Het ontwerp van de vier slagschepen van de Colorado-klasse was gebaseerd op dat van de voorgaande Tennessee-klasse. In feite werden er maar drie grote verbeteringen doorgevoerd bij de nieuwe slagschepen ten opzichte van USS Tennessee en USS California. Ten eerste werden USS Colorado, USS Maryland, de Washington en USS West Virginia uitgerust met acht 41cm 45-kaliber kanonnen in plaats van twaalf 35,5cm 50-kaliber kanonnen. Dit werd gedaan omdat de Japanse slagschepen van de Nagato-klasse eveneens uitgerust waren met 41cm kanonnen. Het tweede belangrijke verschil met de Tennessee-klasse werd de onderwaterbescherming tegen torpedo`s. Deze bestond uit vijf lagen waarvan de buitenste leeg was, de drie volgende lagen gevuld waren met olie en water en de binnenste laag weer leeg was. Op deze wijze moest de kracht van een exploderende torpedo geabsorbeerd worden door de verschillende lagen. Als laatste innovatie werden de acht Babcock & Wilcox of Bureau Express ketels per vier aan stuurboord en bakboord van de turbo-elektrische machine-installatie geplaatst in plaats van bij elkaar in één enkele ketelruimte. Hierdoor werd de kans verkleind dat het schip stil kwam te liggen door een enkele ongelukkige treffer in die ketelruimte.
Tijdens de afbouw van de vier slagschepen van de Colorado-klasse werd, op 6 februari 1922, het Vlootverdrag van Washington ondertekend. De maritieme grootheden Japan, Italië, Frankrijk, de Verenigde Staten en Groot Brittannië waren overeengekomen om de wapenwedloop op maritiem gebied een halt toe te roepen. Eén van de afspraken van het verdrag was dat het totale tonnage aan slagschepen en slagkruisers van de Verenigde Staten niet groter dan 525.000 ton mocht zijn. Bovendien mochten de komende tien jaar geen nieuwe slagschepen meer op stapel gezet worden en mochten oudere slagschepen pas vervangen worden als zij ouder waren dan twintig jaar. De totale tonnagebeperking betekende dat er één van de vier nieuwe Colorado-klasse slagschepen af moest vallen. De keuze viel op de Washington omdat dit schip het minst ver voltooid was op de werf in New Jersey. Op 8 februari 1922 werd de bouw van de Washington stilgelegd.
De drie overige slagschepen van de Colorado-klasse behoorden tot de zogenaamde Standard-type battleships. Dit was een productielijn van in totaal twaalf slagschepen verdeeld over vijf klassen. Het concept werd ingevoerd zodat de slagschepen samen een slaglinie konden vormen. Bij het principe hoorden een groot schietbereik van de primaire kanonnen, een betrekkelijk lage maximale snelheid om de actieradius te vergroten, een compacte tactische radius van 650 meter en een goede schadebeperking door het gebruik van waterdichte schotten, verstevigde spanten en brandbestrijdingsmiddelen. De andere klassen Standard-type battleships waren de Nevada-klasse, Pennsylvania-klasse, New Mexico-klasse en Tennessee-klasse slagschepen.
Plannen om de Colorado- en de Tennessee-klasse slagschepen te moderniseren in 1931 en 1933 werden afgewezen in verband met de hoge kosten. In 1937 werden nieuwe plannen ingediend door het Bureau of Construction and Repair van de Amerikaanse marine om de zogenaamde "Big Five" gedeeltelijk te moderniseren. Eventuele moderniseringen van oudere slagschepen zou echter ten koste gaan van het beschikbare budget voor de bouw van nieuwe slagschepen zodat wederom werd beslist de "Big Five" niet aan te passen aan de moderne eisen.
Tijdens de Japanse aanval op Pearl Harbor, 7 december 1941, lagen USS Maryland en USS West Virginia afgemeerd in Battleship Row. De Maryland lag aan de binnenzijde van USS Oklahoma en werd daardoor slechts door twee bommen getroffen. Op 26 februari 1942 was het slagschip al weer gereed voor de strijd. De West Virginia lag echter aan de buitenzijde afgemeerd langs USS Tennessee. Het slagschip werd door zeven torpedo`s en twee bommen getroffen en zonk hevig brandend in de ondiepe haven. Op 17 mei 1942 werd het slagschip gelicht en tijdelijk gerepareerd. Bijna een jaar later kon het slagschip op eigen kracht naar de Puget Sound Naval Shipyard in Bremerton, Washington, varen om volledig herbouwd te worden. USS Colorado lag op 7 december 1941 op de marinewerf in Bremerton in groot onderhoud en ontliep zo de Japanse aanval op Pearl Harbor. In 1947 werden de drie Colorado-klasse slagschepen opgenomen in de reservevloot. In 1959 werd besloten een groot aantal oudere slagschepen af te stoten omdat de zogenaamde mottenballenvloot te duur was en omdat de oudere slagschepen waarschijnlijk niet meer in de vaart genomen zouden worden. De slagschepen werden voor sloop verkocht.
Klasse overzicht
USS Colorado | USS Maryland | Washington | USS West Virginia | |
Naamsein | BB-45 | BB-46 | BB-47 | BB-48 |
Bouwwerf | New York Shipbuilding Corporation, Camden, New Jersey | Newport News Shipbuilding and Dry Dock Company, Newport News, Virginia | New York Shipbuilding Corporation, Camden, New Jersey | Newport News Shipbuilding and Dry Dock Company, Newport News, Virginia |
Besteld | 29 augustus 1916 | 5 december 1916 | 29 augustus 1916 | 5 december 1916 |
Op stapel gezet | 29 mei 1919 | 24 april 1917 | 30 juni 1919 | 12 april 1920 |
Te water gelaten | 22 maart 1921 | 20 maart 1920 | 1 september 1921 | 17 november 1921 |
In dienst gesteld | 30 augustus 1923 | 21 juli 1921 | - | 1 december 1923 |
Lot | 23 juli 1959 voor sloop verkocht | 8 juli 1959 voor sloop verkocht | Onafgebouwd als doelschip tot zinken gebracht, 26 november 1924 | 24 augustus 1959 voor sloop verkocht |
Technische gegevens
USS Colorado | USS Maryland | USS West Virginia | |
Grootste lengte | 190,27 meter | ||
Grootste breedte | 29,7 meter | ||
Diepgang | 10,7 meter | Waterverplaatsing standaard | 32.600 ton | Waterverplaatsing volbeladen | 37.500 ton |
Machine-installatie | 8 x Babcock & Wilcox ketels, 2 x Westinghouse turbo-electric geared stoomturbines | 8 x Bureau Express ketels, 2x General Electric turbo-electric geared stoomturbines | |
Machinevermogen | 28.900 pk | ||
Schroeven | 4 3-bladige schroeven | ||
Bunkercapaciteit | 2.200 ton stookolie | ||
Actieradius | 6.400 zeemijlen bij 19 knopen, 9.200 zeemijlen bij 15 knopen | ||
Maximale snelheid | 21 knopen | ||
Bepantsering | 203 tot 343mm gordel-, 330 tot 457mm toren-, 292mm commandotoren- en 127mm dekbepantsering | Bemanning | 1.407 koppen |
Bemanning tijdens de Tweede Wereldoorlog | 1.908 tot 2.182 koppen | ||
Primaire bewapening | 4 x 2 41cm Mk 5 45-kaliber kanonnen | ||
Secondaire bewapening | 12 x 12,5cm 51-kaliber kanonnen, 4 x 7,6cm luchtafweerkanonnen (USS Colorado 8 x), 2 x 53,5cm torpedolanceerbuizen | ||
Secondaire bewapening tijdens de Tweede Wereldoorlog | 8 x 2 12,5cm 38-kaliber kanonnen, 10 x 4 40mm Bofors en 33 x 20mm Oerlikon mitrailleurs | 8 x 2 12,5cm 38-kaliber kanonnen, 10 x 4 40mm Bofors en 37 x 20mm Oerlikon mitrailleurs | 8 x 2 12,5cm 38-kaliber kanonnen, 10 x 4 40mm Bofors en 50 x 20mm Oerlikon mitrailleurs |
Nadat USS Colorado in dienst was gesteld maakte het slagschip van 29 december 1923 tot 15 februari 1924 een vlagvertoonreis naar Europa waar havens aangedaan werden in Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Gibraltar. Deze reis was meteen de opwerkperiode voor de bemanning en het schip. Na enkele kleine reparaties vertrok het slagschip via het Panamakanaal naar de westkust van de Verenigde Staten en werd ingedeeld bij de Pacific Battle Fleet met als basis San Pedro, Californië. Van 18 juni tot september 1925 maakte USS Colorado deel uit van de Amerikaanse slagvloot, die een grote vlagvertoonreis maakte naar Samoa, Australië en Nieuw-Zeeland. In de jaren die volgden nam het nieuwe slagschip deel aan talloze vlootoefeningen en Fleet Problems. Tijdens een onderhoudsperiode in 1928/1929 werden de acht 7,6cm kanonnen vervangen door acht 12,5cm 25-kaliber kanonnen tegen luchtdoelen.
Op 3 juni 1930 was USS Colorado op weg door het Panamakanaal toen er een brand uitbrak in de plotkamer. De bemanning vocht acht uur lang tevergeefs tegen de steeds weer oplaaiende vlammen en de zware rookontwikkeling. Captain W. S. Miller besloot daarop de plotkamer vol te laten lopen met zeewater waardoor de brand geblust werd, maar ook alle kostbare apparatuur in de ruimte verloren ging. Hierna werd USS Colorado naar de Brooklyn Naval Shipyard gestuurd om gerepareerd te worden. Uit onderzoek op de werf bleek de brand veroorzaakt te zijn door kortsluiting in de elektrische apparatuur in de plotkamer. Nadat USS Colorado gerepareerd was werd het slagschip weer toegevoegd aan de Pacific Battle Fleet en werden de oefeningen hervat.
In juli 1937 was de Colorado betrokken bij de vergeefse zoektocht naar de verdwenen luchtvaartpionier Amelia Earhart. De pilote was op weg van Nieuw Guinea naar Howland, een atol in het midden van de Stille Oceaan, bijna op de kruising van de evenaar en de 180 graden meridiaan, toen zij alle radiocontact verloor. Na een week werden de zoektochten opgegeven en er werd nooit meer iets vernomen van de succesvolle Earhart en haar navigator Noonan.
USS Colorado was vanaf 27 januari 1941 gestationeerd in Pearl Harbor, Hawaï. Op 25 juni van datzelfde jaar vertrok het slagschip naar de Puget Sound Naval Shipyard voor groot onderhoud en een modernisering. Tijdens deze periode werden onder andere de originele twaalf 12,5cm 51-kaliber en de acht 12,5cm kaliber kanonnen vervangen door zestien 12,5cm 38-kaliber kanonnen, in acht dubbelopstellingen, die zowel tegen oppervlaktedoelen als luchtdoelen ingezet konden worden. De gehele moderniseringsperiode zou tot 31 maart 1942 duren waardoor USS Colorado de Japanse aanval op Pearl Harbor ontliep. Vanaf 31 mei 1942 maakte de Colorado, samen met zusterschip USS Maryland, deel uit van de verdedigingslinie van de westkust van de Verenigde Staten. Van november 1942 tot september 1943 maakte USS Colorado deel uit van de US South Pacific Fleet, die tot taak had te voorkomen dat de Japanners de Nieuwe Hebriden, Nieuw-Caledonië en Fiji konden bezetten.
In het najaar van 1943 was dat gevaar geweken en konden de Amerikanen zich richten op het veroveren en heroveren van door de Japanners bezette eilanden in de Pacific. In november 1943 gaf USS Colorado artilleriesteun aan de verovering van Tarawa, één van de Gilberteilanden. Na een korte onderhoudsperiode aan de Amerikaanse westkust was de Colorado vanaf eind januari 1944 actief bij de herovering van de Marshalleilanden. Voorafgaande aan de landingen op Kwajalein en Eniwotok bombardeerde het slagschip, samen met andere Amerikaanse slagschepen, Japanse stellingen en verdedigingswerken. Vanaf juni volgde een zelfde scenario in de Noordelijke Marianen. De Colorado gaf artilleriesteun bij de amfibische landingen op Saipan, Guam en Tinian. Op 24 juli 1944 werd USS Colorado getroffen door 22 granaten van Japanse kustbatterijen tijdens een kustbombardement op Tinian. Het slagschip bleef echter op haar post tot 3 augustus.
Nadat USS Colorado op de Puget Sound Naval Shipyard gerepareerd was, keerde het slagschip eind 1944 terug op het strijdtoneel in de Pacific. Op 20 november van dat jaar arriveerde USS Colorado in de Golf van Leyte, Filippijnen, om artilleriesteun te verlenen aan de Amerikaanse grondtroepen. Een week later werd het slagschip getroffen door een kamikaze en door de Japanse zelfmoordaanval vielen 19 doden en 72 gewonden. De schade kon echter door de eigen bemanning onder controle worden gehouden en het slagschip bleef haar taken als artillerieplatform uitvoeren. Pas eind december konden reparaties uitgevoerd worden op de scheepswerf op Manus, één van de Admiralty-eilanden. Op 1 januari 1945 was het slagschip weer actief in de Filippijnen.
Vanaf eind maart maakte USS Colorado deel uit van de Bombarding Group die kustbombardementen uitvoerde op Okinawa, het meest zuidelijk gelegen grote Japanse eiland. De bloedige verovering van Okinawa zou tot 23 juni 1945 duren en al die tijd bleef USS Colorado op post. Na 23 juni maakte de Colorado deel uit van de bezettingsmacht van het eiland. Op 27 augustus dekte het slagschip de luchtlanding op Atsugi Airfield te Tokyo waarna het schip tot 20 september in Tokyo Bay bleef liggen.
USS Maryland werd bijna twee jaar eerder op stapel gezet en een jaar eerder in dienst gesteld dan de Colorado waardoor de Colorado-klasse slagschepen vaak de Maryland-klasse genoemd wordt. Hierdoor was USS Maryland het eerste Amerikaanse slagschip met 41cm kanonnen en een katapult om verkenningsvliegtuigen te lanceren. Na een opwerk- en vlagvertoonperiode aan de Amerikaanse oostkust vertrok het slagschip in 1923 door het Panamakanaal om zich in San Pedro bij de United States Pacific Battle Fleet te voegen. Van 18 juni tot september 1925 was USS Maryland één van de Amerikaanse slagschepen die de goodwill reis ondernamen naar Australië en Nieuw-Zeeland. Tijdens een onderhouds- en moderniseringsperiode, in 1928-1929, werden de vier 7,6cm luchtafweerkanonnen vervangen door vier 12,5cm 25-kaliber multi purpose kanonnen. Gedurende de jaren `30 maakte USS Maryland deel uit van de Pacific Fleet en nam deel aan de vele slagvlootoefeningen en Fleet Problems. In 1940 werd de Pacific Fleet overgebracht naar Pearl Harbor, waardoor de haven in Hawaï ook voor USS Maryland haar thuisbasis werd.
Tijdens de Japanse aanval op Pearl Harbor lag USS Maryland aan de binnenzijde afgemeerd van USS Oklahoma waardoor het slagschip geen torpedotreffers kreeg. De bemanning van de Maryland slaagde er in alle luchtafweerkanonnen en mitrailleurs in te zetten tegen de Japanse vliegtuigen en schoot meteen één van de Japanse torpedobommenwerpers neer die hun torpedo`s afgeworpen hadden tegen de Oklahoma. USS Maryland werd door twee pantserdoorborende bommen getroffen. De eerste trof de bovenbouw achter de voorste 41cm torens en de tweede trof het slagschip iets verder naar achteren en explodeerde dieper in het schip waardoor schade ontstond aan de spanten. Door de treffers maakte USS Maryland water en waardoor het voorschip ruim anderhalve meter dieper in het water kwam te liggen.
Na enige noodreparaties kon USS Maryland op eigen kracht, op 30 december 1941, de Puget Sound Naval Shipyard bereiken. Hier vonden definitieve reparaties en moderniseringen plaats. De belangrijkste modificaties waren het uitbreiden van de luchtafweerbatterij met een aantal 40mm en 20mm mitrailleurs en het vervangen van de originele 12,5cm kanonnen voor 12,5cm 25-kaliber multi purpose kanonnen. Verder kreeg het slagschip de beschikking over SC (Search Control) en SRA (Surveillance Approach Radar) zoek- en vuurleidingradars. Hierdoor werden de observatietorens in de achterste kooimast overbodig zodat deze gehalveerd werd. Bovenop de gehalveerde mast verscheen een platform voor 20mm Oerlikon mitrailleurs. Op 26 februari 1942 was het slagschip weer gereed om ingezet te worden en tot eind 1943 liepen haar belevenissen synchroon met die van zusterschip USS Colorado.
Op 20 oktober 1943 vertrok USS Maryland als vlaggeschip van de Southern Attack Force naar de Gilberteilanden. Tijdens de veroveringscampagne van deze eilanden vervulde USS Maryland een belangrijke rol in kustbombardementen en het geven van artilleriesteun. Nadat de eilanden veroverd waren, beschermde de Maryland transportkonvooien totdat zij op 7 december terugkeerde naar San Pedro in Californië. Eind januari 1944 gaf USS Maryland artilleriesteun bij de verovering van Kwajalein één van de Marshalleilanden. Na deze operatie vertrok het slagschip naar de Puget Sound Naval Shipyard voor groot onderhoud en moderniseringen. In deze periode werd de gehalveerde kooimast verwijderd en vervangen voor een torenconstructie met een SRA radarantenne. Het slagschip werd verder uitgerust met moderne vuurleidingapparatuur en het aantal 40mm en 20mm mitrailleurs werd uitgebreid.
Op 5 mei 1944 ging het slagschip op weg naar Saipan, een eiland behorende tot de Noordelijke Marianen. Dit eiland was door de Japanners omgebouwd tot een haast onneembaar fort en werd zeer hardnekkig verdedigd. Tijdens de dagenlange kustbombardementen kon USS Maryland meerdere bunkers en kustbatterijen uitschakelen tot het slagschip op 22 juni getroffen werd door een torpedo die afgeworpen werd door een Mitsubishi G4M3 torpedobommenwerper. Een groot gat in de boeg noopte het slagschip uit te wijken naar Eniwotok, één van de Marshall eilanden, voor noodreparaties. Daarna vertrok het slagschip naar Pearl Harbor om in een droogdok definitief gerepareerd te worden. Het werfpersoneel kon het slagschip in ruim dertig dagen weer operationeel maken en op 19 augustus kon USS Maryland Pearl Harbor verlaten om zich aan te sluiten bij de Western Fire Support Group die artilleriesteun zou gaan verlenen in de Palau Eilanden. De eerste beschietingen op Palau begonnen op 12 september en een week later was het Japanse verzet gebroken.
USS Maryland werd na de succesvolle verovering van Palau ingedeeld bij de 7th Fleet, die de landingen op Leyte in de Filippijnen zou gaan inleiden. Gedurende een patrouille, op 19 november 1944, in Surigao Strait, werd USS Maryland getroffen door een Kamikazevliegtuig. Het Japanse toestel stortte zich op het Amerikaanse slagschip tussen de twee voorste 41cm torens in. Bij de explosie en de brand die daardoor ontstonden kwamen 31 bemanningsleden om het leven. Tien dagen later werd het slagschip wederom getroffen door een kamikaze, maar ditmaal veroorzaakte de zelfmoordaanval nauwelijks schade. Het slagschip bleef dan ook op haar post totdat zij op 2 december afgelost werd. Op 18 december arriveerde het slagschip in Pearl Harbor waar zij gedurende de komende twee maanden gerepareerd werd.
Na een korte inwerkperiode sloot USS Maryland zich op 21 maart 1945 aan bij de Amerikaanse vloot die de landingen op Okinawa zou gaan ondersteunen. Vier dagen later begon het slagschip de eerste kustbombardementen op het gefortificeerde Japanse eiland. Op 3 april riep de zware kruiser USS Minneapolis de hulp in van USS Maryland. De kruiser kon met haar 20cm kanonnen de haar aangewezen doelen, kustbatterijen verborgen in betonnen bunkers, niet uitschakelen. De 41cm kanonnen van de Maryland maakten in zes salvo`s korte metten met de Japanse stellingen. Op 7 april werd USS Maryland voor de derde maal in tien maanden getroffen door een kamikazevliegtuig. Deze zelfmoordpiloot had echter nog een 250kg bom aan boord toen hij zich aan stuurboordzijde op de X-toren stortte. Door de explosie werd de gehele 20mm batterij op deze positie uitgeschakeld waarbij 53 doden te betreuren waren. Desondanks bleef het slagschip op post en vertrok op 14 april als konvooibegeleider richting Pearl Harbor.
Op 7 mei arriveerde USS Maryland op de Puget Sound Naval Shipyard voor groot onderhoud. Gedurende deze periode werden alle 12,5cm kanonnen verwijderd en vervangen door zestien 12,5cm 38-kaliber multi purpose kanonnen in acht dubbelopstellingen, wat op dat moment de standaard was voor alle Amerikaanse Standard-type slagschepen. Omdat het slagschip pas in augustus gereed was werd het niet meer ingezet tegen de Japanners omdat die op 15 augustus 1945 capituleerden.
Op 8 februari 1922 werd de bouw van de Washington als gevolg van de gemaakte afspraken tijdens het Verdrag van Washington, stilgelegd. Op dat moment was de bouw van het slagschip voor ongeveer 75 procent voltooid. Het schip was op 1 september 1921 te water gelaten en alle onderwaterbepantsering was voltooid.
Begin 1924 werd besloten het casco van de Washington te gebruiken als doelschip om het effect van torpedo- en granaatinslagen op de bepantsering te testen. In november 1924 werd de Washington van de werf van de New York Shipbuilding Corporation in Camden, New Jersey, gesleept en ongeveer 60 zeemijlen ten oosten van de kust van Virginia losgemaakt. Het drijvende casco werd op de eerste dag van de test getroffen door twee 400 lbs torpedo`s en drie near misses van 1.000kg bommen. Diezelfde dag werd aan boord van het casco 180 kilogram TNT tot ontploffing gebracht om de uitwerking van een explosie in het schip te onderzoeken. Alle inslagen en explosies leverden echter slechts geringe schade op en veroorzaakten een slagzij van drie graden.
Twee dagen later werden door de slagschepen USS New York en USS Texas tientallen 35,5cm granaten afgevuurd op de Washington waarvan er veertien doel troffen, maar er slechts één door het pantser van het niet afgebouwde slagschip doordrong. Twee dagen later, op 26 november 1924, brachten de New York en de Texas de Washington met veertien 35,5cm granaten tot zinken. De eindconclusie van de test was dat alle bepantsering van het slagschip voldeed behalve de dekbepantsering. Bij toekomstige ontwerpen van slagschepen zou hier rekening mee gehouden worden.
Nadat USS West Virginia op 1 december 1923 in dienst was gesteld, volgde een maandenlange opwerkperiode. Tijdens deze periode bleek het stuurmechanisme niet goed te functioneren. Dit leidde er toe dat het nieuwe slagschip op 16 juni 1924 aan de grond liep aan de Amerikaanse oostkust bij Virginia. De schade viel echter mee zodat het slagschip, na gerepareerd te zijn, al op 30 oktober van datzelfde jaar vlaggeschip werd van de US Pacific Battle Fleet met als basis San Pedro Californië. Zoals alle Amerikaanse oorlogsschepen was USS West Virginia in de jaren `20 en `30 intensief betrokken bij allerlei vlootoefeningen en Fleet Problems.
Deze oefenperiode werd in 1929 onderbroken door een moderniserings- en onderhoudsperiode waarbij de 7,6 luchtafweerkanonnen vervangen werden door vier 12,5cm 25-kaliber multi purpose kanonnen met de bijbehorende vuurleidinginstallatie. Verder werden er enkele platformen aangebracht ten behoeve van de plaatsing van 12,7mm mitrailleurs. Bovendien kreeg USS West Virginia de beschikking over katapultinstallaties om O3U-1 Vought Corsair watervliegtuigen te lanceren op het achterste dek en bovenop de X-turret.
In 1940 werd de Pacific Battle Fleet gestationeerd in Pearl Harbor in Hawaï en zodoende werd de oorlogshaven op Oahu de thuisbasis voor USS West Virginia. In 1941 was de West Virginia één van de veertien Amerikaanse oorlogsschepen die de beschikking kregen over een moderne CXAM-1 radarinstallatie van het commerciële bedrijf Radio Corporation of America (RCA).
Op zondagmorgen 7 december 1941 lag USS West Virginia afgemeerd aan de buitenzijde van USS Tennessee in Pearl Harbor. Tijdens de eerste Japanse aanvalsgolf, iets voor 08:00 uur werd de West Virginia getroffen door verschillende Japanse 46cm torpedo`s. De eerste torpedo trof het roer dat totaal vernietigd werd. Minstens drie torpedo`s sloegen in onder de gordelbepantsering en een aantal torpedo-inslagen werden door de deze flankbescherming geabsorbeerd. Twee torpedo`s kwamen in het slagschip terecht door de gaten die de eerdere torpedo`s veroorzaakt hadden op het moment dat het schip slagzij begon te maken. Hierdoor explodeerden de projectielen in het schip ter hoogte van het gepantserde bovendek waardoor heel veel schade veroorzaakt werd. Doordat de bemanning van USS West Virginia onmiddellijk zoveel mogelijk waterdichte schotten en deuren sloot kon voorkomen worden dat het schip kapseisde zoals met USS Oklahoma gebeurde. Hierdoor raakten echter wel tientallen bemanningsleden opgesloten en zij gingen een zekere verdrinkingsdood tegemoet.
Tijdens de tweede Japanse aanvalsgolf, ongeveer twee uur later, werd USS West Virginia ook nog eens getroffen door twee bommen. De eerste drong door tot in de bovenbouw van het slagschip, maar explodeerde niet. De tweede bom viel op de X-toren, vernietigde het Vought OS2U Kingfisher drijvervliegtuig, dat op de katapult bovenop de toren stond, ketste af en drong door de bepantsering van de toren. Ook deze bom explodeerde niet maar brandende vliegtuigbenzine richtte veel schade aan binnenin de toren. Verder ontstond er grote brandschade aan het slagschip omdat de oliebranden, veroorzaakt door de getroffen en geëxplodeerde USS Arizona achter de West Virginia, zich snel uitbreidden en 30 uur aanhielden.
De commandant van USS West Virginia, Captain Mervyn S. Bennion, werd op de brug dodelijk getroffen door een bomscherf, die afkomstig was van een bom die USS Tennessee trof op de B-toren. Kort nadat de bommen het slagschip getroffen hadden, werd het schip door de bemanning verlaten. Even later was het slagschip rechtstandig gezonken in de ondiepe haven. Het duurde tot de volgende middag voor het vuur geblust was door een groep vrijwillige bemanningsleden, die ondanks het explosiegevaar en geholpen door het hulpschip YG-17, teruggekeerd waren naar hun schip. Pas op 27 mei 1942 kon het schip gelicht worden en werd het voor noodreparaties opgenomen in een droogdok. Na enig onderzoek bleek het slagschip door zeven torpedo`s tot zinken te zijn gebracht. Gedurende de reparaties werden 66 lichamen van omgekomen bemanningsleden geborgen.
Het duurde bijna een jaar voordat USS West Virginia zo ver opgelapt was dat zij kon vertrekken naar de Puget Sound Naval Shipyard. Op de marinewerf te Bremerton, Washington State, werd de gehele bovenbouw van het slagschip verwijderd. Het schip werd daarna, net als USS Tennessee en USS California, geheel opnieuw opgebouwd volgens het ontwerp van de nieuwe South Dakota-klasse slagschepen. De nieuwe bovenbouw kreeg torenconstructies voor het huisvesten van de commando- en observatieplatformen, het brugcomplex, de vuurleidingsystemen en nieuwe type SK en SC-2 radars waarbij de kooimasten kwamen te vervallen. De twee schoorstenen werden vervangen door een enkele grotere. De originele 12,5cm kanonnen en de 12,5cm luchtafweerkanonnen werden vervangen door zestien 12,5cm 38-kaliber multi purpose kanonnen in acht dubbelopstellingen. De nieuwe kanonnen werden geleid door nieuwe Mk 37 richtmiddelen. Het slagschip kreeg verder antitorpedocompartimenten en nieuwe waterdichte schotten. USS Tennessee, USS California en USS West Virginia werden door al deze modificaties 34,8 meter breed en pasten daarom niet meer door het Panamakanaal waarvan de sluizen 33 meter breed zijn. De slagschepen pasten daarom ook niet meer in de Two Ocean Policy van de US Navy, die de inzetbaarheid van slagschepen in zowel de Atlantische Oceaan als de Grote Oceaan verzekerde.
Op 2 juli 1944 verliet USS West Virginia de marinewerf in Bremerton en begon aan een nieuwe opwerkperiode, die tot september zou duren. In diezelfde maand vertrok het slagschip via Hawaï naar Manus en werd vlaggeschip van Battleship Division 4. Halverwege oktober vertrok USS West Virginia, als onderdeel van een Task Group, naar de Filippijnen om de ophanden zijnde verovering van deze eilandengroep te ondersteunen. Vanaf 19 oktober was het slagschip daadwerkelijk actief bij de landingen op Leyte. Hierbij liep zij op 21 oktober bijna aan de grond en drie van de vier schroeven raakten licht beschadigd. Hierdoor kon de West Virginia nog maar een maximale snelheid van 16 knopen bereiken, maar bleef desondanks toch op haar oorlogspost. Van 23 tot 25 oktober 1944 was USS West Virginia betrokken bij de Slag in Surigao Strait, een onderdeel van de zeer gecompliceerde Slag in de Golf van Leyte waarbij de Keizerlijke Japanse Marine definitief verslagen werd. Op 29 oktober verliet het slagschip de Filippijnse wateren en werd in Espiritu Santo, op de Nieuwe Hebriden, opgenomen in een droogdok ter reparatie van haar beschadigde schroeven. Vanaf 26 november 1944 was de New Virginia weer actief bij de Filippijnen en zou dat blijven tot 16 februari 1945.
Vanaf 19 februari 1945 nam USS West Virginia deel aan de verovering van Iwo Jima door kustbombardementen uit te voeren en artillerieondersteuning te verlenen. Op 4 maart vertrok het slagschip naar Ulithi, een atol dat deel uitmaakt van de Carolinen, om voorraden en munitie in te slaan. Van 21 maart tot juni 1945 was de West Virginia betrokken bij de Slag om Okinawa. Maandenlang gaf het slagschip artilleriesteun aan de Amerikaanse mariniers die het Japanse eiland, ten koste van vele levens, langzaam maar zeker veroverden. Van eind juni tot begin augustus verbleef het Amerikaanse slagschip in San Pedro Bay, bij Leyte in de Filippijnen, waar een gedeelte van de bemanning afgelost werd. Deze nieuwe bemanningsleden werden ingewerkt waarna het slagschip naar Buckner Bay op Okinawa vertrok. Op 24 augustus maakte USS West Virginia deel uit van de bezettingsmacht die in Tokyo Bay troepen aan land bracht. Op 2 september 1945 was USS West Virginia aanwezig in Tokyo Bay toen aan boord van het nieuwe slagschip USS Missouri de officiële Japanse capitulatie werd ondertekend.
Door het Vlootverdrag van Washington waren de drie Colorado-klasse slagschepen de laatste klasse Standard-type battleships. USS Colorado, USS Maryland en USS West Virginia zouden, eveneens als gevolg van het vlootverdrag, pas in 1941 opgevolgd worden door de beide slagschepen van de North Carolina-klasse, USS North Carolina en USS Washington. Zodoende bleven de slagschepen bijna twee decennia lang de grootste en meest indrukwekkende slagschepen van de US Navy. Doordat de slagschepen voor de Tweede Wereldoorlog niet echt gemoderniseerd werden, bleken zij toch door de tand des tijds, in elk geval technisch gezien, achterhaald te zijn. De constructies waren echter dermate degelijk dat er nieuwe slagschepen in gebouwd konden worden. Slagschepen die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de Amerikaanse overwinning in de strijd in de Pacific.
Op 20 september 1945 vertrok USS Colorado uit Tokyo en arriveerde op 15 oktober in San Francisco. Van daaruit vertrok het slagschip naar Seattle, Washington State, om aanwezig te zijn op de Navy Day die ter plaatste op 27 oktober gevierd werd. In november en december 1945 maakte de Colorado drie reizen van Pearl Harbor naar de Amerikaanse westkust in het kader van Operation Magic Carpet. Deze operatie had als doel om zoveel mogelijk soldaten terug naar de Verenigde Staten te brengen, in een zo kort mogelijke tijd. Alle beschikbare (oorlogs)schepen werden hiervoor ingezet. USS Colorado repatrieerde 6.357 veteranen voordat het schip in januari 1946 afmeerde in Bremerton. Op de Puget Sound Naval Shipyard werd de Colorado in gereedheid gebracht om opgenomen te worden in de reservevloot. Op 7 januari 1947 was de conservering van het slagschip voltooid en werd de Colorado buiten dienst gesteld en opgenomen in de zogenaamde mottenballenvloot. Op 23 juni 1959 werd de Colorado voor sloop verkocht aan Todd Shipyards te Seattle. Eén van haar 12,5cm kanonnen is te zien in het Museum of History and Industry in Seattle.
USS Maryland werd vanaf augustus 1945 ingezet bij Operation Magic Carpet. Het slagschip maakte in het kader van deze operatie vijf tochten van Pearl Harbor naar de Amerikaanse westkust en repatrieerde ruim 8.000 veteranen. Op 15 april 1946 arriveerde de Maryland in Bremerton en werd op de Puget Sound Naval Shipyard geconserveerd om opgenomen te worden in de Pacific Reserve Fleet. Op 3 april 1947 werd het slagschip buiten dienst gesteld. Ruim 12 jaar later, op 8 juli 1959, werd de Maryland voor sloop verkocht aan Learner Company of Oakland, Oakland, Californië. Op 2 juni 1961 werd in Annapolis, Maryland, een monument onthuld, dat de scheepsbel van het slagschip bevat, ter ere van USS Maryland en haar bemanning tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Tot 17 december 1945 nam USS West Virginia deel aan Operation Magic Carpet en maakte drie reizen van Pearl Harbor naar de Amerikaanse westkust. Op 12 januari 1946 arriveerde het slagschip in Bremerton en werd op de Puget Sound Naval Shipyard in gereedheid gebracht om opgenomen te worden in de mottenballenvloot. Op 9 januari 1947 werd de West Virginia buiten dienst gesteld en officieel opgenomen in de US Pacific Reserve Fleet. Op 24 augustus 1959 werd het afgedankte slagschip voor sloop verkocht aan de Union Minerals and Alloys Corporation te New York City.