Helfrid von Studnitz werd op 2 mei 1911 in Wilhelmshafen, Duitsland geboren als zoon van een officier van de Keizerlijke Marine die in WO 1 kapitein van de kruiser SMS München werd.
Hoewel hij in eerste instantie naar de cavalerie wilde werd hij, op advies van zijn neef Bogislav von Studnitz -een officier bij de Generale Staf die in WO 1 Luiteant-generaal werd- een van de vier uit 220 succesvolle kandidaten die in oktober 1932 kadet werden bij de nieuw opgerichte gemotoriseerde eenheden. Na geplaatst te zijn bij het 2de Gemotoriseerde Korps in Stettin doorliep hij de School voor Onderofficieren in Wünsdorf bij Berlijn en de Infanterie School in Dresden en werd kandidaat-officier op 1 september 1939.
Vanwege de snelle uitbreiding van de strijdkrachten van het Derde Rijk werd hij een maand later tot 2de Luitenant bevorderd en werd bij 1 Compagnie Gemotoriseerde Korps in Schwerin geplaatst als instructeur. De eenheid stond onder commando van Majoor Werner die tijdens de veldtocht in Frankrijk met het Ridderkruis zou worden onderscheiden. Na een verblijf in het ziekenhuis vanwege ernstige verwondingen opgelopen tijdens een auto ongeluk in mei 1935, werd hij bij 3 Kompanie, 20 Panzerjäger in Hamburg onder commando van Graaf Hoffmannsegg geplaatst. Toen het nieuwe 30 Panzerjäger in Lübeck werd gevormd werd hij benoemd tot adjudant en al spoedig daarna tot commandant van 2 Kompanie. Op 1 oktober 1937 werd hij bevorderd tot 1ste Luitenant en leidde op 1 september 1939 zijn eenheid naar Polen. De eenheid had vier luitenanten en gedurende de oorlog werden er tijdens acties twee gedood en twee zwaar gewond; Von Studnitz bleef als enige over.
In Polen was Von Studnitz betrokken bij de zware gevechten rond Shitomir, Kalisch, Lodz en bij de slag om Kutno waarbij een derde van zijn eenheid sneuvelde of gewond raakte. Hij werd op 5 september 1939 onderscheiden met het EK 2 (IJzeren Kruis 2de klas) en hij werd met zijn eenheid op 15 september naar het westelijk front overgeplaatst.
Hij werd op 2 mei 1940 als artillerie instructeur naar de Generale Staf van het 9de Legerkorps overgeplaatst, op 1 september 1940 bevorderd tot kapitein en kreeg op 14 december 1940 weer een operationeel commando als chef van 3 Kompanie, 113 Panzerjäger. Deze eenheid was voor het grootste deel uitgerust met voertuigen die na Duinkerken op de Britten waren veroverd; Von Studnitz vond dat de eenheid een probleem zou krijgen met het verkrijgen van de benodigde reserve onderdelen.
Von Studnitz' eenheid werd een paar maanden belast met bezettingstaken in Polen en was daarna betrokken bij de invasie van Rusland. Tot medio augustus 1941 voerde hij zijn eenheid aan in gevechten in het centrale gedeelte van het front tot hij werd benoemd tot adjudant van 7 Panzerdivision. Met deze divisie nam hij deel aan zware gevechten zoals rond Wjasana. Tussen eind november en 6 december 1941 bereikte zijn divisie het Moskou-Wolga kanaal, het meest oostelijke punt van Von Studnitz' opmars. Von Studnitz vertelde dat hij de lichten van Moskou aan de horizon kon zien en dat de temperatuur in die tijd tot -45 graden Celsius zakte. Von Studnitz vertelde over de erbarmelijke omstandigheden gedurende de daarop volgende terugtocht; de bijtende kou en de noodzaak voor snelheid maakten dat de troepen bijna al hun materiaal achterlieten, hij voegde er echter aan toe dat gemotoriseerde troepen veel minder te lijden hadden dan de infanterie. Von Studnitz sprak ook over de toewijding van de Russische Kozakken die partij voor de Duitsers kozen en de colonnes As-troepen beschermden in de ijzige kou.
Na ontvangst van het Kriegsverdienstkreuz mit Schwertern (Kruis voor Oorlogsverdiensten met Zwaarden) 2 op 20 september 1942 en de 1ste graad van dezelfde onderscheiding op 30 januari 1943 werd hij op 10 februari benoemd tot commandant van 42 Panzerjäger, 7 Panzerdivision, gevolgd door zijn bevordering tot Majoor op 1 maart en toekenning van het Eisernes Kreuz 1 (IJzeren Kruis) op 9 april.
Vanwege de hoge verliezen onder tank- en infanterieofficieren werd hij op 1 juni benoemd tot commandant van 1 Bataljon, 6 Panzergrenadierregiment van de divisie, nadat binnen een week zeven van zijn voorgangers waren gesneuveld. Na een periode in deze functie werd hij naar een opleiding voor commandanten in Parijs gestuurd omdat hij voor de oorlog rechten had gestudeerd aan de Sorbonne. Daar was hij vaak te gast bij de gevluchte Prins Dadiani wiens dochter Salome hem vroeg niet in uniform te komen omdat zij en haar familie betrokken waren bij het verzet en vaak Britse officieren verborgen hielden, iets wat hij verbazingwekkend vond omdat de stad vol zat met Duitse militairen en politie.
Op 10 november 1943 werd Von Studnitz naar Italië overgeplaatst als commandant van 190 Panzerjäger binnen de zogenoemde 'Sardinië en malaria divisie' een bijnaam die de divisie kreeg vanwege de vele gevallen van malaria in Sardinië. Na een saaie en eentonige periode aan de Adriatische kust tussen Triest en Rimini, deze beschermen tegen een amfibie aanval die nooit kwam, was Von Studnitz betrokken bij de zware gevechten om Monte Cassino. Hij herinnerde zich dat hij een stelling verdedigde met 80 man, alleen hij en een sergeant overleefden het, de rest sneuvelde of raakte gewond.
Na deze gevechten ontving hij, op voordracht van zijn divisiecommandant, Generaal Baade, het Deutsches Kreuz (Duitse Kruis) in Gold. Toen hij in Rome was, had hij een audiëntie met de Paus, door Hitler gewoonlijk verboden voor Duitse officieren maar dit keer werd het toegestaan omdat Von Studnitz gezegd had dat hij de Paus nog kende uit zijn Berlijnse periode.
Op 1 juli 1944, toen hij Rome met de laatste Duitse troepen had verlaten terwijl de Geallieerden de buitenwijken van de stad al hadden bereikt, werd hij door het leger aangewezen voor overplaatsing naar de Waffen-SS als adjudant van het nieuw te vormen XIII Waffen-SS Korps. Zijn verzoek, via zijn invloedrijke vriend Generaal Linnarz in het Führerhoofdkwartier, zijn overplaatsing ongedaan te maken werd afgewezen met de opmerking dat voor iedere officier die niet in de SS wenste te dienen, er ook geen plaats meer was in het leger.
Von Studnitz' weigering ontslag te nemen had een gedwongen overplaatsing naar de Waffen-SS tot gevolg waar hij met groot wantrouwen werd bekeken. Von Studnitz, belast met het opzetten van de staf van het nieuwe legerkorps in Breslau, kreeg met het probleem te maken dat de SS alleen politiek betrouwbare officieren in leidende posities wilde maar dat het aan zulke mannen met de noodzakelijke militaire kwaliteiten ontbrak. Dit had tot gevolg dat een groot deel van de officieren en manschappen gedwongen werd overgeplaatst vanuit het reguliere leger.
De pogingen van het Legerkorps om het tij van de Duitse terugtocht bij Saarbrücken te keren, mislukten vanwege het enorme materiëele overwicht van de Geallieerden en het Korps werd geleidelijk aan teruggedreven door zuid Duitsland. In de laatste maanden van de oorlog in 1945 werd Von Studnitz benoemd tot regimentscommandant en onderscheiden met het Kriegsorden des Deutschen Kreuzes in Silber (Krijgsorde van het Duitse Kruis) nadat hij op 30 januari was bevorderd tot Luitenant-kolonel.
Het laatste hoofdkwartier van het Korps voor de overgave bevond zich in St. Johann aan het Chiemmeer. Kort na de overgave werd Von Studnitz benoemd tot Hoofd Verbindingsofficier bij het Geallieerde 1ste Leger waar hij in het Grand hotel in het Oostenrijkse Kitzbühl met de Amerikanen samenwerkte bij de overgave van Reichsmarschall (Rijksmaarschalk) Hermann Göring en Feldmarschall Ferdinand Schörner die zijn troepen in de steek had gelaten en in burgerkleding zijn diensten aan de Geallieerden aannbood.
Na de Duitse ontwapening keerde Von Studnitz in het burgerleven terug, hoewel hij in de jaren 50, toen het West-Duitse leger werd opgezet, Luitenant-kolonel bij de Reserve werd. Uiteindelijk zwaaide hij in de jaren 70 af.
Na zijn pensionering als directielid bij Volkswagen stierf hij in Hamburg op 8 mei 1994.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!