Van leider van een inlichtingendienst, waarvan hij aanvankelijk de enige medewerker was, klom Reinhard Heydrich op tot de op één na machtigste man binnen het naziterreurapparaat. Joseph Goebbels noemde hem “de radicaalste en meest succesvolle strijder tegen staatsvijanden.” Tijdens de oorlog stond hij aan het roer van het Reichssicherheitshauptamt, waarin de veiligheids- en politiediensten waarover hij de leiding voerde, verenigd waren.
In de vroege ochtend van 10 juni 1942 klonken in het ontruimde dorp Lidice in Tsjecho-Slowakije schoten: dorpsbewoners werden in groepen van tien uit een kelder van een boerderij gehaald, naar een boomgaard gebracht en door een Duits vuurpeloton neergeschoten. De executies gingen de hele dag door, af en toe namen de beulen korte pauzes met schnapps. De hele mannelijke bevolking van het dorp werd geliquideerd. Onschuldig Lidice moest met de levens van haar bewoners betalen voor de moord op de derde machtigste man van het Derde Rijk, SS-Obergruppenführer Reinhard Heydrich.