Inleiding
Erwin Rommel, de bevelhebber van de Duitse troepen in Noord-Afrika, dreef in juni 1941 samen met Italiaanse eenheden het Britse Eighth Army terug tot aan de Egyptische grens. Alleen het Britse garnizoen in Tobroek, de enige havenstad in 1000 mijl, lukte het om weerstand te bieden aan de druk van Rommels Deutsches
Afrikakorps (DAK) . Dit maakte Rommels aanvoerlijnen kwetsbaar voor een aanval in de flanken. Hij plande daarom een definitieve aanval op Tobroek rond 23 november 1941. Wat Rommel echter niet wist, was dat het Britse Eighth Army onder bevel van generaal Claude Auchinleck een tegenoffensief voorbereidde om Tobroek te ontzetten en de As-strijdkrachten uit Cyrenaica in Oost-Libië te verdrijven. Het offensief,
operatie Crusader, zou vijf dagen eerder, op 18 november van start gaan. In de aanloop naar Crusader zou een aantal gewaagde aanvallen achter de Duitse linies worden ondernomen om de Duitse en Italiaanse verdediging te ontregelen en te verzwakken.
Plan van aanpak
Eenheden van de in juli 1941 opgerichte Special Air Service (SAS) zouden in de nacht van 17 op 18 november per vliegtuig gedropt worden om Duitse vliegtuigen te vernielen en speciale eenheden zouden door de woestijn ten zuiden van Tobroek oprukken om de belangrijke oase Jalo, zo’n 250 kilometer ten zuidoosten van Sirte achter de linies te veroveren. Dit zou de As-strijdkrachten slagkracht in de lucht en belangrijke pleisterplaatsen in de woestijn ontnemen. De meeste gedurfde actie was echter operatie Flipper. De aanval had, naast het uitschakelen en ontregelen van drie belangrijke communicatie- en commandoverbindingen een vierde, gewaagder doelwit; Erwin Rommel zelf. Onderzeeërs zouden de Britse commando’s achter de linies droppen en deze zouden naar Rommels hoofdkwartier in Beda Littoria (Libië) oprukken om het hoofdkwartier uit te schakelen en Rommel te liquideren. Via de inlichtingendiensten en Arabische informanten dachten de Britten de locatie van Rommels hoofdkwartier te hebben ontdekt. De aanval was een groot waagstuk met kleine overlevingskansen voor de deelnemers. Toch haalde de Britse legerleiding begin oktober 53 militairen en zes officieren uit de in juli 1940 opgerichte commando-eenheid 11th Scottish Commando (bijnaam Black Hackle) en plaatste hen onder bevel van het Eighth Army. Het verzoek van de eenheid om de titel 11th Commando te behouden werd daarbij gehonoreerd. De bevelhebber van 11th Commando was de 24- jarige Lieutenant Colonel Geoffrey Keyes. Lieutenant Colonel Robert Laycock, ook afkomstig van 11th Commando, drong erop aan bij zijn oude collega’s van 11th Commando te mogen blijven en sloot zich eveneens aan. Van andere eenheden kwamen nog twee Libische gidsen en onder andere Captain Robert Campbell, die wegens zijn goede kennis van het Duits tijdens de missie van groot belang zou blijken te zijn.
Voorbereidingen
De voorbereidingen gingen van start. Als verkenningsmissie werden twee commando’s, waaronder
Captain R.T.S. Macpherson, de plaatsvervangend commandant van de eenheid, per onderzeeër in het gebied aan land gezet om om de omgeving te verkennen. Omdat na de missie rendez-vous met de onderzeeër mislukte, poogden de mannen naar Tobroek terug te lopen, wat mislukte. Ze werden gevangengenomen. De informatie moest nu van elders komen. Gelukkig was er nog
Captain Jock Haselden. Haselden was als Brit verbonden aan de General Headquarters en dankzij zijn vele contacten en reizen goed bekend in het gebied. Hij sprak vloeiend Arabisch en Italiaans en kon zonder problemen het gebied doorkruisen, gesteund door Arabieren die de Duitsers graag zagen vertrekken. Na een verkenningstocht van 10 tot 27 oktober, waarin Haselden met een Arabische militair had rondgereisd in het gebied, bracht de Longe Range Desert Group Haselden terug naar Alexandrië. Hier was 11th Commando de operatie aan het voorbereiden, onder andere door het oefenen van de landing met onderzeeërs. Met Haseldens informatie rondde de leiding de plannen af.
Op 10 november scheepten de mannen in op twee onderzeeërs; HMS Torbay en HMS Talisman, voor de tocht richting het landingsgebied. Onder hen ook de gidsen en een Palestijnse tolk. Haselden was met een kleine eenheid eerder die dag in de nabijheid van het strand gedropt door de Long Range Desert Group om de eenheden op te wachten. Na twee dagen op zee werden de mannen ingelicht over de plannen om Rommel te grazen te nemen. In de nacht van 14 op 15 november 1941 kwamen de onderzeeërs aan bij de landingsplek om de 56 commando’s aan land te zetten bij de Libische kustplaats Hamama. Haselden wachtte hen op met vijf collega’s en loodste hen met lichtsignalen naar de kust. Het weer zat echter niet mee. Hoewel HMS Torbay er in slaagde om de eerste groep van 28 man onder leiding van Keyes (verantwoordelijk voor de raid op Rommels hoofdkwartier) aan land te krijgen met rubberboten, had HMS Talisman door slecht weer en hoge golven meer moeite. Van deze eenheid wist slechts de commandant, Laycock (verantwoordelijk voor de operatie Flipper als geheel) en zeven man aan land te komen. De omstandigheden waren in niets te vergelijken met de oefenstranden waar een eenheid rond Alexandrië trainde. De mannen die het redden waren al bij aankomst doorweekt en doodmoe van de inspanning. Een slecht begin van de operatie.
Tegenslag
Geconfronteerd met een eerste tegenvaller besloot Keyes om de plannen te wijzigen. Twee oorspronkelijke doelen; een aanval op het Italiaanse inlichtingencentrum in Apollonia en vernieling van de telegraafverbindingen van het Italiaanse hoofdkwartier in Cyrene werden opgegeven. Keyes besloot dat de eenheid zich op twee van de doelen zou concentreren. Hij zette zijn hoofdkwartier op vlakbij het landingsstrand van HMS Talisman in de hoop dat bij beter weer de anderen aan land zouden kunnen komen. Vervolgens gaf Keyes het bevel om de andere twee missiedoelen uit te voeren. Een groep van achttien man onder leiding van Keyes ging op zoek naar Rommels hoofdkwartier. Een andere groep van zeven man, onder leiding van
Lieutenant Cook moest de telefoon -en telegraafverbindingen van de As-strijdkrachten verwoesten op een belangrijk kruispunt ten zuiden van Cyrene. Als extra missiedoel kregen
Captain Haselden en zijn eenheid de opdracht om verbindingen op de weg tussen de plaatsen El Faida en Suluntah te saboteren. Laycock zou achterblijven met munitie in afwachting van zijn overige manschappen. Omdat hij de enige was naast Keyes die het hele plan kende, was hij onmisbaar voor de mannen die nog zouden moeten arriveren.
De aanval
Keyes mannen verstopten zich bij zonsopgang en marcheerden ’s nachts. Het weer was slecht, veel regen en in november kan het ter plaatse erg koud zijn. Hoewel de regen veel vijandelijke eenheden binnenhield was het een barre tocht. Na twee nachten marcheren bereikte de eenheid op 16 november de omgeving van Rommels hoofdkwartier bij Beda Littoria, waar Keyes met hulp van een lokale gids een schuilplaats in een grot vond en een geïmproviseerde plattegrond van Rommels complex maakte. Keyes gaf hier de laatste instructies. Een groep moest het huis binnendringen, een andere groep moest de elektriciteitsgenerator verwoesten, een eenheid bewaakte de toegangsweg en nabijgelegen gebouwen en een laatste groep zou het wagenpark moeten vernietigen. Als onderling codewoord werd ‘ Island’, afgesproken, het antwoord was ‘Arran’. Rond 18.00 uur vertrok de eenheid, in de stromende regen, naar het hoofdkwartier. Hoewel de regen als voordeel had dat veel van de bewaking schuilde in hun tenten ging de missie al bij aanvang bijna fout. Een van Keyes’ mannen trapt bij binnenkomst van het dorp in het donker op een blik. Het geblaf van honden en geschreeuw van dorpsbewoners wekte de argwaan van Arabische wachtposten, die uit hun tent kwamen en riepen wie daar was. Via de Palestijnse tolk wist
Captain Campbell de vragen te vertalen en blijkbaar zo goed te antwoorden in zijn beste Duits, dat de militairen terug in hun tent gingen, ervan overtuigd dat er een Duitse patrouille in het dorp is.
Ondertussen knipte Keyes de afrastering door. Na langs de bewaking, die droog in hun tenten zat, te zijn geslopen zocht de eenheid tevergeefs naar een open deur of raam in het gebouw waar zij Rommel vermoedden. Deze bleek helaas niet aanwezig; alle ramen waren voorzien van zware luiken en de achterdeur zat op slot. Keyes besloot daarom de aanval via de voordeur uit te voeren. Captain Campbell bonsde op een deur en riep iets in het Duits. De Duitse militair die opendeed drukte Keyes naar binnen met een pistool op de borst, maar de Duitser begon te schreeuwen en trachtte het pistool af te pakken. Omdat Keyes het niet lukte om de man zachtjes te overmeesteren en genoodzaakt was de Duitser neer te schieten werd het hele complex door het schot gealarmeerd. De Britten bevonden zich plotseling omringd door de vijand in de centrale hal van het vermeende hoofdkwartier. De getuigenverslagen schetsen een chaotisch verloop van de daaropvolgende strijd en deze verslagen lopen door de ontstane chaos niet overal synchroon. Aan de rechterkant van de hal leidde een trap naar de bovenverdieping en van deze trap kwamen een of twee Duitsers aanrennen. De ene bron stelt dat Sergeant Terry een Duitser meteen doodde met zijn Tommygun, een andere bron stelt dat het twee Duitsers waren die bij de eerste schoten terug naar boven vluchten. Tegelijkertijd kwamen een of twee gealarmeerde wachtposten door de tuin aanrennen met een zaklantaarn, die werden gedood met een pistoolschot. Terwijl dit gebeurde smeet Keyes alle deuren open die op de hal uitkwamen. Onder een van die deuren door zag hij licht branden. Dit bleek een kamer waar een aantal Duitsers zat. Na een korte vuurstoot in de kamer trok hij de kamerdeur dicht, terwijl Campbell een handgranaat pakte. Keyes smeet de deur weer open, gooide de granaat naar binnen maar net voor hij de deur weer dichttrok raakte een salvo uit de kamer Keyes vol in de borst. De granaat ontplofte vlak hierop, waarna het licht in de kamer doofde en het schieten stopte. Een andere lezing is dat Keyes bij het openen van de deur al meteen werd geraakt, waarna Terry twee magazijnen leegde in de kamer en een handgranaat wierp die de tegenstand het zwijgen oplegde. Captain Campbell concludeerde dat er geen activiteit meer in het huis was en sleepte Keyes door de voordeur naar de achterzijde van het huis. Deze lezing zou inhouden dat Sergeant Terry inderdaad de Duitsers die van boven kwamen rennen doodde. De zwaargewonde Keyes overleed hier aan zijn verwondingen. Wat Campbell vervolgens vergat was dat zijn achtergebleven dekkingseenheid bevel had gekregen om op eigen inzicht te vuren als het codewoord niet werd beantwoord. De groep schoot daarop Campbell in zijn been. Een andere bron stelt dat Campbell in zijn been werd geraakt door een verdwaalde kogel.
Met Keyes gesneuveld en met Campbell in zijn been geschoten, besloot de eenheid de aanval af te ronden en zich naar Laycocks hoofdkwartier terug te trekken. Het volgende probleem diende zich echter onmiddellijk aan. Door de aanhoudende regen bleken de lonten van de explosieven om het gebouw op te blazen zo doorweekt dat van ontsteking geen sprake meer kon zijn. Het enige wat nog lukte was om met een handgranaat de generator van de elektriciteitsvoorziening onklaar te maken en tijdbommen in de aanwezige voertuigen te plaatsen. Bovendien bleken Campbells verwondingen van dien aard dat hij moest achterblijven. Hij werd gevangengenomen en zijn been zou later worden geamputeerd in een Italiaans krijgsgevangenenkamp. Sergeant Terry liet de eenheid de hele nacht en dag doormarcheren en laat in de avond van 17 november bereikten ze Laycocks positie nabij het landingsstrand. Luitenant Cooks eenheid kwam echter niet terug. Zij bleken allemaal gevangen te zijn genomen, wel bereikte Cooks eenheid voor hun gevangenneming het missiedoel en verwoestte zij de bedoelde verbindingslijnen.
Meer tegenslag
Maar de ellende werd nog groter. Toen HMS Torbay die nacht van 17 november op ongeveer 500 meter uit de kust opdook was er verwarring over de lichtsignalen en waren de weersomstandigheden opnieuw slecht. De bemanning van de onderzeeër stuurde daarom geen boten om hen te evacueren. Laycock moest zich opnieuw verschuilen in een nabije wadi, maar werd de dag erop ontdekt en door Italianen, Arabieren en Duitsers aangevallen. Geconfronteerd met een overmacht zag Laycock zich genoodzaakt de eenheid op te splitsen in kleinere groepen om op eigen kracht geallieerd gebied te bereiken. Er waren verschillende opties. Zo had HMS Talisman de mogelijkheid naar een alternatief landingsstrand uit te wijken, in het gebied rond Suluntah opereerde de Longe Range Desert Group die hen kon oppikken en ten noorden van Cyrene waren wadi’s waar
operatie Crusader zou langskomen. Ieder ging zijn weg in groepjes van maximaal drie man. Welke routes de afzonderlijke groepjes kozen en of zij onderling afspraken maakten hierover is niet bekend. Wel is bekend dat de meesten de eigen linies nooit bereikten; Slechts drie mannen wisten terug te keren naar veilig gebied.
Lieutenant Colonel Laycock en
Sergeant Terry slaagden er in om na tientallen dagen –het ene verslag spreekt van 37, het andere van 41 dagen- aansluiting te vinden in de buurt van Cyrene met het inmiddels oprukkende Britse Eighth Army. Een derde commando,
Bombardier John Brittlebank wist op eigen kracht geallieerde linies te bereiken. Uit het rapport van zijn terugkeer bleek dat hij 40 dagen over de terugtocht deed. Uiteindelijk bleven 28 Britse militairen gevangen of gesneuveld achter in Libië.
Rommel
En dat terwijl alle moeite vooraf al voor niets leek te zijn geweest. Door slechte inlichtingen was niet bekend dat Rommel op het moment van de aanval niet in Beda Littoria was, maar elders. Ook hier spreken bronnen elkaar tegen, de ene stelt dat hij tussen 13 en 18 november reisde tussen Rome en Athene. Een andere bron stelt dat Rommel op een vooruitgeschoven positie was in Gazala, ongeveer 52 kilometer van Tobroek. Feit is wel dat het gebouw dat Keyes aanviel wel Rommels hoofdkwartier was geweest, maar op het moment van de aanval dienstdeed als het logistiek hoofdkwartier, de Prefetura, waar de commandant van de achterhoede (de Nachschub) met zijn stafofficieren verbleef.
Nasleep
Toch was de raid niet in alle opzichten de faliekante mislukking die het lijkt. Uit moreel oogpunt bleek de aanval grote impact te hebben omdat het verwarring stichtte achter de Duitse linies. Geruchten over meer overvallen zorgen ervoor dat de Duitsers versterkingen vanaf het front naar Beda Littoria stuurden, eenheden die nu niet inzetbaar waren tegen de ophanden zijnde Britse operatie Crusader. Ook in Engeland zelf was het morele effect groot. De oorlog verliep op dat moment allerminst gunstig voor de Britten, die in het defensief waren gedwongen. Vichy-Frankrijk bedreigde Britse bezittingen in Libanon en Syrië, het Afrika Korps leek onstuitbaar ondanks het heldhaftige verzet van het Britse garnizoen in Tobroek. As-strijdkrachten beheersten het Europese vasteland en de in juni 1941 gestarte
operatie Barbarossa (de Duitse inval in de Sovjet-Unie) verliep op dat moment goed voor de Duitsers. De Keyes-commandoraid, die breeduit in de Engelse kranten aandacht kreeg gaf de Britten moed; er werd tenminste ‘iets’ offensiefs ondernomen. Opvallend is dat ook Rommel zelf onder de indruk was van de Britse actie. Hij gaf Keyes, samen met de Duitsers die bij de aanval sneuvelden, een begrafenis met militaire eer op een lokale katholieke begraafplaats. Momenteel ligt Keyes begraven op het Benghazi War Cemetery in Libië. Ook in Engeland werd Keyes onderscheiden. Voor zijn moedige optreden ontving hij postuum, en als eerste Britse Commando, het Victoria Cross. De aanval op Rommels vermeende hoofdkwartier staat sindsdien bekend als de Keyes Commandoraid.
In de vroege ochtend van 18 november 1941 startte operatie Crusader, Weliswaar keek het Afrika Korps na de raids achter hun linies voortdurend over de schouder, beducht voor nieuwe Britse overvallen, maar Erwin Rommel stond springlevend aan het hoofd, klaar om het de Britten heel erg moeilijk te maken.