Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog verleende de Engelse regering een inreisvisum aan tienduizend Joodse kinderen uit Duitsland, Oostenrijk en het bezette deel van Tsjechoslowakije. Om hen weg te halen werden de 'Kindertransporte' georganiseerd. De meesten van de kinderen reisden rechtstreeks naar Engeland. Hun verblijf in een van de vijftig Nederlandse opvanghuizen was soms beperkt tot de duur van de doorreis maar duurde soms langer. Sommige hadden de pech om in Westerbork terecht te komen dat in eerste instantie in 1939 een vluchtelingenkamp was, na de Duitse bezetting overging in een doorgangs- of gevangenkamp. In het voorjaar 1940 werd het steeds moeilijker Engeland binnen te komen en na de Duitse inval was dit helemaal onmogelijk.
In het Eindhovense Dommelhuis konden de kinderen wel blijven. De eerste vluchtelingenkinderen kwamen hier op 4 januari 1939 aan. Het waren allemaal jongens. Er waren 150 bedden beschikbaar. Op 1 maart 1940 werd de opvang gesloten: alle jongens gingen toen naar de Westersingel in Rotterdam.
De Philips directiesecretaresse Laura Marks nam het initiatief om deze Joodse jongens op te vangen en regelde bij Philips het op dat moment leegstaande Dommelhuis. Hilda Verwey-Jonker, gemeenteraadslid SDAP, sloot zich onmiddellijk aan toen er een Eindhovense afdeling van het landelijke Kindercomité werd opgericht.
Het gebouw zelf was in de jaren twintig door Philips gebouwd voor de huisvesting van ongehuwde mannelijke werknemers. Door de economische crisis in de jaren 30 is het gebouw leeg komen te staan en in 1935 tijdelijk gebruikt voor opvang van de Spaanse burgeroorlog vluchtelingen.
Het werd door Philips voor de symbolische prijs van één gulden verhuurd aan het plaatselijke Kindercomité in Eindhoven dat in contact stond met het landelijke comité in Amsterdam.
De Philipskantine zorgde voor warme maaltijden voor de ruim tweehonderd jongens - tussen de twaalf en achttien jaar - die vanaf 4 januari 1939 en februari 1940 voor langere of kortere tijd in het Dommelhuis opgevangen werden. Er waren 150 slaapplaatsen, de stapelbedden en ander meubilair, die werden door het ministerie van Defensie geleverd.
Het bestuur bestond o.a. uit : Voorzitter Mr. J. J. A. van der Putt (Merellaan 16, voorheen 10-c), secretaris Hilda Verwey-Jonker (Leenderweg 194). Penningmeester de heer M.A. Adolfs (Dommelstraat 7). De echtgenote van Van der Putt was leidster van het Hulpcomité voor Joodsche Kinderen te Eindhoven. De heer Van Bunschot werd door de jongens „Hauptmann" genoemd.
Mej. Henny Peeks als leidster van de huishouding. Henny Peeks was eigenlijk verpleegster en door de "Commissie Hulp aan Spanje" als onderdeel van de Internationale Brigade uitgezonden. Na de Duitse inval gaat ze in het verzet in Amsterdam. Ze helpt, onder andere, Joodse onderduikers. Ze werd op 13 oktober 1943 gearresteerd door de Sicherheitsdienst. Zij overleeft haar gevangenschap in Vught, Häftling 651 en Ravensbrück. Onderweg gooit ze een briefje uit de trein gericht aan Jaap Voogd. Henny Peeks had voor de oorlog tijdens haar werk in het Dommelhuis gewoond bij de familie Voogd, Petrus Dondersstraat 28 te Eindhoven. Jaap Voogd is een van de belangrijkste verzetsmensen in het Witte Dorp. Hij was ook betrokken bij het Dommelhuis.
Juli 1945 keert ze, sterk verzwakt, terug in Nederland en wordt wederom door de familie Voogd opgevangen. Voor haar hulp aan Joden tijdens de oorlog is Henny opgenomen in de database van Yad Vashem.
Tijdens de bezetting werd het Dommelhuis gebruikt door de staf van Hauptmann Deunert, Stabshilferinnen en Flugsicherungskommando Mädel.
Heeft u zelf meer informatie over deze locatie? Lever het aan!