Kaj Metz onderzocht de militaire carrière van zijn overgrootvader en geeft hieronder een overzicht van zijn overplaatsingen, militaire trainingen en de strijdtonelen waar hij actief was. Het is het verhaal van een officier uit het Poolse leger dat symbool staat voor de verhalen van vele andere Polen die dapper vochten tegen de nazi-bezetting van Europa.
In het najaar van 1938 was hij werkzaam bij de PZL (Panstwowe Zaklady Lotnicze = De Fabrieken van de Luchtvaart van de Staat ) in WP-2 (Wytwórnia Platowców-2 = Casco Fabriek 2 ) te Mielec. De WP-2 fabriek waar hij werkzaam was fabriceerde PZL.37B bommenwerpers, waarvan de eerste in maart 1939 klaar was voor gebruik. Tegelijkertijd volgde Fialkowski een cursus voor commandant van de luchtafweer aan de Kadettenschool in Torun en werd hij vervolgens benoemd tot commandant van de luchtafweer van de luchthaven en fabrieken van Mielec. In 1938 werd Fialkowski’s dochter geboren.
Op 1 september 1939 staken Duitse troepen de Poolse grens over. Zbigniew Fialkowski werd gemobiliseerd. Op 6 september 1939 kreeg hij het bevel over een 40mm luchtafweerbatterij ter bescherming van de "Lignoza S.A." dynamietfabriek in Pustków. De fabriek werd één keer aangevallen door Stuka duikbommenwerpers, waarbij 2 doden vielen en een onbekend aantal gewonden.
Tussen 7 en 8 september 1939 vertrok hij met zijn batterij van Mielec naar Lublin en eenmaal aangekomen werd hij ingedeeld bij de 11 Dywizjonu Artylerii Przeciwlotniczej (11e Bataljon van de Luchtafweer). Tijdens zijn verblijf in Lublin verdedigde Zbigniew de militaire faciliteiten in deze stad tussen 8 en 9 september 1939. Op 10 september kregen hij en zijn batterij het bevel om deel uit te maken van de militaire colonne bestaand uit alle Poolse eenheden ten oosten van de Vistula rivier met als eindbestemming de Hongaarse grens, om aldaar het Roemeense bruggenhoofd (Przedmoście rumuńskie) te versterken. Deze colonne had twee belangrijke taken, namelijk de vluchtende Poolse regering rugdekking verlenen en de goudreserves (82,403 kg) van de nationale banken te beschermen terwijl deze werden getransporteerd naar Roemenië.
De route van deze eenheden zag er als volgt uit: Lublin - Hrubieszów - Wlodzimierz - Luck (de colonne verdedigde de stad) - Dubno - Krzemieniec - Zbaraz; - Tarnopol (de colonne verdedigde de stad) - Stanislawów en Mikuliczyn. Uiteindelijk arriveerde Fialkowski in de Przelecz Tatarska, waar hij de grensovergang verdedigde tegen troepen van het Sovjetleger. Op 19 september 1939 stak hij samen met 1,500 andere Poolse soldaten de Hongaarse grens over bij Körözmös in de hoop om via het neutrale Hongarije de westelijke geallieerden in Frankrijk te bereiken. Fialkowski werd echter samen met zijn strijdmakkers geïnterneerd in een kamp voor Poolse soldaten te Ipolytarnóc, waar hij verbleef tot 5 maart 1940.
Op 27 september 1939 capituleerden de Poolse strijdkrachten in Polen, dat bezet werd door het Duitse en het Sovjetleger. Op 6 maart 1940 ontsnapte Fialkowski met 100 andere Poolse soldaten uit het kamp en vervolgde hij zijn weg door Hongarije en Joegoslavië naar Split. Op 17 april 1940 ging Fialkowski hier aan boord van het schip "Warszawa" met als eindbestemming Marseille.
In Groot-Brittannië verbleef hij tussen 20 juni 1940 en 16 juni 1942. In deze periode zijn een aantal belangrijke momenten in zijn militaire carrière te constateren. Op 24 juni 1940 werd hij aangesteld als 'reserve officier' en vervolgens gestationeerd te Crawford, waarna hij een opleiding begon aan de 4e Brigade cadettenschool in Ely. Op 28 september 1940 werd het 1e Poolse Korps (I Korpus Polski) gevormd uit Poolse soldaten en rekruten gestationeerd in Groot-Brittannië. Ook hij werd opgeroepen. Toen de Poolse 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade in september 1941 opgericht werd, sloot Fialkowski zich aan bij deze eenheid en werd hij opgeleid tot parachutist. Zijn carrière als parachutist was echter maar van korte duur vanwege een ernstige botbreuk opgelopen tijdens een militaire oefening. Voor onbekende tijd werd hij opgenomen en na zijn ontslag uit het ziekenhuis studeerde hij aan het opleidingscentrum voor luchtartillerie. In de tussentijd werd Fialkowski gepromoveerd tot de rang van eerste luitenant.
Na bijna een jaar in Irak gestationeerd te zijn geweest werd Fialkowski overgeplaatst naar het door de Britten gecontroleerde Egypte, waar hij tot 4 februari 1944 zou blijven in afwachting van verdere bevelen.
Tussen februari en december 1944 was Fialkowski betrokken bij zware gevechten om Isernia, Monte Cassino, Sant’Apollinare, San Vito, Fileto, Monte Marciano, Numana, Sunliano, Rocca, San Casciano, Pieve, Salutare, Revere, Santa Lucia en Marceno als commandant van een luchtdoelbatterij. Voor zijn verdiensten tijdens de slag om Monte Cassino werd eerste luitenant Fialkowski onderscheiden met het Monte Cassino Cross (serienummer: 35.664) en op 2 juli 1944 werd hij gepromoveerd tot kapitein. In het boek ‘Bylem Zolnierzem Generala Andersa’ van Czerkawski, T. M. wordt Fialkowski genoemd en beschreven in de volgende alinea:
Before the stated time the Sanitary Guard reached the place of Aquafondata, where heavy artillery was placed. The valley was surrounded by rocky hills, with smoldering ruins of the town, full of bombs and artillery shell shrapnels, lots of defused mines, broken trees on the slopes – it looked like a crop after a hailstorm. At the place I came across the Lieutenant Zbigniew Fialkowski, who had been in charge of antiaircraft defence. When I asked what was happening and what was new about the safety he answered, "you will hear and see".
Kapitein Zbigniew Fialkowski nam ook deel aan het geallieerde lenteoffensief in Italië in 1945 (6 april 1945 – 2 mei 1945) en was verwikkeld in de zware strijd om Rimini, Ravenna, Cesenatico, Costa Monte, Calette, Bruciate, Castel Guelfo di Bologna en Granarole. In Bologna was hij het slachtoffer van een Duitse sluipschutter, maar hij overleefde de aanval op een wonderbaarlijke manier. De kogel die regelrecht op zijn hart afging ketste af op een medaillon in zijn linkerborstzak. Na de algehele capitulatie van het Duitse leger bleef kapitein Zbigniew Fialkowski in Italië en kreeg hij op 21 juni 1945 het bevel over het Bataljon 1 van het 3e Karpaten Luchtartillerie Regiment.
In het inmiddels door communisten geregeerde Polen kreeg hij een allerminst warm onthaal: hij werd opgepakt door de Poolse geheime dienst op verdenking van spionage. Na zijn vrijlating ging Fialkowski werken in de veeteelt als afdelingshoofd, daarna als Senior Technische Investering in de regio Kielce en uiteindelijk sloot hij zijn carrière af als afdelingshoofd van de transport en voorziening in de regio Mielce.
In 1989 schonk hij twee medailles en zijn uniform aan het regionale museum van Mielec, dat tot op de dag van vandaag nog steeds te bezichtigen is. Zbigniew Stefan Fialkowski overleed op 14 november 1997 en kreeg een eervol militair afscheid tijdens zijn begrafenis in Mielec. Hij werd overleefd door zijn vrouw, één dochter en twee kleinkinderen.