De PRESIDENT: Het Tribunaal heeft een besluit genomen met betrekking tot verdere behandeling van de beschuldigingen tegen de organisaties en de toepassing ervan op de leden. Ik ga het besluit niet voorlezen maar het zal worden aangeplakt op het informatiebord van de raadsheren van de Verdediging en zal aan hen en aan de Aanklagers worden medegedeeld.
Dr. Jahrreis, bent u klaar met uw verhoor?
Dr. JAHRREISS: Ja.
De PRESIDENT: Goed. Wenst een van de andere raadsheren voor de Verdediging de getuige te verhoren?
(getuige Kesselring neemt weer plaats in de getuigenbank).
Dr. KURT KAUFFMANN (raadsman van beklaagde Kaltenbrunner): Getuige, herinnert u zich wanneer beklaagde Kaltenbrunner voor het eerst in de openbaarheid trad?
KESSELRING: Ik weet niet of Kaltenbrunner bijzonder bekend raakte bij het publiek. Ik hoorde de naam Kaltenbrunner voor het eerst toen hij de opvolger van Generaal Canaris werd.
Dr. KAUFFMANN: Herinnert u zich dat hij in januari 1943 benoemd werd tot Chef van het RSHA?
KESSELRING: Ik heb er misschien over gehoord maar ik kan het me niet precies herinneren.
Dr. KAUFFMANN: Kaltenbrunner beweert dat hij in 1945 probeerde Oostenrijk van verdere gevechtshandelingen te vrijwaren. Herinnert u zich dat toevallig?
KESSELRING: Ik hoorde alleen maar dat Kaltenbrunner een van de mensen was die werkten aan een onafhankelijk Oostenrijk maar ik weet niets bijzonders over de situatie.
Dr. KAUFFMANN: Verder beweert Kaltenbrunner dat hij, op basis van een overeenkomst met het Rode Kruis in Genève, de terugkeer van burgergevangenen naar hun vaderland door de frontlinie had geregeld. Hij had een verzoek aan uw afdeling gedaan – niet aan u persoonlijk – dat er een bres in de frontlinie moest worden gemaakt om deze burgers naar huis te laten terugkeren. Herinnert u zich dat toevallig?
KESSELRING: Het is goed mogelijk dat een dergelijk verzoek in feite werd gedaan. Het kwam mij niet persoonlijk ter kennis omdat ik vaak van mijn kantoor weg was.
Dr. KAUFFMANN: Getuige, herinnert u zich wanneer er voor het eerst in Duitsland
concentratiekampen werden opgezet?
KESSELRING: Ja. Dat was in 1933. Ik herinner me drie
concentratiekampen maar weet niet precies wanneer die werden opgezet: Oranienburg, waar ik vaak langs kwam of overheen vloog;
Dachau, waarover in de kranten fel werd gediscussieerd; en Weimar-Nora, een concentratiekamp waar ik tijdens mijn dienstreizen vrij vaak overheen vloog; maar ik mag er misschien aan toevoegen dat ik mij uit principe verre hield van geruchten, die bijzonder vaak de ronde deden tijdens eeen crisisperiode, om mij aan mijn eigen taken te weiden die bijzonder zwaar waren.
Dr. KAUFFMANN: Wat betreft de gevangenen in de concentratiekampen, had u enig idee wie in die kampen zouden worden opgesloten?
KESSELRING: Ik had een vermoeden, zonder te weten waar het vandaan kwam wat me aannemelijk leek; namelijk dat de Nationaalsocialistische Revolutie zou plaatsvinden zonder verlies van levens en dat politieke tegenstanders gedetineerd moesten worden totdat door de stichting van de nieuwe staat het voor hen voldoende veilig was geworden om in het openbare leven terug te keren. Dat is mijn kennis van de situatie waaruit ik moet concluderen, om uw vraag te beantwoorden, dat deze mensen voor het merendeel mensen moeten zijn geweest die zich tegen de Nationaalsocialistische leer keerden.
Dr. KAUFFMANN: Hebt u er ooit over nagedacht hoe de behandeling in die kampen volgens uw idee zou zijn? Wat was uw opvatting van de behandeling van de gevangenen in die kampen? Er zal wellicht verschil zijn in wat u denkt over de vroegere en latere jaren.
KESSELRING: Ik weet niets over behandelingsmethoden in kampen. In de beginjaren, toen ik nog in Duitsland werkte, gingen er geruchten dat de behandeling normaal was. In de latere jaren was ik in het buitenland, dat wil zeggen in oorlogsgebieden buiten Duitsland; en ik was zo ver weg dat ik absoluut niets over die incidenten wist en ook niet om informatie vroeg.
Dr. KAUFFMANN: Is het daarom juist om aan te nemen dat waar het de wreedheden betrof die in werkelijkheid werden gepleegd, u daarvan geen weet had?
KESSELRING: Nee, ik had er geen weet van, zelfs niet in maart 1945 toen ik Oberbefehlshaber West werd. Zelfs toen waren de gebeurtenissen in de kampen mij volledig onbekend. Ik schreef dit toe aan twee oorzaken: ten eerste mijn persoonlijke houding die ik al eerder heb genoemd namelijk dat ik mij in principe alleen met mijn eigen zaken bezig hield – die op zich al uitgebreid genoeg waren – en ten tweede dat er binnen de Staat een politiestaat was ontstaan die zichzelf hermetisch had afgesloten van de rest van de wereld.
Dr. KAUFFMANN: Hebt u enig bewijs dat er onder uw officieren meer kennis aanwezig was dan wat u net hebt beschreven met betrekking to uzelf?
KESSELRING: Ik had een zeer nauwe band met mijn officieren en ik geloof niet dat er een groot aantal officieren is geweest dat meer van deze zaken afwist. Ik kan natuurlijk geen inlichtingen geven over afzonderlijke personen.
Dr. KAUFFMANN: Wist u dat Hitler had besloten de Joden fysiek uit te roeien?
KESSELRING: Dat was mij volslagen onbekend.
Dr. KAUFFMANN: Had u regelmatig de gelegenheid ideologische kwesties met Hitler te bespreken?
KESSELRING: Wanneer ik maar ook op het hoofdkwartier was werden er alleen militaire en overeenkomstige zaken betreffende mijn oorlogsgebied besproken tijdens het officiële deel van het overleg. Wanneer ik voor een maaltijd werd uitgenodigd werden er gewoonlijk historische kwesties of zaken van algemene aard besproken maar dringende politieke problemen of ideologische kwesties kwamen nooit ter sprake. Ik kan mij persoonlijk geen gelegenheid herinneren waarbij Hitler mij of een van de andere generaals op enige wijze beïnvloedde door zich actief Nationaalsocialist te verklaren.
Dr. KAUFFMANN: Geloofde u in Hitler's persoonlijkheid in die zin dat Hitler vastberaden was het Duitse volk naar een beter Duitsland te leiden, met in achtneming van persoonlijke vrijheid en respect voor menselijke waardigheid? Wat was uw opvatting daarover?
De PRESIDENT: Wat is het belang van de mening van een getuige over een dergeljk onderwerp? Wat is het belang hiervan voor de zaak Kaltenbrunner? Het Tribunaal vindt dit soort vraagstelling een verspilling van tijd.
Dr. KAUFFMANN: Is het juist dat in de dictatuur die in Duitsland heerste elke tegenstand door een persoon tegen het bevel van een meerdere onmogelijk was?
KESSELRING: In die vorm zou ik dat niet ontkennen. Men kon zeker zijn eigen mening stellen tegenover die van een ander. Maar als de eigen mening ongeldig werd door een besluit werd absolute gehoorzaamheid noodzakelijk en uitvoering werd geëist en onder bepaalde omstandigheden gegarandeerd door middel van strafrecht. Van weerstand tegen dat bevel, of elk bevel, voor zover wij de persoonlijkheid en de houding van
Adolf Hitler kenden, was geen sprake en er zou niets mee zijn bereikt.
Dr. KAUFFMANN: Zou iemand die weerstand probeerde te bieden tegen een definitief uitgegeven bevel er rekening mee moeten houden dat hij zijn leven riskeerde?
KESSELRING: Gedurende de latere jaren was dat een absolute zekerheid.
Dr. KAUFFMANN: Dacht u op enig moment ooit dat de oorlog kon worden gewonnen en zo ja, wanneer?
KESSELRING: In 1943 moest de mogelijkheid onder ogen worden gezien dat een zegenrijke vrede niet zou kunnen worden bereikt. Ik zeg met nadruk dat die mogelijkheid moest worden overwogen want gezien bepaalde organisatorische of operationele maatregelen zou de situatie wellicht nog zijn omgedraaid.
Dr. KAUFFMANN: Besprak u deze kwestie ooit met een belangrijk iemand – de twijfels die u zou kunnen hebben gekoesterd over de voortzetting van de oorlog?
KESSELRING: Bij diverse gelegenheden wanneer ik mijn eigen militaire sector besprak, verwees ik naar bepaalde problemen die de uitkomst van de oorlog in het algemeen konden beïnvloeden; echter, als vertegenwoordiger van een militaire sector achtte ik mij op geen enkele wijze gerechtigd de hele militaire situatie te beoordelen omdat ik, vanuit mijn beperkte gezichtsveld de situatie betreffende productie en de organisatie van reserves aan mankracht niet kon beoordelen. En zoals ik al eerder heb gezegd, als amateur weigerde ik over een situatie iedere uitspraak te doen die wellicht onder bepaalde omstandigheden als officieel zou kunnen worden beschouwd omdat die de handtekening van Feldmarschall Kesselring droeg.
De PRESIDENT: Wilt u zo vriendelijk zijn het Tribunaal uit te leggen wat het belang van de laatste twee of drie vragen is voor de zaak tegen Kaltenbrunner?
Dr. KAUFFMANN: Hetzelfde geldt voor Kaltenbrunner dat hij, zoals hij zegt, een bevel niet kon weigeren. Het zou het verlies van zijn leven hebben betekend.
De PRESIDENT: U vroeg de getuige of hij tijdens de oorlog ooit heeft gedacht hoelang de oorlog kon duren. Wat heeft dat met Kaltenbrunner te maken?
Dr. KAUFFMANN: De Aanklager beschuldigt diverse beklaagden ervan, de strijd te hebben voortgezet ondanks het feit dat ze wisten dat het hopeloos was en dat ze de oorlog hebben verlengd. Dat is de kwestie die ik met mijn laatste vraag probeer op te helderen.
De PRESIDENT: Ik denk niet dat dat specifiek tegen Kaltenbrunner was gericht. Als dat uw laatste vraag is, kunt u hem stellen.
Dr. KAUFFMANN: Als ik u goed begrijp, getuige, wat u probeert uit te leggen is dat uw belangrijkste motief voor het voortzetten van de strijd uw plicht jegens uw land was?
KESSELRING: Dat spreekt vanzelf. Ik had ook andere redenen. Een ervan was dat ons de mogelijkheid op een politieke beëindiging van de oorlog was ontnomen, tenminste officieel; maar dat ik erin geloofde en daar nog steeds van overtuigd ben, kan worden bewezen door het feit dat ik persoonlijk, samen met Obergruppenführer Wolff via Zwitserland onderhandelingen ben begonnen met een Amerikaan om de weg vrij te maken voor een politieke discussie met dat als doel.
Dr. KAUFFMANN: Meneer de President, ik heb verder geen vragen.
De PRESIDENT: Een van de andere raadsheren van de Verdediging?
HEER PELCKMANN: Getuige, Dr. Kauffmann heeft u gevraagd of uw officierskorps kennis droeg van de condities in en de oprichting van concentratiekampen. Weet u dat er binnen de strijdkrachten zogenaamde nationaal-politieke cursussen werden gegeven?
KESSELRING: Ja, dat weet ik.
HEER PELCKMANN: Mag ik u vragen of u weet dat gedurende een van die nationaal-politieke cursussen van de strijdkrachten, die werd gehouden tussen 15 en 23 januri 1937 – ik verwijs nu naar document 1992(a)-PS betreffende de oprichting van concentratiekampen - de leider van de SS, Himmler in tegenwoordigheid van de verzamelde officieren een toespraak hield met ongeveer de volgende strekking:
"Natuurlijk maken we onderscheid tussen gevangenen die daar maar een paar maanden voor educatieve doeleinden verblijven en diegenen die er langere tijd verblijven."
Ik sla een paar regels over en kom bij de regel die ik belangrijk vind:
"Het bevel begint met te eisen dat deze mensen in schone barakken wonen. Dit kan alleen maar door ons, Duitsers worden bereikt want er is amper enig land dat zo menselijk zou handelen als wij dat doen. Linnengoed wordt regelmatig verschoond. De mensen wordt geleerd zich tweemaal daags te wassen en het gebruik van tandenborstels wordt aangeraden, iets wat voor de meeste van hen onbekend is."
Weet u of de strijdkrachten dit soort instructies kregen die, zoals we nu weten, niet in overeenstemming zijn met de toestanden zoals die werkelijk bestonden?
KESSELRING: Zoals ik al eerder heb gezegd, we hielden ons helemaal niet bezig met dit soort zaken en deze toespraak door Himmler is mij niet bekend.
HEER PELCKMANN: Onbekend. Dank u.
De PRESIDENT: Wil iemand anders van de raadsheren van Verdediging vragen stellen? Dan mag de Aanklager met zijn verhoor beginnen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U begrijpt, getuige dat u bij het afleggen van uw getuigenis, voor wat betreft de definitie van het Opperbevel en de Generale Staf, zoals die definitie is vastgelegd in de Aanklacht, beschuldigd wordt van lidmaatschap van die groep, niet waar?
KESSELRING: Dat begrijp ik.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dat u hier getuigenis aflegt als een feitelijke beklaagde?
KESSELRING: Dat begrijp ik.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt het gehad over het stichten van een politiestaat in Duitsland door de Nationaalsocialistische Partij en ik wil u vragen of het een feit is dat die politiestaat voor het grootste deel op twee instellingen steunde, ten eerste op de geheime politie en ten tweede op het concentratiekamp?
KESSELRING: De deelname van de politie is voor mij een vaststaand feit. Het concentratiekamp was naar mijn mening het uiterste middel tot dat doel.
Mr. JUSTICE JACKSON: En zowel de geheime politie als het concentratiekamp werden ingesteld door
Hermann Göring, is dat feit u bekend?
KESSELRING: De
Gestapo werd door
Hermann Göring opgericht. Of die door Himmler werd gevormd ....
Mr. JUSTICE JACKSON: Uw toespraken kunt u bewaren voor uw eigen raadsman en ik zal verzoeken u dienovereenkomstig te laten instrueren. Beantwoordt u slechts mijn vragen. Werden de concentratiekampen ook niet door Hermann Göring opgericht?
KESSELRING: Dat weet ik niet.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat weet u niet. Was u voorstander van de politiestaat?
KESSELRING: Ik vond het volgens Duitse opvattingen abnormaal dat er een staat werd gevormd binnen een staat en dat zo bepaalde zaken voor het publiek geheim werden gehouden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Heeft u ooit iets gedaan of kunt u uit uw openbare leven iets aanwijzen dat u hebt gedaan om te voorkomen dat deze abnormale toestand in Duitsland zou gaan heersen?
KESSELRING: Ik kan me niets herinneren, behalve dat ik in gesprekken met mijn meerderen het onderwerp wellicht ter sprake heb gebracht. Maar ik wil sterk benadrukken dat ik mij in het algemeen beperkte tot mijn eigen omgeving en mijn eigen taken.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wilt u dit Tribunaal doen geloven dat u nooit hebt geweten dat er door deze staat een campagne werd gevoerd om de Joden in Duitsland te vervolgen? Is dat de manier waarop wij uw getuigenis moeten verstaan?
KESSELRING: De vervolging van de Joden als zodanig was mij niet bekend.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is het geen feit dat Joodse officieren van het leger en van uw commando werden uitgesloten?
KESSELRING: Joodse officieren bestonden niet.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is het geen feit dat bepaalde officieren van uw leger, bepaalde officieren van de Luftwaffe, stappen ondernamen om zich te laten Germaniseren om aan de gevolgen van Göring's decreten te ontkomen? Wist u dat?
KESSELRING: Ik heb geruchten van die strekking gehoord.
Mr. JUSTICE JACKSON: Elke Germanisering, waar de vader ervan werd verdacht van Joodse afkomst te zijn, bestond hieruit dat werd aangetoond dat de normale vader niet de werkelijke vader was, niet waar?
KESSELRING: Dat geef ik toe. Natuurlijk waren er ook andere gevallen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja. Het kan zijn dat de moeder ervan werd verdacht van Joodse afkomst te zijn?
KESSELRING: Dat er in bepaalde uitzonderlijke gevallen feiten over het hoofd werden gezien.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja. Wist u iets over de Joodse opstanden, anti-Joodse opstanden van 9 en 10 november 1938 in Duitsland?
KESSELRING: Bedoelt u de Aktion Spiegel? Ik weet niet precies over welke dag u het hebt.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik heb het over de opstanden waarbij synagoges in brand werden gestoken waardoor Göring zo boos werd. Hebt u daarover gehoord in 1938?
KESSELRING: Nee, daar heb ik niets over gehoord.
Mr. JUSTICE JACKSON: Waar was u in 1938?
KESSELRING: In 1938 was ik in Dresden.
Mr. JUSTICE JACKSON: In november?
KESSELRING: In november was ik in Berlijn als Chef van de Luftwaffe.
Mr. JUSTICE JACKSON: In Berlijn. En u hebt nooit iets gehoord over de anti-Joodse opstanden van 9 en 10 november 1938?
KESSELRING: Ik heb alleen maar gehoord over de Aktion Spiegel of Aktion Glas.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wat was dat? U hebt mij te pakken. Ik ken niets met die naam.
KESSELRING: Dat was het ingooien van winkelruiten en meer dat in Berlijn nogal grote vormen aannam.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt dus over die anti-Joodse opstanden gehoord?
KESSELRING: Over die, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En hoorde u dat Hermann Göring een decreet uitvaardigde waarbij de verzekeringsgelden die de Joodse winkeleigenaren schadeloos moesten stellen, in beslag werden genomen. Wist u van de actie van Göring in dat opzicht?
KESSELRING: Ik heb het niet helemaal begrepen. Mag ik vragen het te laten herhalen?
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u gehoord van het decreet dat door Hermann Göring een paar dagen later werd uitgevaardigd, 12 november om precies te zijn, waarbij het verzekeringsgeld van de slachtoffers van die overvallen in beslag werd genomen en de Joodse gemeenschap een boete van 1 miljard Reichsmark werd opgelegd?
KESSELRING: Mogelijk dat ik er destijds iets over heb gehoord maar ik kan het me nu niet meer precies herinneren.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar u hebt erover gehoord. U vond dit soort zaken geen vervolging?
KESSELRING: Natuurlijk moet ik die Aktion Glas als een exces tegen de Joden beschouwen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt gezegd, zoals ik het begrepen heb, gebaseerd op uw ervaringen met Hitler, dat het officieren toegestaan was met hem van mening te verschillen zolang ze zijn bevelen maar opvolgden. Moeten we dat zo begrijpen?
KESSELRING: Neemt u me niet kwalijk maar ik heb het laatste deel van de vraag niet begrepen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Uit uw getuigenis van vanmorgen heb ik begrepen dat het u vrij stond het niet met Hitler eens te zijn, hem voorstellen te doen en hem inlichtingen te verstrekken maar dat nadat zijn besluit vaststond en het bevel gegeven, moest het worden opgevolgd. Dat wil zeggen .....
KESSELRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat wil zeggen, het stond een officier altijd vrij om naar Hitler te gaan en hem technische informatie te geven, zoals de staat van paraatheid van zijn onderdeel van de strijdkrachten?
KESSELRING: Over het algemeen gezegd, nee. Tot dat doel werden alleen de opperbevelhebbers van de betrokken krijgsmachtonderdelen tot hem toegelaten.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dus het enige kanaal waarlangs informatie over de toestand van de Luftwaffe Hitler kon bereiken was via Hermann Göring, is dat zo?
KESSELRING: Hermann Göring en soms staatssecretaris Milch, de plaatsvervanger van de Reichsmarschall.
Mr. JUSTICE JACKSON: Als Hitler op het punt stond zich in een oorlog te storten waarop de Luftwaffe niet was voorbereid zou het, gebaseeerd op uw kennis van de situatie voor Luftwaffeofficieren wel of niet mogelijk zijn geweest, Hitler daarvan op de hoogte te brengen?
KESSELRING: We stelden volledig vertrouwen in onze Reichsmarschall en we wisten dat hij de enige persoon was die een beslissende invloed op Hitler had. Zo wisten wij, omdat wij ook zijn vredelievende houding kenden, dat we volkomen veilig waren en we vertrouwden daarop.
Mr. JUSTICE JACKSON: Er is een tijd geweest dat u naar het Oosten ging, niet waar, als commandant? U ging naar Polen en naar Sovjet Rusland, niet waar?
KESSELRING: Polen en Rusland, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En was het onder de officieren tijdens die Pooolse en Russische veldtochten niet bekend dat de regels van de Haagsche Conventie met betrekking tot de behandeling van krijgsgevangenen in Rusland niet zouden worden toegepast?
KESSELRING: Dat was mij niet bekend.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt verklaard dat de Luftwaffe een zuiver defensief wapen was, is dat uw verklaring?
KESSELRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hoe groot was de Duitse sterkte aan diverse soorten vliegtuigen aan het begin van de Poolse veldtocht?
KESSELRING: Omdat ik geen lid van de centrale raad was kan ik u slechts een schatting geven op basis van mijn eigen verantwoordelijkheid, zonder garantie voor de historische juistheid van die aantallen. Alles bij elkaar zou ik zeggen dat we over ongeveer 3.000 toestellen beschikten. Alles bij elkaar, voor zover ik me nu herinner, waren er tussen de dertig en veertig bommenwerpergroepen, het zelfde aantal jagers en er waren tien groepen duikbommenwerpers, jagers .....
Mr. JUSTICE JACKSON: Kunt u mij het aantal in iedere groep noemen?
KESSELRING: Ongeveer dertig toestellen, dat tot zeven, zes of vijf afnam in de loop van de dag. Om verder te gaan waren er tien tot twaalf groepen duikbommenwerpers, waaronder toestellen voor gronddoelen en tweemotorige jagers. Onder dat aantal bevonden zich ook verkenningstoestellen en een zeker aantal marinevliegtuigen.
Mr. JUSTICE JACKSON: En de verhouding tussen bommenwerpers en jagers bedroeg ongeveer twee op een, niet waar?
KESSELRING: De verhouding bommenwerpers – jagers was ongeveer 1 tot 1 of 1.2, of 1.3 op 1. Ik zei ongeveer 30 tot 40 en ongeveer 30 groepen jagers. Als ik de tweemotorige jagers erbij tel zou de verhouding ongeveer 1 op 1 zijn.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat is de manier waarop u aan het totaal van 3.000 eenheden komt?
KESSELRING: De reden waarom ik u dat aantal kan noemen is omdat ik in deze maanden van rustig nadenken een schatting heb gemaakt zonder daarbij de historische waarheid te onthullen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, beschouwt u een bommenwerper als een defensief wapen of een offensief wapen?
KESSELRING: Over de bommenwerper moet ik hetzelfde zeggen als over de duikbommenwerper en de jager, gelijkwaardig als defensief en als offensief wapen. Ik heb gisteren uitgelegd dat of het nu om defensieve of offensieve oorlogvoering gaat, de taak van de luchtmacht moet altijd als een offensieve worden uitgevoerd omdat de doelen ver weg en zeer verspreid liggen. Ik heb ook uitgelegd dat een luchtmacht die uitsluitend uit lichte toestellen bestaat gedoemd is vernietigd te worden omdat die niet in staat is de diverse stadia van de vijandelijke vliegtuigproductie aan te vallen, zijn verzamelgebieden en zijn bewegingen in de diverse gebieden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Met andere woorden, de Luftwaffe was een defensief wapen als u zich in de verdediging bevond en een offensief wanneer u aanviel?
KESSELRING: Ik heb de laatste helft van de vraag niet begrepen.
Mr. JUSTICE JACKSON: De Luftwaffe zou als een defensief wapen fungeren als u zich verdedigde en als offensief wapen wanneer u aanviel, is dat niet zo?
KESSELRING: Dat zou je zo kunnen zeggen. Ik zou het anders willen uitdrukken. Zoals ik heb gezegd is een luchtmacht hoofdzakelijk een offensief wapen, ongeacht of die voor aanval of verdediging wordt ingezet.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt mij denk ik verbeterd. Nu dan, in Nederland, in Polen .....
KESSELRING: Mag ik nog iets anders over dat onderwerp zeggen?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, ja.
KESSELRING: Namelijk dat wat ik gisteren op het laatst zei dat het essentiële onderdeel van een offensieve luchtmacht de lange-afstands, viermotorige bommenwerper is en daar had Duitsland er geen van.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hoe kwam het dat Duitsland er geen had?
KESSELRING: Allereerst bevonden we ons in een gevaarlijke periode en daarom beperkten we ons tot wat voor een zuiver defensieve luchtmacht absoluut noodzakelijk was.
Ten tweede probeerden we, in overeenstemming met ons karakter, met precisiebombardementen zoveel mogelijk te bereiken, anders gezegd met duikbommenwerpen met inzet van het minimum aan materieel en hier denk ik aan de JU 87 als typisch voorbeeld daarvan.
Mr. JUSTICE JACKSON: U bent op 28 juni 1945 verhoord door het United States Strategic Bombing Survey, niet waar? Herinnert u zich dat?
KESSELRING: Ja, natuurlijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat is toch heel zeker, niet waar?
KESSELRING: Ik ben vaak ondervraagd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu vraag ik u of u op 28 juni 1945 tegen de officier, die u namens het United States Strategic Bombing Survey ondervroeg, hebt gezegd: "Er was alles aan gedaan om de Duitse Luftwaffe vanuit het oogpunt van vliegvaardigheid, toestellen, flak, vliegend personeel, verbindingen enzovoorts de krachtigste ter wereld te maken. Deze inspanningen leidden ertoe dat aan het begin van de oorlog, of uiterlijk in 1940 vanuit het oogpunt van jagers, van duikbommenwerpers en vanuit gevechtskracht gezien, we over bijzonder goede vliegtuigen beschikten, zelfs wanneer de standaard niet helemaal algemeen was."
Hebt u dat niet gezegd?
KESSELRING: Dat is vandaag nog steeds mijn mening, dat waar het materieel betrof, jachtvliegtuigen, duikbommenwerpers en jagers we feitelijk een zeker overwicht op de andere landen hadden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu wat betreft het ontbreken van een aantal viermotorige bommenwerpers; dat was vanwege uw vredelievende instelling, niet waar of was het vanwege een onjuist inzicht in wat de vereisten voor een oorlog zouden zijn?
KESSELRING: Daarop moet ik het volgende zeggen: het zou van de kant van de leiders van de Luftwaffe waanzin zijn geweest te denken een volledige luchtmacht binnen 3 of 4 jaar te kunnen opbouwen. Het was op zijn vroegst in 1940 dat de mogelijkheid bestond een doelmatige luchtmacht op te bouwen die aan alle eisen zou voldoen. Om die reden was het naar mijn mening een uitzonderlijk staaltje van organisatie om een dergelijke doelmatigheid onder de bestaande beperkingen te hebben bereikt.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik begreep dat u als een van uw aanwijzingen voor uw niet agressieve bedoelingen het feit noemde dat u aan het begin van de oorlog niet over voldoende viermotorige bommenwerpers beschikte. Heb ik u verkeerd begrepen?
KESSELRING: Dat is een maar een deel van het hele verhaal. De sterkte van de Luftwaffe moest, zeker in vergelijking met de kleinere landen als voldoende worden gezien; echter zeker niet in vergelijking met sterke tegenstanders die over een volledige uitrusting in de lucht beschikten.
Ik heb een voorbeeld in gedachten. In een verhit gesprek met de Reichsmarschall, voor het begin van de Russische veldtocht, vroeg ik om versterkingen van jagers en duikbommenwerpers. Om bepaalde redenen werd dat geweigerd. Die redenen waren allereerst tekorten aan materiaal en ten tweede, wat ik ook uit dit gesprek kon opmaken, dat de Reichsmarschall het niet met deze operatie eens was.
Mr. JUSTICE JACKSON: Getuigde u niet voor de Bomber Investigating Commission van de Verenigde Staten dat u van plan was een zware bommenwerper voor de lange afstand te bouwen maar – en ik citeer uw woorden: "We hadden de He-111 en de Ju-87 ontwikkeld en die werden als lange afstands zware bommenwerpers in de strijd geworpen. De Ju-87 werd daarna tijdens de campagne in Frankrijk ingezet en tegen Engeland.
Vraag: "De Ju-87 is geen echte bommenwerper voor de lange afstand?"
Uw antwoord: "Die werd destijds als lange afstands bommenwerper beschouwd maar helaas hadden we geen hoge dunk van viermotorige vliegtuigen en een onjuiste denkwijze die in de loop van de latere jaren een vergissing bleek te zijn." Is dat juist?
KESSELRING: Dat was mijn mening.
Mr. JUSTICE JACKSON: En de reden waarom u geen viermotorige bommenwerpers bouwde was dat u er geen hoge dunk van had?
KESSELRING: Mag ik het zo zeggen: dat was de opvatting van een dienstafdeling; de beslissingen in al deze kwesties werden op het hoogste niveau genomen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Het hoogste niveau vergiste zich in de bruikbaarheid van de viermotorige bommenwerper?
KESSELRING: Wel, terugkijkend op de hele situatie moet ik zeggen dat het gemis van een viermotorige bommenwerper bijzonder pijnlijk werd.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dat de hoogste autoriteit van de vliegtuigproductie Hermann Göring was. Hij stond aan het hoofd van de hele vliegtuigproductie, niet waar?
KESSELRING: Ja, dat is juist maar dat sluit het feit niet uit dat een misvatting van bepaalde maatregelen voor het voeren van een oorlog of organisatorische maatregelen tijdelijk kan voorkomen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt deelgenomen aan de campagne tegen Polen, zei u toch?
KESSELRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is het geen feit dat de Duitse Luftwaffe de beslissende bijdrage aan die operatie leverde voor wat betreft de tijd die nodig was om Polen te veroveren?
KESSELRING: Gezien vanuit het standpunt van de Luftwaffeofficieren moet ik volledig met die opvatting instemmen, maar de landmachtofficieren deelden die niet bepaald.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, u getuigt nu naar uw geweten. Tijdens die campagne ontwikkelde u de techniek van aanvallen van lage hoogte door jagers, lichte bommenwerpers en duikbommenwerpers tegen oprukkende colonnes en de duikbommenwerpers, lichte bommenwerpers en de jagers droegen allemaal bij aan het succes van die methode?
KESSELRING: Dat geef ik toe. De basis voor de techniek van het bombarderen op korte afstand werd zeker tijdens de Poolse veldtocht gelegd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik ga nu naar de veldtocht in Frankrijk. U was in de lucht tijdens de Franse campagne, niet waar?
KESSELRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En de Luftwaffe droeg wezenlijk bij aan het succes van die campagne, niet waar?
KESSELRING: Gezien vanuit het oogpunt van de Luftwaffeofficier moet ik die mening als correct bestempelen.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u hebt getuigd, niet waar, dat Duinkerken niet zo'n ramp zou zijn geweest als de Luftwaffe er niet geweest was? Dat is toch zo, niet waar?
KESSELRING: Zei u Duinkerken? Ik heb het niet goed verstaan.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, Duinkerken.
KESSELRING: Ja, naar mijn mening staat dat vast en het zou nog erger zijn geweest als onze operaties niet bijzonder zouden zijn gehinderd door het slechte weer.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat wil zeggen, de ramp zou voor de Engelsen nog groter zijn geweest, ware het niet vanwege het slechte weer. U had naar uw mening de Luftwaffe bij Duinkerken beter kunnen laten presteren dan in werkelijkheid het geval was?
KESSELRING: We werden ongeveer twee dagen lang aan de grond gehouden.
Mr. JUSTICE JACKSON: U was een van de belangrijkste voorstanders van het plan voor een invasie in Engeland, niet waar?
KESSELRING: Persoonlijk was ik van mening dat wanneer de oorlog tegen Engeland tot een succesvol einde gebracht zou moeten worden, dit zeker alleen maar kon worden bereikt met een invasie.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u had een voldoende sterke luchtmacht nadat u Polen, Nederland, België en Frankrijk had verslagen zodat u bepleitte verder te gaan met een invasie in Engeland, niet waar?
KESSELRING: Op dat punt moet ik iets uitleggen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Vertelt u me eerst maar of het waar is.
De PRESIDENT: Getuige, wilt u er alstublieft rekening mee houden dat u eerst de vragen moet beantwoorden en daarna pas uitleg geven. Iedere vraag, of bijna iedere vraag kan ofwel ontkennend ofwel bevestigend worden beantwoord en wilt u alstublieft dat antwoord geven en daarna uw uitleg.
Mr. JUSTICE JACKSON: Was u voorstander van een invasie in Engeland en stond de Luftwaffe niet klaar voor een dergelijke invasie?
KESSELRING: Afhankelijk van bepaalde omstandigheden, gezien de heersende toestand in de lucht destijds was de Luftwaffe zeker klaar voor die taak.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u adviseerde de Reichsmarschall nadrukkelijk dat de invasie direct na Duinkerken moest plaatsvinden, niet waar?
KESSELRING: Ja en ik bepleitte dat standpunt later ook nog.
Mr. JUSTICE JACKSON: De voorbereidingen van de Luftwaffe op deze invasie waren voltooid en de invasie werd alleen maar afgeblazen omdat er niet voldoende zeewaardige schepen ter beschikking waren; dat is toch zo?
KESSELRING: Ja. Ik moet aan mijn vorige verklaring nog toevoegen dat er natuurlijk een bepaalde periode moest zijn verstreken tussen de campagne tegen Frankrijk en die tegen Engeland om de Luftwaffe met materiaal te kunnen bevoorraden.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt het Strategic Bombing Survey ook verteld dat Hitler niet alleen bevel had gegeven tot het bombarderen van militaire doelen, waaronder de industrie, maar ook het bombarderen van politieke doelen, is dat juist?
KESSELRING: Na een bepaalde datum, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Met andere woorden, het lamleggen van de vijandelijke regering. Dat bedoelde u toch met een politiek doel?
KESSELRING: Dat is niet wat ik met politieke doelen bedoelde. Ik heb de vraag heel anders beantwoord; ik begreep hem anders namelijk dat dit bevel pas op een latere datum van kracht werd.
Mr. JUSTICE JACKSON: U was bij de toespraak aanwezig die Hitler in augustus 1939 hield?
KESSELRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Op dat moment werd u erover ingelicht dat de aanval op Polen onmiddellijk of zeer spoedig zou beginnen
KESSELRING: Tijdens die conferentie was de beslissing de veldtocht tegen Polen te beginnen nog niet genomen. De onderhandelingen waren nog gaande en we hoopten allemaal nog dat die een gunstig resultaat zouden opleveren.
Mr. JUSTICE JACKSON: U kreeeg op 15 augustus bevel de Luftwaffe in paraatheid te brengen voor een aanval op Polen?
KESSELRING: Dit bevel als zodanig is mij niet tot in details bekend maar ik moet toegeven dat we al maanden van te voren voorbereidingen van algemeen defensieve aard hadden getroffen, luchtmachtbases ingericht, altijd met de defensieve situatie in gedachten.
Mr. JUSTICE JACKSON: Verwachtte u dat Polen Duitsland in de lucht zou aanvallen? is dat uw mening?
KESSELRING: In elk geval hielden we van onze kant rekening met die mogelijkheid. De hele politieke situatie was te onduidelijk om er ons een definitief en onbetwistbaar oordeel over te vormen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt gezegd dat u in het algemeen nooit besprekingen hield met partijleiders, over politiek sprak of contacten had met politici, niet waar?
KESSELRING: Over het algemeen ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Was uw onmiddellijke meerdere niet de nummer 2 politcus in Duitsland? Wist u dat niet?
KESSELRING: Dat wist ik maar ik moet benadrukken dat de gesprekken die ik met de Reichsmarschall voerde voor 99% te maken hadden met met militaire en organisatorische kwesties.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar u wist dat hij ten allen tijde een van de meest vooraanstaande Nazi politici was?
KESSELRING: Zeker.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt getuigd dat u op de hoogte was van het
Kommandobefehl?
KESSELRING: Zeker.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dat u die niet goedkeurde en het niet uitvoerde?
KESSELRING: Zo heb ik dat gisteren niet beantwoord.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wat hebt u geantwoord?
KESSELRING: Ik antwoordde als volgt: dat de Luftwaffe, die niet op de grond vocht, met deze kwestie niets te maken had en dat ik me een officiële aankondiging van dat bevel niet meer herinner.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wie voerde dat bevel uit? Van wie werd verwacht het uit te voeren?
KESSELRING: Ik was maar tot november 1941 in Rusland en kan u daarover geen inlichtingen geven.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u ooit van de SS gehoord?
KESSELRING: Ja, natuurlijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: En is het geen feit dat de uitvoering van dat bevel voorbehouden was aan de SS?
KESSELRING: Daar wist ik niets van.
Mr. JUSTICE JACKSON: Waarvoor dacht u dat de SS diende?
KESSELRING: Naar mijn mening was de SS, voor zover die voor militaire operaties werd ingezet, een speciale afdeling van de Landmacht was, een soort bewaking voor de Landmacht.
Mr. JUSTICE JACKSON: De SS moest de Landmacht bewaken, of wie?
KESSELRING: Nee, maar de SS divisies stonden gezien vanuit het standpunt van aantallen en materieel, boven de gemiddelde legerdivisie waar het uitrusting en paraatheid betrof.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wie voerde het bevel over de SS?
KESSELRING: De SS stond onder bevel van Himmler. Voor zover deze divisies binnen de Landmacht werden ingezet stonden die onder tactisch bevel van de legercommandanten, van de commandanten van legergroepen of van de staven van de hoofdkwartieren waaraan ze waren toegevoegd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Voor zover ze speciale taken hadden, stonden ze onder commando van Himmler, is dat juist?
KESSELRING: Ja zeker, er was een duidelijk onderscheid.
Mr. JUSTICE JACKSON: U getuigde gisteren dat u Hitler's
Kommandobefehl voor u niet bindend achtte en dat u dat bevel niet uitvoerde, is dat juist?
KESSELRING: In het Middellandse Zeegebied, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Was dat omdat die order de verantwoordelijkheid aan u liet of omdat u gewoon zelf de verantwoording op u nam?
KESSELRING: Ik maakte dat voorbehoud zelf, allereerst vanwege ideologische overwegingen en ten tweede omdat ik in de Middellandse Zee, zoals ik gisteren zei, een dubbelcommando had en de Duitse bevelen konden niet zonder wijzigingen in het algemene bestuur worden ingepast.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goed dan, de mate waarin een dergelijke order werd uitgevoerd hing dus enigszins af van het karakter en de moed van de officieren die hem ontvingen, niet waar?
KESSELRING: Ik zou het iets anders willen uitdrukken. Deze bevelen konden op verschillende manieren worden uitgelegd – dat Kommandobefehl bijvoorbeeld – in zoverre dat het voor de Opperbevelhebber zeker heel goed mogelijk was een operatie als een speciale missie te beschouwen of als een tactische maatregel die militair gezien gerechtvaardigd was.
Mr. JUSTICE JACKSON: U voerde destijds het bevel over de troepen in Italië, niet waar, ten tijde van het Kommandobefehl?
KESSELRING: Met een verschil. Ik kreeg pas in september 1943 het volledige gezag.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik verzoek dat aan u document 498-PS wordt getoond, ingediend als bewijsstuk USA-501. Ik vraag uw aandacht voor alinea 6 van dat bevel dat als volgt luidt:
"Ik zal, onder de militaire tucht, voor het niet uitvoeren van dit bevel, alle commandanten en officieren verantwoordelijk houden die ofwel hebben verzuimd de troepen over dit bevel in te lichten, danwel tegen dit bevel hebben gehandeld wanneer het moest worden uitgevoerd."
U ziet die alinea in dat bevel?
KESSELRING: Ja, ik heb het net gelezen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, hebt u ooit gerapporteerd dat u dit bevel niet uitvoerde of hebt u uw meerderen erover misleid of het wel werd uitgevoerd?
KESSELRING: In een geval werd die kwestie zeer beslist op het hoofdkwartier besproken. Dit betrof de commandoactie "Pescara" waar
Adolf Hitler bevel gaf tot het neerschieten van bepaalde personen ondanks het feit dat wij, mijn manschappen en ik, ze wilden sparen. Ik meen in het bijzonder dat de invloed van Jodl, als tussenpersoon, hier beslissend was; namelijk dat dit onderwerp werd vergeten en deze mensen dus in leven bleven, in ziekenhuizen en krijgsgevangenenkampen. Maar ik zou het geen misleiding willen noemen, de term die u net gebruikte, want ik wil benadrukken dat ik binnen mijn militaire sector acties van dit soort als richtlijn zag en dit Kommandobefehl kon zeker op verschillende manieren worden uitgelegd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Met andere woorden, de mate waarin een van deze bevelen werd uitgevoerd was afhankelijk van de commandant die de leiding had, is dat juist; dat Hitler er niet op kon vertrouwen dat een zo uitdrukkelijke order door zijn commandanten ook werd uitgevoerd. Was dat de situatie binnen de Duitse strijdkrachten?
KESSELRING: Nee, dat niet maar de situatie kan als volgt worden verklaard: Als vanuit het leger een dergelijke operatie in de zin van dat bevel aan een meerdere wordt gemeld dan zouden de noodzakelijke maatregelen moeten worden genomen. Dat hing echter af van de manier waarop de betrokken eenheden het rapporteerden; ik heb gisteren al tot in bijzonderheden uitgelegd dat er langzamerhand een eenvormige opvatting post had gevat, dat mannen in uniform die een tactische operatie uitvoerden geen commando's waren in de zin van dit bevel.
Mr. JUSTICE JACKSON: U getuige vandaag, en een andere getuige heeft ook getuigd dat het niet opvolgen van een bevel van Adolf Hitler de dood betekende. U getuigt ook dat een nadrukkelijk bevel om commando's te executeren, onder dreiging van met straf wanneer u dat naliet, u de verantwoordelijkheid liet om het wel of niet te doen en ik wil dat u het Tribunaal eens en voor altijd vertelt wat de werkelijkheid is en dan stappen we van dit onderwerp af.
KESSELRING: Ik moet herhalen wat ik eerder heb gezegd, namelijk dat het Italiaanse strijdtoneel niet kon worden vergeleken met andere oorlogsgebieden. Vanwege de samenwerking tussen Hitler en Mussolini heerste er altijd een zeer inschikkelijke houding; daarom konden deze orders, opgesteld door het
OKW niet zo maar op het Italiaanse strijdtoneel worden toegepast.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ze werden overal toegepast, voor zover u weet, behalve dan op het Italiaanse strijdtoneel?
KESSELRING: Dat kan ik niet zeggen. Ik heb herhaaldelijk uitgelegd dat ik mijzelf uitsluitend beperkte tot mijn eigen operatiegebied dat bijzonder uitgebreid was.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt getuigd, zoals ik u heb begrepen, dat u plunderingen door uw manschappen in Italië bestrafte.
KESSELRING: Zo gauw ik van deze gevallen hoorde, bestrafte ik hen en ik gaf de commandanten van leger en luchtmacht uitdrukkelijk bevel het zelfde te doen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu was de straf die u voor plundering oplegde erg licht, niet waar?
KESSELRING: Ik ging zelfs zover, de schuldigen ter plaatse te laten executeren en op die manier slaagde ik erin de ordeloosheid die was ontstaan te verhelpen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dus, een Duitse generaal die te maken heeft met een Duitse soldaat vindt executie de juiste bestraffing voor plundering?
KESSELRING: Die ver reikende conclusie is iets waar ik het niet mee eens kan zijn. Over dat onderwerp zou ik de volgende opmerkingen willen maken: Als een leger – zoals dat het geval was met het 14de leger – afglijdt naar een bepaalde wanorde, dan waren in het belang van de reputatie van dat leger en die van de bevolking, de meest strenge maatregelen gerechtvaardigd om de orde onder de burgerbevolking te herstellen. Ik had op het hoofdkwartier verhitte discussies over dat onderwerp.
Afgezien daarvan was ik van mening dat iedere straf uiteindelijk nutteloos wordt en daarom beschouwde ik enige tijd straffen als een zuiver educatieve maatregel en niet echt als straf. Dus waren gedurende enige tijd de straffen nogal licht.
Mr. JUSTICE JACKSON: U getuigde dat u krachtige maatregelen nam om de kunstschatten van Italië te beschermen.
KESSELRING: Voor zover ik over kunstschatten werd ingelicht, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wat voor stappen ondernam u en tegen wie?
KESSELRING: In eerste instantie waren het preventieve maatregelen: Allereerst door het op het strijdtoneel ontzien van plaatsen van kunst en cultuur, ten tweede door deze plaatsen te ontruimen wanneer die mogelijk bloot stonden aan vijandelijke luchtaanvallen en ten derde, door samen te werken met Generaal Wolff en deze cultuur- en kunstschatten over te laten brengen naar veilige plaatsen. Ik noem hier de kunstschatten van Monte Cassino en Florence.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wist u bijvoorbeeld dat er kunstschatten uit Monte Cassino waren gehaald en naar Berlijn overgebracht?
KESSELRING: Pas veel later, in Mondorf, hoorde ik hier over. Alles wat ik me van destijds kan herinneren is dat ze aan het Vaticaan in Rome waren overgedragen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Oh. Wist u dat er kunstvoorwerpen uit Monte Cassino waren gehaald en afgeleverd aan Göring?
KESSELRING: Ik heb eens iets gehoord over een beeld van een heilige maar ik kan u geen verdere bijzonderheden noemen.
Mr. JUSTICE JACKSON: En als Göring zoiets uit Monte Cassino ontving, was dat in tegenspraak met uw bevelen?
KESSELRING: De Hermann Göring divisie lag in die sector. Hij werd gecommandeerd door de voormalige adjudant van Göring en het is duidelijk dat er hier een verband lag, maar in welke mate kan ik u niet zeggen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik heb nog een paar vragen betreffende uw verhoren.
De PRESIDENT: Misschien kunnen we nu beter 10 minuten schorsen.