Inleiding
Tijdens de opstand in het getto van Warschau in het voorjaar van 1943 voerde Mordechai Anielewicz het commando over de Joodse Strijdorganisatie. Drie weken lang vochten gettobewoners tegen de Duitse troepen onder leiding van Jürgen Stroop. Volgens de Pools-Joodse historicus en gettobewoner Emmanuel Ringelblum (1900-1944) was Anielewicz "de ziel van de organisatie, één van de meest toegewijde werkers." Hij stortte zich met "heel zijn ziel" in het organiseren van het verzet.
Voor de oorlog
Mordechai Anielewicz werd in 1919 of 1920 geboren in Warschau in de wijk Solec. Hij had een moeilijke jeugd vanwege de armoede in het Joodse gezin. De talentvolle en ijverige Anielewicz kreeg een studiebeurs en studeerde af aan een particulier gymnasium. Hij trad toe tot de beweging van de Zionisten-revisionisten, maar stapte na korte tijd over naar Hashomer Hatzair, een socialistische Zionistische jeugdbeweging. Hij onderscheidde zichzelf als een goede organisator en leider en was een belangrijke voorvechter voor het vormen van een gemeenschappelijk antifascistisch jongerenfront. Ook verzette hij zich tegen het vooroorlogse antisemitisme in Polen.
Eerste twee oorlogsjaren
Op 7 september 1939, een week nadat de Duitsers Polen waren binnengevallen, vluchtte Anielewicz met vrienden uit zijn jeugdbeweging naar het oosten van Polen. Hij hoopte dat het Poolse leger de Duitse invasie kon neerslaan, zodat zij dan konden terugkeren naar Warschau. Dit gebeurde niet en op 17 september viel ook het Sovjetleger Polen binnen. Het westen van Polen werd nu bezet door Duitsland en het oosten door de Sovjet-Unie. Anielewicz probeerde een vluchtroute op te zetten, via Roemenië, naar Palestina. Hij werd echter door de Sovjets gearresteerd en gevangen gezet. Na zijn vrijlating keerde hij voor korte tijd terug naar Warschau. Daarna reisde hij naar Vilnius in het door de Sovjet-Unie bezette Litouwen.
In Vilnius kwam Anielewicz in contact met andere leden van jeugdbewegingen en politieke groepen. Hij besloot dat een groep Joodse jongeren terug moest keren naar Warschau om in het bezette Polen hun politieke activiteiten ondergronds voort te zetten. Samen met zijn vriendin, Mira Fuchrer, behoorde hij tot de eerste Joden die vrijwillig terugkeerden naar Warschau. In de herfst van 1940 werden de Joden hier overgeplaatst naar een getto in de stad. Daar zetten Anielewicz en zijn medestanders binnen Hashomer Hatzair hun politieke activiteiten voort. Anielewicz ondersteunde de publicatie van een ondergrondse krant en organiseerde bijeenkomsten. Hij leerde ondertussen Hebreeuws en studeerde geschiedenis, sociologie en economie. Ook maakte hij illegale uitstapjes buiten het getto om contacten te leggen met verzetsgroepen in andere getto’s.
Onder invloed van de berichten over de massaslachting van Joden in het oosten besloten enkele Joodse organisaties, waaronder Hashomer Hatzair, zich te verenigen om zich beter te kunnen verdedigen tegen de Duitse onderdrukker. Er werd een gevechtsorganisatie opgericht die zich niet alleen verzette tegen de Duitsers, maar ook tegen de leden van de Joodse Raad en de Joodse politie – de gewraakte Ordedienst – die zij beschouwden als verraders van hun eigen volk, omdat zij gehoorzaam waren aan Duitse bevelen. De Duitse autoriteiten kregen hoogte van de illegale activiteiten in het getto. Hiertegen werd keihard opgetreden. In april en mei 1942 vonden meerdere razzia’s plaats. Met hulp van Joodse collaborateurs werden vele verzetsstrijders, waaronder de leiders van het Antifascistische Blok, en intellectuelen door de SS gearresteerd of vermoord. Toen de Duitsers in de zomer van 1942 begonnen met het deporteren van de Joodse bewoners van het getto naar vernietigingskamp Treblinka was het Antifascistische Blok zo goed als uitgeschakeld.
Deportaties
Op het moment van de eerste deportatiegolf verbleef Anielewicz niet in Warschau, maar in het zuidwesten van Polen waar hij contacten legde met andere verzetsgroepen. Toen hij terugkeerde in het getto waren hier nog 60.000 tot hoogstens 70.000 Joden overgebleven. Die zomer waren in totaal 310.322 Joden gedeporteerd. Zijn verzetsgroep was geminimaliseerd en hij begon met de reorganisatie daarvan. Inmiddels hadden meerdere getuigen bevestigd dat de geruchten over de massamoord in vernietigingskamp Treblinka juist waren. De overgebleven Joden, voornamelijk fitte, jonge mensen, wilden wraak nemen op de moordenaars van hun familieleden. De bereidheid om te vechten tegen de Duitsers zodra de volgende deportatiegolf begon, was groot, ook al wist men dat deze strijd, vanwege de Duitse overmacht, niet gewonnen kon worden. Ook Anielewizc wist dat, zoals onder andere blijkt uit het volgende citaat van Emmanuel Ringelblum. "[Mordechai Anielewicz] voorzag de verwoesting van het getto en van de werkplaatsen; [hij] was ervan overtuigd, dat noch hij, noch zijn strijders de getto-liquidatie zouden overleven, dat zij als dakloze honden zouden sneuvelen en dat niemand zou weten waar hun laatste rustplaats was."
Anielewizc was er voorheen niet in geslaagd om de verschillende Joodse ondergrondse organisaties in het getto te verenigingen, maar als gevolg van de deportatiegolf in de zomer van 1942 was ook de bereidheid om samen te werken sterk gegroeid. Dit resulteerde op 28 juli 1942 in de oprichting van de Zydowska Organizacja Bojowa (ZOB), de Joodse Strijdorganisatie. De meeste Joodse verzetsorganisaties sloten zich daarbij aan. In november 1942 werd Anielewicz benoemd tot hun leider. De eerste vuurproef van de Joodse Strijdorganisatie was in januari 1943 toen SS-Oberführer Ferdinand von Sammern-Frankenegg, SS und Polizeiführer in de regio Warschau, de opdracht kreeg om 8.000 Joden zonder werkpas uit het getto op te pakken en te deporteren. Ondanks dat de Joodse Strijdorganisatie slecht voorbereid was, gingen de Joden de strijd aan met de Duitsers. Die waren verrast en na vier dagen trokken ze zich terug. Ze hadden echter 5.000 tot 6.500 Joden kunnen deporteren. Tevens waren ongeveer 1.000 Joden gesneuveld tijdens de strijd of door executie.
De Joodse Strijdorganisatie had grote verliezen geleden tijdens deze eerste opstand in januari 1943. De strijd werd echter niet opgegeven, want de aftocht van de Duitsers had hen nieuwe moed gegeven. Zij dachten namelijk ten onrechte dat het in januari al de bedoeling was geweest om het gehele getto te ontruimen en dat ze dit dus hadden kunnen afslaan. Gedurende de drie daaropvolgende maanden leidde Anielewicz de intensieve voorbereiding van de ZOB voor de volgende strijd. Die vond plaats in het voorjaar van 1943.
Opstand in het voorjaar van 1943
Op 19 april 1943 arriveerden Duitse troepen in het getto voor de definitieve liquidatie daarvan. De operatie stond onder leiding van SS-Oberführer Jürgen Stroop, de vervanger van Ferdinand von Sammern-Frankenegg. Ondanks de overmacht aan wapens en manschappen kostte het de Duitsers tot 16 mei 1943 om de opstand neer te slaan. Anielewicz was trots op de prestaties van zijn Joodse Strijdorganisatie. Op 23 april schreef hij in een brief: "De wensdroom van mijn leven is in vervulling gegaan. De Joodse zelfverdediging in het getto is een feit geworden en de Joodse wraak heeft reële vormen aangenomen. Ik ben getuige van een prachtige, heroïsche strijd der Joodse opstandelingen."
Anielewicz kwam enkele dagen voor het einde van de opstand om het leven. Na een hevige strijd had hij zijn hoofdkwartier verplaatst naar een ondergrondse bunker op de Milastraat 18. Deze bunker werd op 8 mei ontdekt door de Duitsers. Ze blokkeerden de vijf uitgangen en gooiden gas- of rookgranaten naar binnen. Sommige leden van de ZOB pleegden vervolgens zelfmoord, terwijl anderen sneuvelden tijdens het gevecht. Het is niet bekend hoe Anielewicz die dag aan zijn einde kwam.