Titel: | Naakt onder wolven |
Schrijver: | Bruno Apitz |
Uitgever: | Cossee |
Uitgebracht: | 2013 |
Pagina's: | 429 |
ISBN: | 9789459363946 |
Omschrijving: |
Het is half maart 1945. De Russen zijn in het oosten Duitsland al binnengedrongen en aan het westelijk front zijn de Amerikanen bij Remagen de Rijn overgestoken, waarmee de laatste natuurlijke Duitse verdedigingslinie werd geslecht. Voor beide legers ligt de weg naar Berlijn open. Het is iedereen duidelijk dat het Derde Rijk op instorten staat. In het concentratiekamp Buchenwald arriveert een transport van zo'n 800 Joden, het restant van een vele mate grotere groep die vanuit Auschwitz is weggevoerd. De Pool Jankowski heeft in zijn koffer een driejarig jongetje meegesmokkeld. Het Internationale Lagerkomitee (ILK), de grote illegale communistische organisatie binnen het kampsysteem van de SS, besluit dat het jongetje zo snel mogelijk op een volgend transport vanuit Buchenwald naar Bergen-Belsen moet worden gezet. De organisatie is namelijk in volle voorbereiding om voorafgaand aan de aanstaande bevrijding van het kamp, die nu binnen enkele weken of hooguit enkele maanden verwacht mag worden, op het juiste moment in verzet te komen. Daarmee moet worden verhinderd dat onnodig veel mensen in de laatste oorlogsweken alsnog door nazigeweld worden gedood. De aanwezigheid van het onbekende jongetje kan alles in gevaar brengen. Even ongemerkt als hij is binnengesmokkeld, dient hij volgens het ILK dus weer te verdwijnen. Tegen de besluiten van het ILK in besluiten drie gevangenen het jongetje toch te verstoppen in de hoop het joch, dat de tocht naar en het verblijf in Bergen-Belsen zeker zal overleven, alsnog gered kan worden. Dit besluit brengt een keten van ontwikkelingen binnen het kamp teweeg, zowel bij de ILK als bij de SS-leiding. Die heeft op enig moment in de gaten dat er iets aan de hand is en met alle brute macht die ze op dat moment nog heeft treedt ze hiertegen op. Het verhaal eindigt met de overhaaste vlucht van de laatste SS'ers, als de Amerikanen al bijna voor de poort staan en de lang voorbereide opstand door de ILK-organisatie de nog aanwezige 21.000 gevangenen definitief heeft bevrijd. In Buchenwald was de kamporganisatie van begin af aan zo ingericht dat de SS gevangenen uitzocht die ervoor moesten zorgen dat alle routinematige zaken elke dag conform de kampvoorschriften verliepen. Bovendien delegeerde de SS veel verzorgende en bestuurlijke taken. Voor de belangrijkste functies binnen de kampdienst (kampoudste en blokoudste) of de leider van een arbeidscommando (Kapo) kwamen alleen Rijksduitse, niet-Joodse gevangenen in aanmerking. De SS-leiding gaf de posities in het gevangenenbestuur aanvankelijk aan de 'criminelen', herkenbaar aan de groene driehoek op hun borstzak. Onder kampcommandant Karl Otto Koch wisten de politieke gevangenen, herkenbaar aan de rode driehoek, alle hoge kampfuncties in te nemen omdat ze aanzienlijk meer discipline en organisatietalent hadden. Dat veranderde in de zomer van 1941 even na het verbreken van het Hitler-Stalin-pact, maar vanaf begin 1943 werden alle hoge bestuurlijke gevangenisfuncties weer door de 'roden' ingenomen. Daarnaast was er dus nog de illegale communistische ILP, met behoorlijk wat overlap met de officiële kampleiding. Bruno Apitz (Leipzig 1900 - Berlijn 1979) vertelt op meesterlijke wijze dit verhaal dat gebaseerd is op zowel het waar gebeurde verhaal van Stefan Jerzy Zweig, die als driejarig kind vanuit Auschwitz het kamp in werd gesmokkeld en in Buchenwald de oorlog overleefde, als op zijn eigen kampervaringen. Apitz was al jong toegetreden tot de communistische partij en 1917 wegens anti-oorlogspropaganda tot achttien maanden gevangenisstraf veroordeeld. Toen de nazi's aan de macht kwamen werd Apitz direct (17 mei 1933) gearresteerd en kwam achtereenvolgens terecht in de concentratiekampen Colditz en Sachsenburg en enkele tuchthuizen. Op 4 november 1937 werd hij als politiek recidivist naar Buchenwald gestuurd, waar hij tot de bevrijding van het kamp op 11 april 1945 bleef. Hij werkte er eerst bij de mijn- en bouwcommando's, maar daarna nam zijn "kampcarriére" een onverwachtse wending: hij mocht beeldhouwhandwerk voor de SS'ers maken. Zo vervaardigde hij beelden voor de beruchte SS-kampcommandant Karl Otto Koch en plastieken, houtsnijwerken, tafellampen en een kinderwieg voor andere nazi-kopstukken. Toen de beeldhouwwerkplaats in 1942 werd opgeheven kwam hij terecht bij het 'pathologiecommando', waar hij plastic modellen moest vervaardigen. Daar bleef hij tot 1945, maar hij werd ook steeds meer betrokken bij de illegale activiteiten binnen de communistische kamporganisatie en bij culturele activiteiten in het kamp. Door dat laatste werd hij voor zowel de kampleiding als de gevangenen een graag gezien iemand. Hij bracht de bevrijding door op een schuilplaats omdat de SS de belangrijkste personen van de ILK nog snel tegen de wand wilden zetten. Dagenlang zat hij verstopt in een smalle kanaalschacht, maar na twaalf jaar gevangenschap kwamhij in april 1945 weer vrij. Al deze verschillende kampervaringen komen bij diverse personages in het boek tot uiting. Degenen die het concentratiekamp Buchenwald wel eens bezocht hebben en vooral het gedenkteken kennen dat in de jaren 1954-1958 net buiten het voormalige kampterrein op de Ettersberg is gebouwd, zijn op de hoogte van de interpretatie zoals die indertijd door de voormalige DDR werd gegeven. "Het verhaal van uit vele landen afkomstige, met elkaar in solidariteit verbonden gevangenen, die onder politieke leiding van Duitse communisten één werden in hun lijden en in de strijd tegen hun kwelgeesten, die ze zegevierend wisten te beslechten", aldus Susanne Handtke in het zeer lezenswaardige en informatieve naschrift bij de roman. De beelden op de reliëfzuilen lijken haast het verhaal van Apitz te bevestigen. Een grote eensgezinde groep gevangenen, een klein kind dat ter bescherming van de ene gevangene aan de andere wordt doorgegeven, gevangenen die uit hun schuilplaatsen te voorschijn komen en uiteindelijk de gevangen genomen SS'ers wegvoeren. Het boek zoals het in de vroege zomer van 1958 verscheen, vlak voor de officiële opening dus van het gedenkteken bij Buchenwald in september 1958, was dus helemaal in lijn met het historisch-politieke concept van de leiding van de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED). Gezien Apitz' levensverhaal niet echt verwonderlijk zou men zeggen. Het is echter niet geheel waar. De versie die in 1958 werd gepubliceerd was door de SED op enkele plaatsen ingrijpend aangepast. Alles wat niet paste in het ideaalbeeld van de heroïsche strijd van een internationale antifascistische verzetsbeweging werd geschrapt uit de oorspronkelijke versie. Dat betekende dat beschrijvingen vervielen waarin communistische Kapo's vanuit hun netelige dwangpositie de SS-artsen behulpzaam moesten zijn bij het selecteren van gevangenen of bij het ombrengen van gevangenen via giftige injecties. Ook die passages sneuvelden waarin in krachtige taal het massale lijden en sterven werd beschreven binnen het Kleine Kamp van Buchenwald, het quarantaine- en doorgangskamp dat van begin 1945 een ware hel was geworden. Binnen die wereld moesten door Kapo's en andere leidinggevenden binnen de groep gevangenen voortdurende pijnlijke afwegingen en beslissingen worden genomen. Apitz wierp dan ook in zijn boek de vraag op in hoeverre de redding van de een mag worden betaald met de dood van een ander of dat het gerechtvaardigd is de verwerpelijke methodes van de vijand te gebruiken. Morele twijfels die de SED-leiding liever niet al te duidelijk verwoord zag. Binnen de toenmalige DDR speelde echter nog een andere zaak, waarbij Apitz toch op zijn minst emotioneel zeer betrokken was. Volgens de allerbeste communistische tradities werd iedereen die op enige manier had samengewerkt met de fascisten na de oorlog wantrouwend bekeken. In de DDR ging dat nog aanzienlijk gematigder dan in de Sovjet-Unie, waar iedereen die de gevangenkampen overleefde rücksichtslos werd doorgestuurd naar de gelijksoortige Goelag-kampen vanwege het simpele 'vergrijp' dat men contact had gehad met de fascisten en dus door hen besmet konden zijn. De SED-leiding rond Walter Ulbricht betwijfelde steeds meer of de Buchenwalder communisten echt wel de concentratiekampstructuren hadden gesaboteerd, of ze wel daadwerkelijk mensen hadden gered uit de fascistische klauwen en of ze niet simpelweg bezig waren de beste posities in te nemen om hun eigen hachje te redden. Na de oorlog waren deze ILK-leiders als vanzelfsprekend in hoge politieke posities benoemd; vanaf begin vijftiger jaren werden ze steeds meer weggepromoveerd en kregen ze partijstraffen opgelegd. Talloze personen moesten aanzien hoe hun langjarige gevangenis- en kampervaringen en de onbetwistbare successen die ze in hun overlevingsstrijd hadden gevoerd, nu door de eigen partij, de partij waarvoor ze bereid waren alles op te offeren, ter discussie werden gesteld. Het moet ook voor Apitz met zijn twaalf jaar kampervaring een bittere pil zijn geweest om te moeten zien hoe zijn oude strijdmakkers door de SED-leiding, die de oorlog in Moskou doorbracht, in diskrediet werden gebracht. Uitgeverij Cossee heeft de oorspronkelijke eerste uitgave op de markt gebracht waarin wel de morele vragen worden gesteld die Ulbricht c.s. wilden vermijden. De gevangenen zijn er minder heroïsch en de SS'ers, kampbewakers, de zwakken, de verraders en de meelopers zijn er met veel nuance is beschreven. De oude versie van het boek was al in dertig talen beschikbaar (in Nederland vanaf 1961) en met drie miljoen verkochte exemplaren een internationale bestseller, maar deze uitgave is een herontdekking van deze belangrijke naoorlogse roman. Een magistraal boek, waarbij het niet onmisbaar maar toch wel handig is de historische achtergrond te kennen. |
Beoordeling: | Uitstekend |