt is, uit het zicht verdwijnt en de miljoenenstad Warschau, die eeuwige verzetshaard van opstandelingen, fors kleiner gemaakt wordt.’ Een Volkspark moest het worden. Circa tweeduizend Joodse dwangarbeiders overleefden de ontberingen in het werkkamp niet. "In het puin van het getto - Het concentratiekamp Warschau" van NOS-verslaggeefster Pauline Broekema en freelance communicatiespecialist Helma Coolman beschrijft de ongelofelijke lotgevallen van een aantal voormalige gevangenen van kamp Warschau. Het boek is een vervolg op de reportage over Nederlandse gevangenen in het kamp, die de auteurs voor het NOS journaal van 4 mei 2012 maakten. Op basis van het levensverhaal van een oud-gevangene, de Joodse Nederlander Willi Löwenberg, (flarden van) egodocumenten van kampoverlevenden uit verschillende landen en interviews met voormalige gevangenen door het (toenmalige) Rijks Instituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) en het Rode Kruis, vertellen de auteurs een schokkend verhaal over de wil tot overleven in de onmenselijke omstandigheden van een concentratiekamp. De mannen die in Auschwitz voor Warschau geselecteerd werden, waren sterk en jong, sommigen niet ouder dan zestien of zeventien jaar. Voordat ze in Auschwitz aankwamen, hadden ze in het land van herkomst al jaren van vernedering en vervolging achter de rug. Bij aankomst in kamp Warschau waren ze vaak al hun familieleden kwijt. Die waren in Auschwitz achtergebleven – direct na aankomst vergast. Ook bevonden zich onder de Nederlandse gevangenen in het kamp verzetsmensen, politieke gevangenen uit Buchenwald. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat moesten de gevangenen een ‘Dode Zee van puin’ doorzoeken op kostbaarheden, onderduikers en dode lichamen. Vonden ze in kelders en bunkers nog levende onderduikers, dan werden die door SS’ers ter plekke doodgeschoten. Voor de ogen van de gevangenen. Het is volgens Willi Löwenberg één van de afschuwelijkste herinneringen aan zijn kamptijd in Warschau. Net als in andere concentratiekampen waren ook in kamp Warschau de juiste contacten, het vermogen om te "organiseren" en de geestelijke weerbaarheid tegen honger en vernedering bepalend voor de kansen om te overleven. Zo wist Willi Löwenberg zich in het kamp staande te houden dankzij de iets oudere Hans Elsbach, een Amsterdamse goochelaar, die hem al in Auschwitz onder zijn hoede had genomen en hem ‘makkelijke’ baantjes wist te bezorgen. Dat geluk hadden veel andere Nederlanders niet. David Minco, Nico Bolle, Levie Vogel, Johan Erich Bloemendal, Maurits van Voolen, niemand van hen overleefde de wreedheid, de smerigheid, het ongedierte en het voortdurende gebrek aan schoon water en voedsel. Mogelijk omdat de Nederlanders veelal uit een ‘geciviliseerde’ omgeving kwamen, of weinig kennis hadden van het Jiddisch, Duits of Pools (de voertalen in Warschau), waren ze tegen de ontberingen vaak niet opgewassen. Niet zoals bijvoorbeeld de Grieken, van wie velen over een wonderbaarlijk overlevingsmechanisme leken te beschikken. Sprankjes hoop putten de gevangenen eens uit de ontdekking van een ruimte in het getto met een complete bibliotheek, een machtig symbool van geestelijke weerbaarheid: ook in de extreme omstandigheden van het getto was men blijven lezen. De passages uit het door de onthutste vinders in de broekspijpen van hun gevangenisbroek meegesmokkelde Jiddische boek van Sjolem Aleichem, die zij de andere gevangenen ’s avonds in hun barak voorlazen, deden de bittere ellende van de dag voor een enkel moment vergeten. Na de oorlog raakte kamp Warschau lange tijd in de vergetelheid, zoals Holocaustdeskundige Johannes Houwink ten Cate in zijn bijdrage over de stand van het onderzoek naar kamp Warschau, de bevrijding van de gevangenen (in augustus 1944) en de opsporing en berechting van de daders, aangeeft. De aandacht van historici richtte zich lange tijd meer op kampen als Dachau, Buchenwald en Auschwitz. Sowieso vindt er pas sinds een jaar of tien uitgebreid bronnenonderzoek plaats naar de concentratie- en vernietigingskampen in het Oosten. Met uitzondering natuurlijk van Auschwitz-Birkenau, het symbool van de Holocaust bij uitstek. De eerste wetenschappelijke studies over kamp Warschau verschenen pas in 2007 en 2008, in respectievelijk Polen en Duitsland. Veel overlevenden deden er na de oorlog eveneens het zwijgen toe. Zij bouwden overal ter wereld nieuwe levens op en wilden, uit angst voor onbegrip door de onbekendheid van het kamp, liever niet aan hun ervaringen herinnerd worden. Wel bleven Willi Löwenberg en Hans Elsbach levenslang vrienden. Dankzij Broekema en Coolman (en Houwink ten Cate als hun adviseur) heeft kamp Warschau nu, zeventig jaar na zijn bevrijding, in navolging van de Poolse en Duitse studies ook in Nederland een gezicht gekregen. Met hun lezenswaardige en voor een breed publiek toegankelijke boek leveren zij als eersten in ons land een bijdrage aan de kennis over het kamp. Uitgebreid lezen we over de omstandigheden waarin de slachtoffers leefden. Over de gedragingen en drijfveren van individuele daders komen we minder te weten. In zijn bijdrage vertelt Houwink ten Cate weliswaar veel interessants over de (problemen met) de naoorlogse opsporing en berechting van voormalige kampbewakers en kapo's, maar een gezicht, dat de auteurs hun volgens hun voorwoord pretenderen te geven, krijgen de daders niet. De afwezigheid van een notenapparaat (op zichzelf voor een publieksboek een begrijpelijke keuze) wreekt zich, als soms niet goed duidelijk wordt naar welke bron verwezen wordt. Een beknopt bronnenoverzicht per hoofdstuk achterin had dit euvel kunnen verhelpen.Ook de verantwoording van de auteurs over hun onderzoek, tenslotte, had iets minder summier gemogen. "In het puin van het getto" is niettemin een mooi en urgent eerbetoon aan alle bekende en onbekende slachtoffers van kamp Warschau, dit "bijna vergeten concentratiekamp", waar zoveel onschuldige mensen geknecht en vermoord zijn. |
Beoordeling: | Goed |