TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

    Op 12 september 1944 werden door Amerikaanse onderzeeboten twee Japanse schepen, de Rakuyo Maru en de Kachidoki Maru tot zinken gebracht. Het was niet bekend bij de geallieerden dat deze schepen behalve een lading rubber en Japanse passagiers, Australische en Britse krijgsgevangenen vervoerden. Meer dan 2.000 geallieerde krijgsgevangenen kwamen door de aanval in het water van de Zuid-Chinese zee terecht. Honderden drenkelingen werden door de Japanners aan hun lot overgelaten. Zij waren blootgesteld aan de brandende zon, ze hadden geen drinkwater of voedsel en velen waren ziek of gewond. Sommigen van hen hielden het echter vol en werden gered door Amerikaanse onderzeeboten en overleefden zodoende de oorlog. Meer dan duizend drenkelingen kwamen echter om het leven.

    Definitielijst

    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.

    Afbeeldingen

    De Rakuyo Maru. Bron: Photoship.
    De Kachidoki Maru. Bron: Britain-at-war.

    Voorgeschiedenis

    Begin 1944 kregen de commandanten van de Japanse krijgsgevangenenkampen te horen dat zij de "gezondste" mannen moesten selecteren en op transport moesten zetten naar Japan. Deze krijgsgevangenen werden gezien als de oplossing van het door de oorlog ontstane nijpende tekort aan arbeiders aldaar.

    Bijna alle geallieerde krijgsgevangenen hadden in de voorgaande jaren gewerkt aan de Birma-spoorweg. Deze spoorlijn moest Thailand en Birma met elkaar verbinden en een afstand van 415 km overbruggen door onherbergzaam gebied. Tijdens de aanleg van deze spoorlijn maakten de Japanners op grote schaal gebruik van inlandse dwangarbeiders en geallieerde krijgsgevangenen. De omstandigheden waaronder deze moesten werken waren mensonwaardig. De arbeiders moesten zeer zwaar lichamelijk werk verrichten, zij werden nauwelijks gevoed en bovendien dagelijks mishandeld en vernederd door de Japanse en Koreaanse bewakers. Alle arbeiders leden aan zware uitputtingsverschijnselen. Voeg dit bij het tropische klimaat waarin de spoorlijn werd aangelegd en het is niet verwonderlijk dat tropische ziekten als malaria, pellagra en beriberi op grote schaal uitbraken. Geschat wordt dat tijdens de aanleg van deze "Dodenspoorlijn" 15.000 geallieerde krijgsgevangenen en ongeveer 100.000 inlandse arbeiders om het leven kwamen.

    Nadat de Birmaspoorweg in december 1943 was afgerond, werden de krijgsgevangenen ondergebracht in herstellingskampen als Tamarkan en Tamuang in Thailand. Uit deze kampen werden begin 1944 de gezondste krijgsgevangenen geselecteerd voor dwangarbeid in Japan.

    In Tamarkan werden 900 Australiërs door een medische commissie gezond genoeg bevonden voor dienst in Japan. Zij werden op transport gesteld naar Saigon. Het was de bedoeling dat zij vanuit hier de oversteek zouden maken naar Japan. Mede door de hechte onderzeebootblokkade van de geallieerden lukte het echter niet om scheepsruimte te vinden voor het transport van de krijgsgevangenen. Hierdoor bleven de Australiërs tien weken achter elkaar in Saigon.

    De leefomstandigheden in Saigon waren een stuk beter dan die tijdens de werkzaamheden aan de Birmaspoorweg. De Australiërs kregen beter te eten en de Japanse en Koreaanse bewakers gedroegen zich wat menselijker dan tevoren. De krijgsgevangenen moesten weliswaar dwangarbeid verrichten, maar in vergelijking met wat ze gewend waren was deze niet zo zwaar. De werkzaamheden bestonden voornamelijk uit het laden en lossen van schepen en dienst in de pakhuizen. Deze werkzaamheden boden bovendien voldoende gelegenheid om voedsel en andere goederen te ontvreemden.

    In juli kwam er echter een eind aan dit betrekkelijk goede leven en werden de Australiërs op transport gesteld naar Singapore. Hier werden zij ondergebracht in het kamp River Valley Road. De leefomstandigheden waren in dit kamp weer een stuk slechter dan in Saigon. De voedselrantsoenen werden teruggebracht naar het niveau van de werkzaamheden aan de Birmaspoorweg en de barakken waarin de krijgsgevangenen werden ondergebracht waren in een zeer slechte staat.

    In River Valley Road verbleef ondertussen al meer dan vier maanden een groep van 1500 Britse krijgsgevangenen die ook bestemd was voor transport naar Japan. Deze groep was nadat de Birmaspoorlijn was afgerond ondergebracht in het herstellingskamp Tamuang. De leefomstandigheden waren in dit kamp in vergelijking met die bij de Birmaspoorweg wat beter. De krijgsgevangenen kregen (ondermeer omdat er een bananenplantage in de buurt was) meer en beter voedsel. De Britten waren in Tamuang ondergebracht in degelijke barakken gemaakt van bamboe, ook het sanitair was in het kamp in vergelijking met Birma een stuk beter.

    Na een selectie in Tamuang besloten de Japanners dat 1500 Britse krijgsgevangenen gezond genoeg waren om dwangarbeid te gaan verrichten in Japan. In tegenstelling tot de Australiërs werden de Britten niet naar Saigon, maar direct naar Singapore gestuurd. De Britten zouden bijna vier maanden geïnterneerd worden in River Valley Road. Door de slechte leefomstandigheden in dit kamp, waren zij, toen de Australiërs hier arriveerden weer in de zelfde conditie als tijdens de werkzaamheden aan de Birmaspoorweg.

    Op 4 juli kregen de Britten gezelschap van de 900 Australiërs. Het zou nog twee maanden duren voordat er eindelijk transport naar Japan kon worden verzorgd. Tijdens deze periode werkten de gevangenen in de haven en de pakhuizen van Singapore. Later werden de Australiërs overgebracht naar een eiland voor de kust, waar zij moesten helpen bij het maken van een droogdok voor het herstel van grote oppervlakteschepen.

    Definitielijst

    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.

    Afbeeldingen

    Hospitaalhut te Tamuang, 1943. Bron: Australian War Memorial.
    Krijgsgevangenenkamp Tamuang in 1945. Bron: Australian War Memorial.
    Krijgsgevangenenkamp Tamarkan in 1945. Bron: Australian War Memorial.

    Vertrek uit Singapore

    Begin september werd de krijgsgevangenen meegedeeld dat er eindelijk schepen beschikbaar waren voor het transport. De scheepsruimte was echter beperkt en hierdoor zou een groep van 150 Australiërs moeten achterblijven in Singapore. Als gevolg hiervan zou het transport bestaan uit 2.250 man.

    Op de dag van vertrek, 4 september 1944, bleek echter dat 32 Australiërs te ziek waren om vervoerd te worden. Hierdoor bleef er een groep van 2.218 man over die als volgt werd verdeeld: 1.318 man, (Australiërs en Britten) zouden worden vervoerd op de Rakuyo Maru, de resterende 900 (allen Brits) zouden worden vervoerd op de Kachidoki Maru. De Rakuyo Maru was een in Japan gebouwd schip van 9.500 ton. de Kachidoki Maru (10.509 ton) was een voormalig Amerikaans transportschip (de President Harrison) uit 1921, dat in China was buitgemaakt door de Japanners. Behalve de 900 Britten vervoerden de Kachidoki Maru ook nog meer dan 400 passagiers en 350 zwaargewonde Japanse soldaten. De twee schepen voeren samen met vier andere transportschepen en twee olietankers in konvooi HI-72. Als escortevaartuigen kreeg het konvooi een aantal fregatten en de torpedobootjager Shikinami mee.

    De Amerikaanse geheime dienst was nog voor dat het konvooi uit Singapore vertrok op de hoogte van het bestaan hiervan. De Amerikanen waren al lange tijd in staat om het Japanse radioverkeer af te luisteren. Door de informatie die zij hierdoor ontvingen, waren zij op de hoogte van bijna elke Japanse konvooibeweging. Hierdoor waren zij in staat om hun zee- en luchtstrijdkrachten zo effectief mogelijk in te zetten. De Japanners hadden in hun radioverkeer niet vermeld dat de schepen krijgsgevangenen zouden vervoeren en de Rakuyo Maru en de Kachidoki Maru waren niet gemerkt met een rood kruis, of een ander teken dat aangaf dat er gewonden aan boord waren. De Amerikanen waren er dus niet van op de hoogte dat het konvooi geallieerde krijgsgevangenen zou vervoeren. Omdat zij deze informatie niet hadden, zond Pearl Harbor een bericht aan de onderzeeboten die de grootste kans hadden om het konvooi te onderscheppen.

    De onderzeeboten waren ingedeeld in zogenaamde wolfpacks. Het wolfpack dat de beste kans had om het konvooi te onderscheppen was "Ben's Busters"; deze groep bestond uit de Balao-class USS Sealion II, onder bevel van Lieutenant Commander E.T. Reich, de Balao-class USS Pampanito, onder bevel van Lieutenant Commander P. Summers en de Gato-class USS Growler, onder bevel van Lieutenant Commander T.B. (Ben) Oakley, (Oakley voerde het bevel over het wolfpack, daarom was zijn naam aan de groep verbonden). Nadat het wolfpack het bericht over het konvooi had ontvangen zette het direct koers naar het gebied waar het konvooi waarschijnlijk doorheen zou varen.

    Konvooi HI-72 vertrok op 6 september uit Singapore. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat de krijgsgevangenen gedurende de gehele reis in de scheepsruimen zouden blijven. Nadat hier op beide schepen tegen geprotesteerd was, werd deze behandeling wat versoepeld. Een gedeelte van de gevangenen mocht nu overdag aan dek, maar de nacht moesten zij doorbrengen in het snikhete, stinkende en overvolle ruim. Om meer mensen te kunnen herbergen in de ruimen, was er een horizontaal houten schot aangebracht. Dit verdeelde de ruimte in twee secties van nauwelijks 1,30 meter hoog. De gevangenen konden dus onmogelijk rechtop staan en door het ruimtegebrek was het ook niet mogelijk om te gaan liggen.

    In theorie was er genoeg rijst aan boord om de gevangenen te kunnen voeden. Door een gebrek aan kookfaciliteiten kregen zij echter toch maar een karig maal. De drinkwatervoorraad was bovendien beperkt. Veel gevangenen leden hierdoor aan ondervoedingsverschijnselen, ook hadden er veel te kampen met dysenterie en andere ziektes als gevolg van de onhygiënische omstandigheden.

    De Australiërs en de Britten leefden ook constant met de angst voor een onderzeebootaanval. Deze angst zou later bewaarheid worden. Op de avond van 11 september werd het konvooi namelijk voor de eerste keer gedetecteerd door één van de onderzeeboten van het wolfpack "Ben's Busters." De eerste aanval zou niet lang op zich laten wachten.

    Definitielijst

    torpedobootjager
    (Engels=destroyer) Zeer lichtgebouwd, snel en wendbaar oorlogsschip, bestemd om door verrassingsaanvallen grote vijandelijke schepen met de torpedo tot zinken te brengen.
    wolfpack
    Strategie gebruikt door Duitse duikboten waarbij een geallieerd konvooi gezamenlijk werd aangevallen.

    Afbeeldingen

    De President Harrison in 1924.
    De Shikinami in 1929. Bron: Wikipedia.

    De ondergang van de Rakuyo Maru

    Op 12 september om 01:54 werd het konvooi voor de eerste keer aangevallen. De Growler wilde een aanval uitvoeren op de transportschepen. Voor dat zij de kans hiervoor kreeg, werd zij echter gedetecteerd door de torpedobootjager Shikinami, die het konvooi escorteerde. De Shikinami, een schip van de Fubuki-klasse van 2.050 ton, voer recht op de Growler af en maakte aanstalten om aan te vallen. Als een onderzeeboot werd aangevallen door een escortevaartuig was het gebruikelijk dat de onderzeeboot zo snel mogelijk dook en probeerde te ontkomen. De commandant van de Growler, Lieutenant Commander Oakley, die bekend stond om zijn agressieve handelwijze besloot echter om een tegenaanval in te zetten. De onderzeeboot USS Growler vuurde drie torpedo's af op de torpedobootjager Shikinami en bracht het Fubuki-klasse schip van 2.050 ton tot zinken. Van de 219 bemanningsleden gingen er 91 met hun schip ten onder, onder wie commandant Lieutenant Commander Takahashi.

    Na het tot zinken brengen van de Shikinami vuurde de Growler vier torpedo's af op twee transportschepen. Deze troffen doel, maar de schepen werden slechts licht beschadigd.

    Om 05:22 was het de beurt aan de Sealion II. De onderzeeboot vuurde drie torpedo's af op een van de olietankers in het konvooi. Alle drie waren raak en de tanker vloog in brand. Om 05:25 vuurde de Sealion II wederom drie torpedo's af, ditmaal op de Rakuyo Maru. Van het tweede salvo dat de Sealion afvuurde miste de eerste torpedo zijn doel, de andere twee waren echter raak en troffen de Rakuyo Maru in de boeg en in de machinekamer. Het schip was zinkende, maar het duurde nog een aantal uren voordat het daadwerkelijk zou vergaan. De Japanners begonnen onmiddellijk de evacuatie, zij deden echter niets voor de geallieerde krijgsgevangenen. De reddingsboten die de Japanners te water lieten, waren alleen voor henzelf bestemd. De gevangenen begonnen daarom alles over boord te gooien wat zou blijven drijven: reddingsvlotten, tafels, dekplanken en zelfs mobiele toiletten. Hierna sprongen zij zelf overboord. De Britten en Australiërs namen plaats op de overvolle reddingsvlotten, anderen hielden zich vast aan het wrakhout dat eerder in het water was gegooid.

    Tijdens de evacuatie besloot een aantal gevangenen om een paar oude rekeningen te vereffenen met de gehate Japanse en Koreaanse bewakers. Meerdere bewakers werden door de gevangenen gewurgd, verdronken, of op een andere manier om het leven gebracht.

    Omdat de Rakuyo Maru zo langzaam zonk keerde een aantal krijgsgevangenen, nadat zij het schip hadden verlaten weer terug. Zij gingen op de Rakuyo Maru op zoek naar drinkwater, voedsel en betere manieren om te blijven drijven. Zo slaagde een groep, onder leiding van de Australiër Vic Duncan er in om een van de overgebleven reddingsboten te water te laten.

    Om 06:52 viel de Growler opnieuw het konvooi aan. De onderzeeboot vuurde in totaal zes torpedo's af en bracht een van de escorterende fregatten (de Hirado) tot zinken.

    Tegen het einde van de middag van 12 september zonk de Rakuyo Maru. Op dat moment lagen er ongeveer 1300 drenkelingen (Australiërs, Britten en Japanners) in het water. De geallieerde krijgsgevangenen hoopten dat zij gered zouden worden door de Japanners. Deze hoop leek de werkelijkheid te worden toen er twee Japanse fregatten en een koopvaardijschip op het toneel verschenen. Deze schepen redden echter alleen Japanners en wilde geen geallieerden aan boord nemen. Een aantal dat toch aan boord probeerde te klimmen, werd letterlijk terug in zee geslagen.

    Het enige voordeel dat de gevangenen van deze reddingsactie ondervonden, was dat de Japanners hun reddingsboten achterlieten, zodat deze nu door hen gebruikt konden worden.

    Definitielijst

    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    torpedo
    Oorlogswapen, met van een explosieve lading voorzien sigaarvormig lichaam met een voortstuwings- en besturingsmechanisme, bestemd om na lancering via het water zijn weg te zoeken naar vijandelijke schepen en deze door een onderwaterexplosie uit te schakelen.
    torpedobootjager
    (Engels=destroyer) Zeer lichtgebouwd, snel en wendbaar oorlogsschip, bestemd om door verrassingsaanvallen grote vijandelijke schepen met de torpedo tot zinken te brengen.

    Afbeeldingen

    USS Growler, SS-215. Bron: Navsource.
    USS Sealion II, SS-315. Bron: Navsource.
    De Rakuyo Maru. Bron: Wrecksite.

    De ondergang van de Kachidoki Maru

    Op de avond van vrijdag 12 september werd het konvooi weer aangevallen door een onderzeeboot. Deze keer was het de Pampanito. Om 22:39 vuurde deze onderzeeboot vijf torpedo's af, drie hiervan waren gericht op de Kachidoki Maru. Hierna vuurde de Pampanito nog eens 4 torpedo's af. Lieutenant Commander P. Summers dacht dat hij met zijn aanval twee schepen tot zinken had gebracht en twee vrachtschepen zwaar had beschadigd. In werkelijkheid had hij twee schepen tot zinken gebracht, waaronder de Kachidoki Maru en een olietanker in brand geschoten.

    Doordat de Kachidoki Maru veel sneller zonk dan de Rakuyo Maru, hadden de krijgsgevangenen op de Kachidoki Maru veel minder tijd om het schip (op een veilige manier) te verlaten. Net zoals op de Rakuyo Maru bekommerde de Japanners zich totaal niet om de geallieerden. Zo'n 300 Britten slaagden er niet in het schip te verlaten en kwamen daardoor om het leven. Ook meer dan 700 Japanners overleefden het tot zinken brengen van de Kachidoki Maru niet.

    Omdat de Kachidoki Maru zo snel was vergaan, waren er veel te weinig vlotten en reddingsboten te water gelaten. Veel drenkelingen konden zich alleen drijvende houden door hun zwemvest of door zich vast te klampen aan wrakhout.

    Definitielijst

    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    torpedo
    Oorlogswapen, met van een explosieve lading voorzien sigaarvormig lichaam met een voortstuwings- en besturingsmechanisme, bestemd om na lancering via het water zijn weg te zoeken naar vijandelijke schepen en deze door een onderwaterexplosie uit te schakelen.

    Afbeeldingen

    Model van de Kachidoki Maru.

    Japanse reddingsacties

    Op de ochtend van vrijdag 13 september was de situatie als volgt. Van de 1318 krijgsgevangenen die oorspronkelijk aan boord van de Rakuyo Maru waren, waren er nog maar ongeveer 900 in leven. De rest was verdronken in het water van de Zuid-Chinese zee, of in de grote hoeveelheden olie die uit de getorpedeerde schepen was gelekt. Anderen waren omgekomen door het drinken van zeewater, of door opgelopen verwondingen tijdens de torpedering van de Rakuyo Maru en door de dieptebommen die door de escortevaartuigen waren gebruikt tegen de patrouillerende onderzeeboten. Weer anderen hadden zelfmoord gepleegd omdat zij er van overtuigd waren dat hun situatie uitzichtloos was.

    Er waren echter ook mensen die de moed niet verloren. Zo was er de al eerder genoemde Australische onderofficier Vic Duncan. Deze overlevende van de tot zinken gebrachte HMAS Perth (op 1 maart 1942) had ervaring met scheepsrampen en wist wat je moest doen als je schipbreuk leed en hoe je kon overleven op zee. Duncan verzamelde een groep van 136 man om zich heen, verdeeld over vier reddingsboten. Hun doel was om de Chinese kust te bereiken. Zij beschikten over een kleine voedsel- en drinkwatervoorraad, zodat er een uiterst gering rantsoen rijst en water uitgedeeld kon worden.

    225 km naar het westen dreven de 600 overlevende krijgsgevangen van de Kachidoki Maru samen met nog honderden Japanse overlevenden rond in overvolle reddingsvlotten en op wrakhout. Hun situatie was slechter dan die van de overlevenden van de Rakuyo Maru. Veel van de overlevenden hadden bij de ondergang van de Kachidoki Maru of door de brandende olie uit de tanker zware brandwonden opgelopen. Hun situatie wat betreft voedsel en drinkwater was net zo precair als bij de overlevenden van de Rakuyo Maru.

    Later op de dag van 13 september verschenen er twee Japanse fregatten op de plaats waar de Kachidoki Maru tot zinken was gebracht. Zij startten een reddingsactie en begonnen de honderden drenkelingen die in het water lagen aan boord te nemen. In het begin leek het erop dat de geschiedenis zich zou herhalen. Net zoals een dag eerder op de plaats waar de Rakuyo Maru tot zinken was gebracht, pikten de fregatten alleen Japanse overlevenden op en zij lieten de krijgsgevangenen in het water liggen. Een van de Japanse officieren was het hier echter niet mee eens en eiste dat er ook geallieerden aan boord van de fregatten zouden worden genomen. Na een lange discussie tussen deze officier en de kapitein van een van de fregatten, kregen de krijgsgevangenen toestemming om aan boord van één van de reddingsvaartuigen te komen.

    Tijdens deze eerste actie werden ongeveer 200 Britse overlevenden gered. Luitenant Tanaka, de officier die het voor de gevangenen had opgenomen, eiste dat er nog meer reddingsacties georganiseerd zouden worden. Tot en met 15 september zouden Japanse schepen in verschillende reddingsoperaties in totaal 656 Australische en Britse overlevenden van de Rakuyo Maru en de Kachidoki Maru oppikken uit de Zuid-Chinese zee.

    Tot degenen die door de Japanners werden gered behoorde ook de 136 man tellende groep van de Australiër Vic Duncan. Zij werden op 14 september door een Japans korvet aan boord genomen. Net als alle andere overlevenden van de Rakuyo Maru en de Kachidoki Maru werden zij naar het westelijker gelegen eiland Hainan verscheept.

    Op 15 september stopten de Japanners met hun pogingen om mogelijke overlevenden van de tot zinken gebrachte schepen in veiligheid te brengen. Hoe zij tot dit besluit kwamen, is niet geheel duidelijk. Misschien durfden zij geen reddingschepen meer naar het rampgebied te sturen omdat zij bang waren voor aanvallen door geallieerde onderzeeboten. Andere redenen zouden kunnen zijn dat de Japanners geen schepen meer beschikbaar hadden voor het uiteindelijke vervoer van de krijgsgevangenen naar Japan. Het kan ook dat de Japanners gewoonweg vonden dat ze genoeg hadden gedaan voor de geallieerde krijgsgevangenen en dat zij tevreden waren met het aantal dat zij hadden gered. Al deze beweringen berusten echter op speculatie en er is geen bewijs voor.

    De 656 overlevenden van de Rakuyo Maru en de Kachidoki Maru die door de Japanners waren gered werden op de Kibibi Maru (een voormalig fabrieksschip van 20.000 ton dat werd gebruikt voor de walvisvaart) naar Japan vervoerd. De omstandigheden op deze tocht waren niet al te best, zo was er maar weinig drinkwater beschikbaar en waren er geen medische voorzieningen getroffen voor de gevangenen, terwijl velen van hen gewond of ziek waren.

    Op 28 september kwamen de gevangenen aan in Omuta (gelegen op het zuidelijke eiland Kyushu). Zij hadden de reis van Singapore naar Japan ternauwernood overleefd; zij zouden nog bijna een jaar in Japanse gevangenschap moeten doorbrengen.

    Definitielijst

    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.

    Afbeeldingen

    Met olie besmeurde geallieerde drenkelingen van de Rakuyo Maru. Bron: ww2incolor.

    Amerikaanse reddingsacties

    Toen de Japanse schepen stopten met hun reddingsacties lagen er nog honderden Australische en Britse krijgsgevangenen in het water. In de komende dagen stierven de drenkelingen bij bosjes. De verschrikkelijke dorst waaraan de krijgsgevangenen leden was hier grotendeels voor verantwoordelijk. Het weinige drinkwater dat in het begin nog beschikbaar was geweest, was op en zij werden bovendien geplaagd door de brandende zon. Velen van hen gingen, wanhopig als zij waren over op het drinken van hun eigen urine, andere begonnen zelfs bloed te drinken. Ook stierven er velen aan eerder opgelopen verwondingen, aan malaria of andere tropische ziekten. Het aantal zelfmoorden veroorzaakt door krankzinnigheid of door hopeloosheid nam sterk toe. Andere geallieerde krijgsgevangenen moesten hun eigen krankzinnig geworden vrienden soms vermoorden omdat zij een gevaar vormden voor hun omgeving.

    De Pampanito en de Sealion II bleven intussen nog een aantal dagen aanwezig in het gebied. Zij zochten tevergeefs naar de resterende schepen van het konvooi. Na twee dagen patrouilleren hadden zij het konvooi nog steeds niet gelokaliseerd. Na overleg besloten zij op 15 september koers te zetten naar de straat van Luzon. In dat gebied hadden zij een veel grotere kans om een Japans konvooi te onderscheppen. Om de straat van Luzon te bereiken moesten zij wel meer dan 320 mijl afleggen. Tijdens deze tocht zouden zij ook door het gebied varen waar de Rakuyo Maru en de Kachidoki Maru tot zinken waren gebracht.

    Om 16:10 op 15 september nam een bemanningslid van de Pampanito een reddingsvlot met drenkelingen waar. De commandant besloot dat er één drenkeling aan boord zou worden genomen om de identiteit van de tot zinken gebrachte schepen vast te stellen. Het was een grote schok voor de onderzeebootbemanning toen deze aan boord genomen man de bemanningsleden aansprak in het Engels en vertelde dat er nog honderden Australiërs en Britten in het water dreven. De Pampanito besloot terstond om tot actie over te gaan om te proberen zo veel mogelijk geallieerde drenkelingen op te pikken. Ook nam zij via de radio contact op met de USS Sealion II om haar op de hoogte te stellen van de geallieerde krijgsgevangenen in het water. De Sealion II nam hierna ook deel aan de reddingsactie.

    De Pampanito en de Sealion II waren totaal niet berekend op het verzorgen en onderbrengen van tientallen overlevenden van een scheepsramp. Toch gingen op beide onderzeeboten de bemanningsleden vol overgave aan de slag. Een aantal personeelsleden van de onderzeeboten zwom naar de her en der verspreide reddingsboten en vlotten en trok deze in de richting van de Pampanito en de Sealion. Slechts een aantal overlevenden was nog in staat om zelf naar de onderzeeboten toe te zwemmen. Eenmaal aan boord probeerden de onderzeebootbemanning de drenkelingen zo goed mogelijk te verzorgen. Allen waren zeer verzwakt door uitdroging en voedselgebrek. Velen hadden zware verwondingen opgelopen door brandende olie die uit de schepen was gelekt of door dieptebommen die tijdens de verschillende onderzeebootaanvallen op het Japanse konvooi door de escorterende vaartuigen waren uitgeworpen.

    De eerste opgave voor de onderzeebootbemanningen was om de drenkelingen te wassen, hierbij was het vooral zaak om de olie van hun lichamen te verwijderen. Vervolgens liet men de geredden voorzichtig wat water drinken. Vervolgens probeerden men een plaats in de onderzeeboot te vinden waar de overlevenden konden rusten. Dit was een moeilijke opgave, onderzeeboten zijn normaal al aan de krappe kant en nu moesten er nog eens tientallen mensen in worden ondergebracht. Uiteindelijk wist men toch redelijke oplossingen te vinden. In de Pampanito werden de overlevenden ondergebracht in een torpedoruimte, de lege torpedorekken werden als kooi ingericht. Op de Sealion stonden de bemanningsleden hun eigen kooien af aan de drenkelingen.

    In totaal wisten de Pampanito en de Sealion op 15 september 127 geallieerde krijgsgevangenen te redden; de Pampanito 73 en de Sealion 54. Er lagen nog tientallen drenkelingen in het water, maar de onderzeeboten konden eenvoudigweg niet meer mensen herbergen. Het enige wat zij konden doen voor de resterende drenkelingen was het verzenden van een radioboodschap aan Pearl Harbour met de oproep om meer onderzeeboten naar het gebied te sturen om te proberen meer Australische en Britse levens te redden.

    Pearl Harbor gaf opdracht aan de dichtstbijzijnde onderzeeboten om zich naar het gebied te begeven. Het betrof hier de Gato-class USS Barb en de Balao-class USS Queenfish. Deze onderzeeboten moesten eerst echter nog wel een afstand van zo’n 380 mijl afleggen, voordat zij het gebied bereikten waar de Kachidoki Maru en de Rakuyo Maru tot zinken waren gebracht.

    Op 17 september arriveerden de Barb en de Queenfish in het gebied waar de Rakuyo Maru getorpedeerd was. Aanvankelijk troffen zij hier alleen maar lijken aan en konden zij geen overlevenden vinden. Er werd al gevreesd dat zij te laat waren gekomen en dat alle drenkelingen waren omgekomen. Na meerdere uren zoeken vond de Barb toch nog een vlot met vijf drenkelingen die nog in leven waren. Spoedig hierna werden nog een aantal andere vlotten en boten gevonden met overlevenden. De Barb en de Queenfish bleven nog twee dagen aanwezig in het gebied. Toen besloten de onderzeebootcommandanten te vertrekken, mede doordat er een tyfoon over het gebied trok achtten zij het onwaarschijnlijk dat er nog overlevenden in het water lagen. Ook hadden de onderzeeboten bijna geen torpedo's meer, zodat zij zich niet konden verdedigen tegen een Japanse aanval.

    In totaal wisten de Barb en de Queenfish 32 overlevenden van de Rakuyo Maru uit het water te halen. In de komende dagen zouden er drie van hen helaas alsnog bezwijken aan de gevolgen van de beproevingen die zij in de afgelopen vijf dagen hadden moeten doorstaan.

    Op 18 september hadden de Pampanito en de Sealion een ontmoeting met de Mahan-class torpedobootjager USS Case. Er werd overlegd of het misschien raadzaam was om de drenkelingen te verplaatsen van de onderzeeboten naar de torpedobootjager. Op dit schip waren de medische faciliteiten voor het opvangen van drenkelingen beter. Tot dit moment waren er ondanks de goede zorgen van de onderzeebootbemanningen van de 127 man die er gered waren, toch vier overleden. Door de ruwe zee die op dat moment heerste, werd na overleg besloten dat de overlevenden ex-krijgsgevangenen beter aan boord van de onderzeeboten konden blijven.

    Definitielijst

    torpedo
    Oorlogswapen, met van een explosieve lading voorzien sigaarvormig lichaam met een voortstuwings- en besturingsmechanisme, bestemd om na lancering via het water zijn weg te zoeken naar vijandelijke schepen en deze door een onderwaterexplosie uit te schakelen.
    torpedobootjager
    (Engels=destroyer) Zeer lichtgebouwd, snel en wendbaar oorlogsschip, bestemd om door verrassingsaanvallen grote vijandelijke schepen met de torpedo tot zinken te brengen.

    Afbeeldingen

    Uitkijken aan boord van USS Sealion II spotten drenkelingen. Bron: Roll-of-honour.
    De Sealion II pikt drenkelingen op. Bron: Roll-of-honour.
    USS Pampanito pikt geallieerde schipbreukelingen op. Bron: United States Navy.
    USS Barb, SS-220. Bron: Navsource.
    USS Queenfish, SS-393 Bron: Wikipedia.

    Besluit

    Op 20 september bereikten de Pampanito en de Sealion het door de geallieerden bezette Saipan. De drenkelingen kregen een hartelijk welkom van het Amerikaanse Rode Kruis. Ze werden overladen met sigaretten en chocolade en hun heldenmoed en doorzettingsvermogen werden alom geprezen. Op 25 september bereikten de Barb en de Queenfish eveneens Saipan.

    De Amerikaanse onderzeeboten waren er in geslaagd om in totaal 159 geallieerde drenkelingen uit het water te halen. Zeven van hen waren helaas tijdens de tocht naar Saipan overleden. De resterende groep van 152 man, bestaande uit 92 Australiërs en 60 Britten zou een aantal dagen verblijven in Saipan. Op 28 september (voor de Australiërs) respectievelijk 1 oktober (voor de Britten) begon hun repatriëring naar hun vaderland.

    Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan naar aanleiding van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Die zelfde maand werden de overlevenden van de Rakuyo Maru en de Kachidoki Maru die door de Japanners geïnterneerd waren vrijgelaten. Van de 656 drenkelingen die in september 1944 waren gered, waren er toen nog 606 in leven. De overige 50 waren omgekomen door Japanse wreedheden of door geallieerde bombardementen.

    Uiteindelijk is de volgende trieste balans op te maken:

    • 2.218 Australische en Britse krijgsgevangenen gingen op 4 september 1.944 aan boord van de Kachidoki Maru en de Rakuyo Maru.
    • Na de torpedering van deze schepen op 12 september werden er 656 overlevenden, voornamelijk van de Kachidoki Maru, gered door de Japanners.
    • 159 drenkelingen werden gered door Amerikaanse onderzeeboten, van hen zouden er tijdens de reis naar Japan nog 7 sterven.
    • Dit brengt het aantal geredde krijgsgevangenen op 808. De overige 1410 kwamen om tijdens de torpedering van de twee schepen of zij overleefden hun verblijf in de Zuid-Chinese zee niet.

    De ondergang van de Rakuyo Maru en de Kachidoki Maru is uniek, omdat er voor het eerst geallieerde krijgsgevangenen werden bevrijd uit Japanse internering. Zij waren de eersten die getuigenissen konden afleggen over de werkzaamheden aan de Birmaspoorweg en over de Japanse wreedheden ten opzichte van de geallieerde krijgsgevangenen, waar tevoren nog maar weinig of niets over bekend was.

    De Amerikaanse onderzeeboten die betrokken waren bij de redding van de geallieerde krijgsgevangenen verrichtten een daad die in de maritieme geschiedenis weinig vergelijking kent. Zij stelden zich bloot aan het grote risico van een aanval om meer dan honderd drenkelingen te redden van een zekere dood. Het is daarom ook meer dan logisch dat alle bemanningsleden die bij deze onderneming betrokken waren geprezen en onderscheiden werden voor hun rol. De commandanten van de Pampanito en de Sealion, Lieutenant Commanders Pete Summers en Eli Reich werden beide onderscheiden met het Navy Cross.

    Ook het uithoudingsvermogen van de schipbreukelingen die het meer dan vier dagen volhielden onder de meest barre omstandigheden, is zeer prijzenswaardig. Ondanks het feit dat zij zich in een bijna uitzichtloze situatie bevonden, gaven zij niet op en hielden zij vol. Hoe weinig hoop op redding er ook mocht zijn. Dit getuigt van een enorm doorzettingsvermogen.

    Definitielijst

    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    Hiroshima
    Stad in Japan waar op 6 augustus 1945 de eerste atoombom op werd afgeworpen.
    Nagasaki
    Japanse stad waarboven de VS op 9 augustus 1945 de tweede atoombom afgooide.

    Afbeeldingen

    USS Pampanito als museumschip in San Francisco. Bron: Wikipedia.

    Gerelateerde bezienswaardigheden