Op 5 juni 1944 vertrok de grootste luchtlandingsvloot aller tijden vanuit Engeland [d.w.z. tót Operatie Market Garden, later in 1944] richting bezet Frankrijk. Hieronder bevonden zich duizenden paratroopers van het Amerikaanse 82ste en het 101ste luchtlandingsleger. Van diverse Engelse vliegvelden stegen honderden vliegtuigen op, beladen met paratroopers of als sleep voor glider-toestellen.
De toestellen met parachutisten hadden speciale vluchtnummers toegewezen gekregen voor deze actie. De para's kregen bordjes omgehangen met het 'vluchtnummer' om de logistiek makkelijker te maken. Vlucht Nummer 66 en 67 waren op deze manier toegewezen aan Lt. Thomas Meehan en Lt. Richard D. Winters van het 506de Parachute Infantry Regiment. Het officiele document van operatie Neptune, gedateerd 05-06-44, geeft aan dat Thomas Meehan en zijn mannen waren ingedeeld bij 'Chalk No. 66'. (Dit verwees naar de krijt-markering op het toestel).
Vlucht #66 werd getroffen door Duitse FLAK granaten en boorde zich in het 'canton' Ste. Mère Eglise, nabij Beuzeville Au Plain, in de grond. Er waren geen overlevenden.
Reeds de volgende dag, op D-Day, werd er een foto gemaakt op de crashsite. Forrest Guth fotografeerde zijn maatje Eubanks, die midden in de ravage stond. Ze wisten op dat ogenblik niet dat dit het vliegtuig was waarin hun Company Commander en Headquarter Staff om het leven was gekomen.
Uiteindelijk werden de 17 lichamen van de parachutisten naar de Verenigde Staten overbracht, waar ze met militaire eer werden begraven. Die eer viel de 5 leden van het 439ste Troup Carrier Transport, de piloot, de copiloot, de navigator, de engineer en de radio-operator, niet ten deel. Piloot 1st Lt. Harold A. Capelluto ligt begraven op de US Cemetery te Colleville sur Mer, Plot A, rij 9, graf 19.
In het begin van de jaren '90 kreeg Guy Lepretre toestemming van de burgermeester van Beuzeville, de heer Lucien Briard, om het wrak van het vliegtuig op te sporen en te identificeren. In ruil hiervoor zou de gemeenschap van Beuzeville Au Plain (nog geen 40 inwoners) een monument aangeboden krijgen. Het wrak was snel gevonden, en op de crashsite werden persoonlijke bezittingen gevonden van de paratroopers. Een ring van 1st Lt. Thomas Meehan en een dogtag van T/5 Jerry A. Wentzel maakten de identificatie eenvoudig.
Het monument is gebouwd door The Forced Landing Association, een Belgisch/Franse organisatie die zich voornamelijk bezig houd met het opsporen van vliegtuigwrakken uit WW2. Het monument heeft de vorm van een staart(roer) van een Dakota C-47 en is ontworpen door Michel Gaudry uit het dorpje Picauville, op een steenworp afstand van Ste. Mère Eglise. Aan het monument is o.a. gewerkt door Bernard Laniepce uit Beuzeville au Plain. Achter de plaquette met de namen van de bemanning van de Dakota en de paratroopers van het 506de P.I.R., bevindt zich een ingemetselde urn met as van de oorspronkelijke crashsite van vlucht #66.
Vlak voor D-Day 2000 werd het monument onthuld: 'In memory of the Aviators of the 439th Troop Carrier, 91st Squadron and the paratroopers of the 101st Airborne 506th Parachute Infantry Regiment, E Company'. Onder de aanwezigen was ook Edward Peters III, de zoon van Captain Edward Peters, regimental HQ, die op D-Day 1944 om het leven kwam.
Het is een uniek monument waar naast de Screaming Eagle ook het logo van de 9th Airforce en het Currahee-Shield van het 506de te zien zijn.
Het verhaal van vlucht 66 is opgenomen in aflevering 1 en 2 van Band of Brothers.
Het 'dorpje' Beuzeville au Plain is vanaf Utah Beach (Ste. Marie du Mont), en vanuit Ste. Mère Eglise makkelijk te bereiken. Het monument is tegenover het dorpshuis te vinden.
Heeft u zelf meer informatie over deze locatie? Lever het aan!