Bormann wordt aangeklaagd op de Punten Een, Drie en Vier van de Aanklacht (uitleg).
Hij werd in 1925 lid van de Nationaalsocialistische Partij; was lid van de staf van het Opperbevel van de SA van 1928 tot 1930; stond aan het hoofd van het Steunfonds van de Partij en was van 1933 tot 1945 Reichsleiter. Van 1933 tot 1941 was hij Chef van de Staf op het bureau van de plaatsvervanger van de Führer en nadat Hess naar Engeland was gevlogen werd hij op 12 mei 1941 hoofd van de Parteikanzlei. Op 12 april 1943 werd hij de privé secretaris van de Führer. Hij was politiek en bestuurlijk leider van de Volkssturm en generaal in de SS.
Bormann, in het begin een onbetekenende Nazi klom snel op naar een positie van macht en kreeg vooral in de laatste dagen een grote invloed op Hitler. Hij was actief in de Partij op haar weg naar de top van de macht en nog meer bij het consolideren van die macht. Hij besteedde veel van zijn tijd aan het vervolgen van de Kerken en de Joden in Duitsland.
Het bewijsmateriaal toont niet aan dat Bormann afwist van Hitler’s plannen voor het voorbereiden, het beginnen en het voeren van aanvalsoorlogen. Hij woonde geen enkele van de belangrijke conferenties bij waar Hitler punt voor punt zijn agressieve plannen ontvouwde. Kennis daarover kan ook niet met zekerheid worden afgeleid uit de functies die hij bekleedde. Pas toen hij in 1941 hoofd van de Parteikanzlei werd en later, in 1943 privé secretaris van de Führer toen hij vele van Hitler’s conferenties bijwoonde, verkreeg hij door zijn functies de nodige toegang. Volgens de elders vermelde mening die het Tribunaal zich heeft gevormd over de samenzwering tot het voeren van een aanvalsoorlog is er niet voldoende bewijsmateriaal om Bormann te kunnen beschuldigen op grond van Punt Een.
Bij decreet van 29 mei 1941 nam Bormann alle functies en bevoegdheden die Hess bezat over; bij decreet van 24 januari 1942 werden deze bevoegdheden zodanig uitgebreid dat hij de controle kreeg over alle wetten en richtlijnen die door de Führer werden uitgevaardigd. Zodoende was hij verantwoordelijk voor wetten en orders die daarna werden uitgevaardigd. Op 1december 1942 werd iedere Gau omgevormd tot een Reichswehrkreis en de Gauleiter van de Partij die verantwoording schuldig waren aan Bormann werden benoemd tot Reichsverteidigungskommissar. In feite maakte dit hen tot de bestuurders van de gehele civiele oorlogsinspanning. Dit was niet alleen zo in Duitsland maar ook in die gebieden die bij het Reich werden ingelijfd uit de veroverde en bezette gebieden.
Met dit mechanisme controleerde Bormann de meedogenloze uitbuiting van de onderworpen volkeren. Zijn order van 12 augustus 1942 plaatste alle Partijorganen ter beschikking van Himmler’s programma voor gedwongen migratie en denationalisatie van personen in de bezette gebieden. Drie weken na de inval in Rusland woonde hij op 16 juli 1941 op Hitler’s hoofdkwartier te velde de conferentie bij met Göring, Rosenberg en Keitel; Bormann’s verslag toont aan dat daar gedetailleerde plannen werden besproken en ontwikkeld voor het afvoeren in slavernij en het uitroeien van de bevolking in die gebieden. Op 8 mei 1942 sprak hij met Hitler en Rosenberg over de gedwongen migratie van Nederlands personeel in Letland, het programma van uitroeiing in Rusland en de economische uitbuiting van de gebieden in het Oosten. Hij stelde belang in het confisceren van kunst en andere eigendommen in het Oosten. In zijn brief van 11 januari 1944 riep hij op tot het stichten van een grootschalige organisatie om goederen uit de bezette gebieden weg te halen ten behoeve van de slachtoffers van de bombardementen op Duitsland.
Bormann was uiterst actief bij de vervolging van de Joden, niet alleen in Duitsland maar ook in de bezette of veroverde gebieden. Hij nam deel aan het overleg dat leidde tot de deportatie van 60.000 Joden uit Wenen naar Polen in samenwerking met de SS en de Gestapo. Hij tekende het decreet van 31 mei 1941 waardoor de Neurenberger Wetten werden uitgebreid tot de geannexeerde gebieden in het Oosten. In een order van 9 oktober 1942 verklaarde hij dat de permanente eliminatie van Joden uit het Groot-Duits territorium niet langer kon worden bereikt door emigratie maar slechts door het toepassen van bruut geweld in de speciale kampen in het Oosten. Op 1 juli 1943 tekende hij een verordening die Joden het recht op bescherming door reguliere rechtbanken ontnam en hen onder het uitdrukkelijke gezag van Himmler’s Gestapo plaatste.
Bormann speelde een prominente rol in het programma voor slavenarbeid. De Partijleiders hielden toezicht op de kwesties van slavenarbeid in de afzonderlijke Gaue, waaronder tewerkstelling, arbeidsomstandigheden, voeding en huisvesting. Met zijn circulaire van 5 mei 1943 aan het Korps Leiders, die tot aan de Ortsgruppenleiter aan toe werd uitgedeeld, gaf hij richtlijnen betreffende de behandeling van Fremdarbeiter en wees erop dat zij wat veiligheidskwesties betrof onderhevig waren aan controle door de SS en gaf bevel de eerdere mishandeling te stoppen. Een rapport van 4 september 1942 betreffende het overbrengen van 500.000 vrouwelijke huishoudelijk personeel uit het Oosten naar Duitsland toont aan dat de controle moest worden uitgeoefend door Sauckel, Himmler en Bormann. Bij decreet van 8 september gaf Sauckel de Kreisleiter opdracht toezicht te houden op de verdeling en de tewerkstelling van deze vrouwelijke arbeidskrachten.
Bormann gaf aan de Partijleiders ook een aantal bevelen betreffende de behandeling van krijgsgevangenen. Op 5 november 1941 verbood hij de plechtige begrafenissen van Russische krijgsgevangenen. Op 25 november 1943 gaf hij Gauleiter opdracht gevallen van milde behandeling van krijgsgevangenen te rapporteren. En op 13 september 1944 gaf hij bevel contact te leggen tussen de Kreisleiter en de kampcommandanten om te bepalen hoe krijgsgevangenen voor slavenarbeid konden worden gebruikt. Op 29 januari 1943 gaf hij aan zijn leiders instructies van het OKW door waar het gebruik van vuurwapens en het toedienen van lijfstraffen aan weerspannige gevangenen werd toegestaan in tegenspraak met de regels voor de Oorlogvoering te Land. Op 30 september 1944 tekende hij een decreet waarbij het gezag over krijgsgevangen van het OKW werd afgenomen en overgedragen aan Himmler en de SS.
Bormann is verantwoordelijk voor het lynchen van Geallieerd luchtmachtpersoneel. Op 30 mei 1944 verbood hij iedere actie door de politie of rechtszaak tegen personen die deel hadden genomen aan het lynchen van Geallieerde vliegers. Dit ging samen met een propaganda campagne van Goebbels die het Duitse volk opriep dergelijke acties te ondernemen en de conferentie van 6 juni 1944 waar regels voor het toepassen van lynchen werden besproken.
Zijn raadsman, die onder grote druk heeft moeten werken, was niet in staat dit bewijsmateriaal te weerleggen. Gezien de documenten die Bormann’s handtekening dragen is het moeilijk te begrijpen hoe hij dat had kunnen doen, zelfs al zou de beklaagde aanwezig zijn geweest. De raadsman heeft gesteld dat Bormann dood is en dat het Tribunaal geen gebruik zou mogen maken van Artikel 12 van het Handvest dat het Tribunaal het recht verleent het proces bij verstek te voeren. Een bewijs van overlijden is echter niet sluitend en het Tribunaal besloot, zoals eerder gesteld, hem bij verstek te berechten. Als Bormann niet dood is en later wordt gearresteerd dan kan de Controlecommissie voor Duitsland op grond van Artikel 29 van het Handvest iedere verzachtende omstandigheid in aanmerking nemen en zijn vonnis wijzigen dan wel verminderen voor zover dit gepast wordt geacht.
Het Tribunaal acht Bormann niet schuldig aan Punt Een. Hij wordt schuldig bevonden aan de Punten Drie en Vier.
De PRESIDENT: Voordat de straffen tegen beklaagden worden uitgesproken en nu alle beklaagden nog aanwezig zijn, maakt het Tribunaal van de gelegenheid gebruik hen erop te wijzen dat eventuele verzoeken aan de Controlecommissie om gratie of clementie binnen 4 dagen vanaf heden bij de Griffier van dit Tribunaal moeten worden ingediend.
De zitting wordt nu geschorst en zal om 10 minuten voor 3 worden hervat.
Uitleg van de vier aanklachten: