België rekende in zijn defensie sterk op de beschermende kracht van het Albertkanaal. Toen op 10 mei 1940 de Duitse troepen België binnentrokken, was het van groot belang dat de geallieerde troepen voldoende tijd kregen om naar het Albertkanaal op te rukken om samen met de Belgische troepen de Wehrmacht tegen te houden. Dit bleek gauw ijdele hoop. Ondanks de vele verdedigingswerken, geschutsopstellingen en het onneembaar geachte fort Eben-Emael werd de linie bij het Albertkanaal in twee dagen opgerold. De Belgische troepen trokken zich terug achter de KW-linie, de "ijzeren muur" tussen Koningshooikt en Waver.
Uitzicht
De KW-linie was een bunkerlinie. Dit betekende dat de voornaamste versperringen permanent waren: bunkers, anti-tankhindernissen. Daarnaast legde het landleger onder meer loopgraven en prikkeldraadversperringen aan.
Zoals gezegd begon de KW-linie in het fort Koningshooikt. Tussen dit fort, ingericht als infanteriesteunpunt, en de Dijle bestond de linie hoofdzakelijk uit cointet-elementen, een bekende anti-tankhindernis. Wat noordelijker zorgden de Grote en Kleine Nete voor een moeilijk te nemen hindernis. De verdediging werd versterkt met twee bunkerlinies en het diepergelegen bruggenhoofd Mechelen.
Zodra de linie de Dijle bereikte, bleef men de rivier volgen via Leuven tot in Waver. De moerassige riviervallei vormde de belangrijkste schakel als hindernis voor tanks. Dit werd uiteraard verder versterkt met bunkers (in totaal 235 stuks), cointet-elementen, railvlakken en viervlaksgestellen.
In februari 1940 werd de linie nog snel verder uitgebouwd tot in Namen. Vanuit Waver vertrok ook een zijtak van de KW-linie over Waterloo, Halle, Kester tot in Ninove. Deze verdedigingsgordel (onder meer 38 kleine bunkers) was gericht op het zuiden (Frankrijk) en kaderde binnen de neutraliteitspolitiek van koning Leopold III. Hij wilde ten allen prijze voorkomen dat Duitsland aanstoot zou nemen aan de bouw van de KW-linie, die duidelijk tegen de Duitsers was gericht.
De hindernissen
De bunkers werden meestal bewapend met twee mitrailleurs. De standaardmitrailleur was de 26kg zware Maxim. Acht mannen bewaakten de bunker: een sectiechef, twee stukoversten, twee laders en twee schutters. De rest van het peloton bevond zich in de omliggende loopgraven of versterkingen. De bunkers zelf bestonden uit gewapend beton en hadden muren tot 1,3 meter dik. Ze waren bestand tegen inslagen van 150mm houwitsers. Het betreden van de bunkers gebeurde via een sas; de buitendeur was een traliedeur met een stalen plaat erachter. De camouflage was aangepast aan de omgeving. Sommige werden in camouflagekleuren geschilderd of met camouflagenetten overspannen. Andere kregen valse deuren en ramen opgeschilderd. Soms werd er zelfs een stal of huisje omheen gebouwd.
De tetraëders of viervlaksgestellen waren metalen driezijdige piramides. Er waren twee types. Het lichte type woog ongeveer 190kg, terwijl het zware type, dat met beton was opgevuld zo'n 470kg woog.
Cointet-elementen waren stalen hekken. Deze Belgische poorten, zoals ze ook werden genoemd, gaven de KW-linie haar bijnaam "de IJzeren Muur". In 1933 uitgevonden door de Franse generaal Leon Edmond de Cointet de Fillain werden ze vaak in België gebruikt. De elementen hadden ongeveer volgende afmetingen: 3,28 meter lang x 3,00 meter breed x 2,50 meter hoog; goed voor ongeveer 1400kg. De verschillende losse elementen konden aan elkaar worden vastgeklonken en werden in een zigzagvorm geplaatst. Hierdoor ontstond een massieve versperring die bestand was tegen pantserwagens tot 20 ton. Door betonrollen onderaan de cointet-elementen was dit vrij mobiel en kon zo bijvoorbeeld gebruikt worden om de doorgang in een anti-tankhindernis tijdelijk af te sluiten.
Tenslotte waren er nog de railvelden. Die bestonden uit vijf rijen spoorwegrails die ongeveer elke meter tot twee meter diep de grond werden ingedreven. De uitsteeksels (maximum één meter hoog) werden met elkaar verbonden met prikkeldraad om de infanterie de doorgang te beletten. Bij het wegenknooppunt van Haacht werden deze versterkingen nog aangevuld door een anti-tankgracht en –muur.