Titel: | Zwarte Canon - Over de schaduwzijde van de geschiedenis. |
Schrijver: | Chris van der Heijden |
Uitgever: | Contact |
Uitgebracht: | 2013 |
Pagina's: | 176 |
ISBN: | 9789045023663 |
Omschrijving: |
In dit boek reageert Chris van der Heijden wat verlaat op de in oktober 2006 verschenen Canon van Nederland, die volgens de auteur als belangrijke doel had om iedereen in barre economische en politieke tijden weer trots op het vaderland te laten zijn. Van der Heijden betoogt nu dat de canon een volstrekt vals beeld oproept van onze vaderlandse geschiedenis. Hij wijst er op dat elk land de automatische neiging heeft de eigen cultuur, groeperingen en personen in het centrum van de gebeurtenissen te plaatsen en deze in een zo fraai mogelijk daglicht te zetten. Met een buitenstaandersperspectief blijkt echter dat daarop heel wat af te dingen valt. De grote helden blijken in de praktijk vaak even grote schurken te zijn geweest, de bewierookte groeperingen blijken bij nader inzien heel wat steken te hebben laten vallen en de nationale cultuur is ook minder verheven dan we graag willen geloven. Aan de hand van een aantal voorbeelden komt hij tot de aanbeveling te werken met een geschiedschrijving met zelfspot en aandacht voor de vele onverkwikkelijke zaken, die nu liever onder het tafelkleed worden geveegd. De canon werd op 16 oktober 2006 door de commissie-Van Oostrum aangeboden aan minister Maria van der Hoeven, de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De canon kwam blijkbaar als geroepen, want ze werd door het kabinet-Balkenende IV per augustus 2009 benoemd als richtinggevend voor het onderwijs in geschiedenis en andere vakdomeinen in het basisonderwijs en de eerste twee jaren van het voortgezet onderwijs. Er is geen verplichting de canon te volgen omdat dit zou indruisen tegen de vrijheid van onderwijs die Nederland geniet. De canon omvat een lijst van vijftig chronologische thema's (de zogenaamde "vensters") die binnen veertien hoofdlijnen de geschiedenis van Nederland moeten belichten. Ze zouden samen een overzicht moeten bieden van "wat iedereen in elk geval zou moeten weten van de geschiedenis en cultuur van Nederland". De canon sloeg enorm aan, wat door Van der Heijden wordt geweten aan de positieve toon en de onderwerpkeuze. Hij komt daarbij met voorbeelden om zijn pleidooi te onderbouwen dat de negatieve onderdelen van de vaderlandse geschiedenis niet of volstrekt onvoldoende aan bod komen. Een snelle controle van de vijftig "vensters" via Entoen.nu leert echter dat het met het verdonkeremanen van de minpunten wel meevalt. Om een paar voorbeelden te noemen: op nummer 23 het venster "Slavernij" in de periode 1637-1863, op nummer 39 "Anne Frank" met als thematiek de Jodenvervolging en Holocaust, op nummer 40 "Indonesië" over de kolonie die zich vrijvecht, op nummer 47 "Srebrenica" over de dilemma's bij vredeshandhaving en op nummer 48 "Veelkleurig Nederland" en de problemen met de multiculturele samenleving. Het kan ongetwijfeld allemaal met nog iets meer afkeuring en zelfkastijding, maar het zijn toch echt allemaal vensters waarin ruimschoots aandacht kan worden geschonken aan de zwarte bladzijden in onze geschiedenis. Iets wat ook volop gebeurt, het is onzin te beweren dat Nederland haar hele verleden als één glorieus festival bekijkt. Natuurlijk hebben we, net als alle andere landen en volkeren overigens, de neiging zaken wat florissanter voor te stellen dan ze waren en praten we liever wat minder lang en minder hard over de negatieve zaken. Ze worden echter wel allemaal besproken. De door Van der Heijden aangedragen voorbeelden overtuigen ook niet allemaal. Aandacht voor de dood van Albrecht Beyling in 1425, voor de Chinezenmoord in Batavia in 1740 en voor de accommodatie van de politieke elite tijdens de zogenaamde Bataafse Republiek (1780-1795)? Zijn die onderwerpen, die vermoedelijk bij slechts een enkeling een belletje doen rinkelen, nu zo elementair dat ze met voorrang in ons geschiedenisonderwijs opgenomen moeten worden? Van der Heijden geeft in zijn Zwarte Canon een lijst van plusminus dertig vergelijkbare gevallen die zeker in de nationale canon opgenomen dienen te worden. Van der Heijden benoemt over de Tweede Wereldoorlog een aantal aspecten die onvoldoende aandacht krijgen: de omgang met de Joodse landgenoten is er een van, verder wordt het bestaan van de naoorlogse kampen en de manier waarop met moffenmeiden werd omgegaan genoemd. Ook staan op zijn lijst van toe te voegen zaken de volgende onderwerpen, die in zijn boek niet nader worden uitgewerkt: Anton van der Waals, Kamp Jodensavanne (een interneringskamp in Suriname waar in de oorlog 146 al dan niet vermeende aanhangers van de NSB en de nazipartij vanuit Nederlands-Indië gevangen werden gehouden), Operatie Black Tulip, Pieter Menten, de kwalijke rol van Nederlandse ambtenaren tijdens en na de oorlog, het grote aantal burgerslachtoffers tijdens de oorlog en Bijltjesdag. Het lijkt me dat voor het eerste onderwerp via het al genoemde venster "Anne Frank" er alle gelegenheid is dit aspect aan de orde te stellen. Er is in de afgelopen decennia over deze thematiek ook al zo'n indrukwekkende hoeveelheid literatuur verschenen dat met geen mogelijkheid kan worden beweerd dat het onderwerp nog steeds onvoldoende aandacht krijgt. Dat laatste kan over de naoorlogse kampen en moffenmeiden minder stellig worden beweerd, maar het lijkt ook wat ongepast om binnen het gehele scala aan belangrijke onderwerpen van de Tweede Wereldoorlog (twee vensters om dat alles te behandelen) juist dit aspect met voorrang voor het voetlicht te brengen. Hetzelfde geldt voor de andere onderwerpen die de auteur aanstipt. Het is onduidelijk of Van der Heijden dit soort onderwerpen nu stelselmatig naar voren haalt om te provoceren of oprecht vindt dat deze groep "slachtoffers" nu al zo lang onrecht wordt aangedaan door hun ervaringen in de nadagen van de oorlog zo weinig aandacht te geven. Ook in zijn eerdere boeken heeft hij sterk de neiging juist die wat provocatieve voorbeelden aan te halen. Niet dat de onderwerpen onzinnig zijn, het probleem zit hem in de zwaarte die Van der Heijden ze steeds meegeeft. Het lijkt alsof hij het leed dat werd aangedaan aan bijvoorbeeld NSB'ers, moffenmeiden, leden van de Germaanse SS en andere collaborateurs op gelijke hoogte stelt met bijvoorbeeld het leed dat de Joden werd aangedaan. Zijn neiging tot provocatie leidt steeds tot veel kritiek en onbegrip voor zijn werk, wat bij Van der Heijden weer tot een ander opvallend karaktertrekje leidt. In elk boek heeft hij de behoefte te reageren op de kritieken op zijn vorige boeken en tracht hij via een achterdeurtje alsnog zijn gelijk te halen. Dat element blijft ook hier helaas niet achterwege. Kortom, de auteur overdrijft met zijn kritiek op de "witte canon" en overtuigt zeker niet met zijn voorbeelden om te komen tot een evenwichtiger overzicht van de Nederlandse geschiedenis. Wat niet wegneemt dat zijn pleidooi om de vaderlandse geschiedenis niet te veel te zien door een roze bril en dus alert te blijven voor het falen door de eeuwen heen, wel recht overeind blijft. Een pleidooi dat, lijkt me, door elke historicus volledig onderschreven wordt. Van der Heijden geeft daarvoor een aantal nuttige theoretische onderbouwingen. Het boek zou sterker zijn geweest indien dat theoretisch kader was uitgebouwd en de gekozen voorbeelden en persoonlijke "afrekeningen" anders waren geweest of achterwege waren gebleven. Het boek is dus vooral interessant voor lezers die houden van geschiedenisfilosofie of mensen die in het onderwijs werkzaam zijn. Aan lezers die alleen in de Tweede Wereldoorlog geïnteresseerd zijn, zal het boek niet echt besteed zijn. |
Beoordeling: | Redelijk |