Hans Michael Frank (23 mei 1900 in Karlsruhe – 16 oktober 1946 in Neurenberg) was een nationaalsocialistische Duitse politicus. Hij was in 1919 al lid van de DAP, voorloper van de NSDAP en werkte als Hitlers advocaat en hoogste jurist in het "Dritte Reich". Na 1933 organiseerde hij de "Gleichschaltung" van justitie in Beieren en later in heel Duitsland. Hij was lid van de Reichstag en Reichsminister zonder werkgebied. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Frank Generalgouverneur van de niet bezette restgedeeltes van de vroegere Poolse staat. Hij werd door zijn slachtoffers ook "de slachter van Polen" genoemd. Zijn staatssecretaris Josef Bühler vertegenwoordigde Frank bij de Wannseekonferenz en ondersteunde daar de prioriteit van de deportatie van Joden uit het "Generalgouvernement".
Frank hoorde bij de 24 aangeklaagden in het proces van Neurenberg tegen de belangrijkste oorlogsmisdadigers voor het militaire gerechtshof. Hij werd op 1 oktober 1946 op twee van de drie aanklachten schuldig gesproken en ter dood veroordeeld. Hij werd in de nacht van 15 op 16 oktober door ophanging geëxecuteerd.
Juridische carriëre
Op 8 maart 1933 stuurde Frank in een toespraak in de Beierse radio "een groet aan zijn onderdrukte volksgenoten in Oostenrijk" en dreigde dat de NSDAP in een noodgeval "het verzekeren van de vrijheid van Duitse volksgenoten in Oostenrijk op zich [zou] nemen". De Oostenrijkse regering protesteerde officieel in Berlijn. Hitler weigerde de verantwoording van Franks woorden op zich te nemen. In mei 1933 begaf Frank zich onder begeleiding van de Pruisische minister van jusitie, Hans Kerrl en minister Roland Freisler naar Wenen om nationaalsocialistische propaganda te verspreiden. De Oostenrijkse bondskanselier Engelbert Dollfuß verklaarde de aanwezigheid van nationaalsocialistische ministers als ongewenst en wees Frank uit. Als reactie daarop voerde Hitler de "Tausendmarksperre" in om de economie van het toeristen afhankelijke Oostenrijk te verzwakken. Die Oostenrijkse nationaalsocialisten startten een golf van terroristische aanslagen wat ertoe leidde dat op 19 juni 1933 de NSDAP in Oostenrijk verboden werd.
Frank werd op 25 april 1933 vanwege de Gleichschaltung van juristen door Reichspräsident Paul von Hindenburg tot „Reichskommissar für die Gleichschaltung der Justiz und für die Erneuerung der Reichsordnung" (Rijkscommissaris voor de Gleichschaltung van justitie en voor de vernieuwing van de rijksorde) benoemd, met het doel naast justitieambtenaren ook beroepsorganisaties gelijk te stellen. Franks doel was het verschillende leden van de rechtsstand in één grote organisatie samen te vatten, nationaalsocialistisch op te leiden en het totalitaire verlangen van de NSDAP in de rechtspolitiek door te drukken.
In 1936 werden de „Leitsätze über die Stellung und Aufgaben des Richters" (leidregels over de stelling en opdracht van de rechter) gepubliceerd, waarin Frank de binding van rechters aan het Führerverlangen naar vraag verhief:
„Het is niet zijn opdracht, een bruikbare rechtsorde over de volksgemeenschap te verheffen of algemene ideologieën door te zetten, zij moet de concrete volkse maatschappelijke orde garanderen, schadelingen uit te roeien, gedrag dat tegen de maatschappij verstoot straffen en strijd onder leden van de maatschappij beslechten."
Op 16 mei 1936 verklaarde Frank dat in Duitsland de deling der machten was opgeheven en de enige macht in de staat bij Hitler lag. Na de "Anschluss" van Oostenrijk in maart 1938 werd de Gesellschaft für Rechts- und Staatswissenschaften" (Maatschappij voor rechts- en staatswetenschappen) door president Frank op 1 juni in de "Akademie für Deutsches Recht" opgenomen en daarmee werd hun werk op de "Ostmark" uitgebreid.
Generalgouvernement
Op 26 oktober 1939 begon Hans Frank als Generalgouverneur voor de door de Wehrmacht bezette delen van Polen. Het Generalgouvernemenet werd na de gebiedsopdeling in het teken van de "Deutsch-Sowjetischen Grenz- und Freundschaftsvertrag" (Duits-Sovjetse Grens- en Vriendschapsverdrag) gevormd en door Frank als "Nebenland des Reiches" bestempeld. Het omvatte oorspronkelijk een oppervlakte van 95.000 km² en werd in 1942 met Galicië uitgebreid tot 142.000 km². Het Generalgouvernement werd onder de verantwoordelijkheid van het Duitse Rijk gesteld, maar zij werd niet tot staatsgebied geteld.
Frank had zijn ambtsstoel eerst in Lodz, vanaf november 1939 woonde hij op de Krakauer Burg Wawel, de stamplaats van Poolse koningen. Door de partijgenoten werd het Generalgouvernement snel bespottend "Frank-Rijk" genoemd, want Frank heerste als "deutscher Herrenmensch" in Polen. Hij had een grote schare aan bedienden, die hij "Gefolgschaft" noemde en hij plunderde kunstschatten uit het bezit van de katholieke kerk en de Poolse adel. Hij concurreerde hierin met Rijksmaarschalk Góring, die de latere SS-Oberführer Kajetan Mühlmann als "Sonderbeauftragten für die Erfassung und Sicherung der Kunst- und Kulturschätze" (bijzonder bevoegde voor de opname en beveiliging van kunst- en cultuurschatten) van het land inzette. Net zo mooi was ook Franks privé residentie slot Kressendorf (Krzeszowice) ingericht. Ook dit gebouw was met gestolen meubels uit Poolse adelspaleizen gedecoreerd. Goebbels noteerde: "Frank regeert niet, hij heerst" en hij beschreef hem bovendien als "halfgek". Frank was artistiek en muzikaal. Hij speelde piano, was operaliefhebber, toneelspeler, Nietzsche-kenner en ging om met kunstenaars als Gerhart Hauptmann, Winifred Wagner en Richard Strauss.
Frank forceerde een „culturele contrastpolitiek", waar hij de planmatige vernietiging van het Poolse cultuur- en geesteswetenschappelijke leven in het Generalgouvernement bedreef. Al in de eerste dagen van de bezetting werd de universiteit van Warschau gesloten; de Jagiellonen-Universiteit werd een Duitse school, waarin geen Poolse studenten werden toegelaten. Een groot gedeelte van de Poolse professoren werd naar concentratiekampen getransporteerd een gedeelte van hen werd daar vermoord. Ook hoge scholen hielden op te bestaan. Polen verloor in totaal bijna 30 procent van alle wetenschappers en docenten aan hoge scholen. Tegelijkertijd namen Duitse wetenschappers in het Generalgouvernement de "Treuhandschaft" over het cultuur- en kunstbezit van het land over. Hierover schreef Frank op 3 oktober 1939:
„Daarna komt alleen een uitbuiting van het land door roekeloze afslachting, transportatie van alle voorraden die belangrijk zijn voor de Duitse oorlogseconomie grondstoffen, machines, fabrieksinrichtingen enzovoorts. Aantrekking van de arbeidskrachten om in het Rijk in te zetten, het kapot maken van de gehele economie van Polen op het nodigste minimum voor de bevolking na, sluiting van opleidingsinstellingen, in het bijzonder technische scholen en hoge scholen, om te voorkomen dat een intelligente Poolse bevolkingslaag ontstaat."
Als Oberverwaltungschef en Generalgouverneur was Frank medeverantwoordelijk voor de moord op hondertduizend Polen, voor het in beslag nemen van hun eigendommen en de deportatie van ongeveer een miljoen Poolse dwangarbeiders in Duitse fabrieken. Ook wees hij aan waar in Polen de Joden in getto’s verzameld moesten worden. In een toespraak van medewerkers van 25 november 1939 bestempelde hij het als een "groot genoegen om eindelijk eens het Joodse ras lichamelijk te kunnen bestrijden. Des te meer er sterven des te beter het is." Over de verzorging van de Poolse bevolking tijdens de Oorlogswinter zei hij laconiek het volgende: "De winter wordt hier hard. Wanneer er geen brood is voor de Polen moet men niet gaan klagen. Door de door Frank ingezette doorvoeringswetten werd binnen zes maanden het gehele statelijke, private en kerkelijke kunstbezit in Polen ingenomen. Poolse juristen, artsen, priesters, leraren, kunstenaars en wetenschappers werden als zogenaamde "gijzelnemers’ doodgeschoten. Joodse toneelspelers, schrijvers, journalisten en schilders werden naar getto’s getransporteerd. In de zomer van 1940 werd in het teken van de "AB-Aktion" (Außerordentliche Befriedungsaktion) (buitengewone bevredigingsactie) meer dan 7000 mogelijke politieke tegenstanders en verzetsstrijders, maar ook veroordeelde criminelen, gevangene en intellectuele Polen geliquideerd. Frank rechtvaardigde dit summiere oordeel met de woorden: "doel van het werk in het Generalgouvernement is niet de opbouw van een rechtsstaat, maar de vervulling van de nationaalsocialistische Ostaufgabe". Sinds deze actie stond Frank door de Poolse burgers als "Slachter van Polen" bekend.
In Franks machtsbereik werd op het gebied van de Generalgouvernement vier vernietigingskampen voor de "Endlösung der Judenfrage" ingericht: Belzec, Sobibor, Treblinka en Majdanek. Met de doorvoering van actie Reinhardt gaf Heinrich Himmler opdracht aan SS- en Polizeiführer Odilo Globocnik.
Met Hitlers volmacht aan de hoge rijksambtenaren arrangementen voor het Generalgouvernement te kunnen treffen, kregen ook SS-Führer Heinrich Himmler en Reinhard Heydrich ingrijprechten in de aangelegenheden van het Generalgouvernement en kregen alleen zij over de executieve organen de verantwoordelijkheid. Over deze bevelslinie liep van juli 1942 tot oktober 1943 vernietigingsoperatie actie Reinhardt. Frank had een machtsgevecht met Himmler, die in een soort van "nevenregering" heerste en Polen onder de politiemacht van de SS onder Friedrich-Wilhelm Krüger, de staatssecretaris voor zekerheidsvragen wilde stellen. Op het laatst werd Frank door Hitler in deze controverse ondersteund, hoewel Hitler een hekel had en zich minderwaardig uitliet over justitie en haar vertegenwoordigers en zich tegen Frank binnen de NSDAP vijandig gedroeg. Albert Speer bestempelde Frank tegenover Hitler als "idioot". Goebbels noemde hem in zijn dagboek op 10 september 1944 "een politieke misdadiger eerste klas". Franks stijl van leiding gevel werd vooral door Himmler en Martin Bormann heftig bekritiseerd.
Ten aanzien van het naderende Ostfront probeerde Frank in de zomer van 1944 een groep Krakause intellectuelen te overtuigen dat de Poolse underground niet langer tegen de Duitse troepen moesten vechten. In plaats daarvan zouden de Polen de Duitsers in "de strijd om het bolsjewisme" moeten aansluiten. De krant "Krakauer Zeitung" die voor de bezetters werd gepubliceerd, berichtte hierover in een groot artikel. Hierin werd geschreven dat de SS-leiding niet ondersteund werd en ook door het Poolse underground leger AK negeert werd.
Het proces van Neurenberg
Bij de voormars van het Rode leger op Krakau vluchtte Frank van de 17de/18de januari naar Beieren. Op 4 mei werd hij door Amerikaanse soldaten in "Haus Bergfrienden" in Neuhaus am Schliersee in de door hem ingerichte "Außenstelle des Generalgouvernements Polen" vastgenomen. In dit huis had hij nog talrijke kunstwerken uit Krakau meegenomen, waaronder werken van Rembrandt, Rubens en Leonardo da Vinci. "Mijn mars met Hitler was na bijna een kwart eeuw ten einde" schreef hij later in zijn memoires van deze dag. In het teken van zijn gevangenschap gaf hij zijn dienstdagboek, dat in totaal 11.367 pagina’s had. Hierin had hij zijn werk in het Generalgouvernement gedetailleerd opgeschreven en dat later bij het proces van Neurenberg erg belangrijk werd. Op 6 mei 1945 deed hij een zelfmoordpoging door zijn polsen door te snijden in de oorlogsgevangenis van de 36ste US-Infanteriedivisie in Berchtesgaden. Kort daarvoor had hij ook al geprobeerd zijn keel door te snijden, maar hij werd hierbij nog in leven gehouden. In zomer 1945 was hij samen met andere hooggeplaatste NSDAP-ambtenaren en hoog aangestelde Wehrmachtsleden in Bad Mondorf in Luxemburg in oorlogsgevangenis Nr. 32 (Camp Ashcan) geïnterneerd en hij werd vervolgens in augustus 1945 naar Neurenberg verplaatst.
Vanwege zijn misdaden tijdens zijn ambtstijd in het Generalgouvernement tegen de burgerbevolking, in het bijzonder de getto van Lemberg, Warschau en Litzmannstadt (Lodz) werd Frank tijdens het proces van Neurenberg tegen de belangrijke oorlogsmisdadigers vanwege samenzwering, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid aangeklaagd. In de Neurenbergse justitiegevangenis bekeerde Frank zich tot het katholicisme en zei tegenover gerechtspsycholoog Gustave M. Gilbert dat het proces "een door god gewild wereldrecht dat bepaald is, de verschrikkelijke lijdenstijd onder Adolf Hitler te onderzoeken en te beëindigen".
In het proces tegen de belangrijkste oorlogsmisdadigers sprak Frank tijdens de bewijsvoering een beroemd geworden schuldbekentenis: "Wij hebben het gevecht tegen het Jodendom jarenlang gevoerd en wij hebben ons verschrikkelijk geuit. Duizend jaren zullen vergaan en deze schuld van Duitsland niet wegnemen." Deze uitspraak zorgde bij de medeaangeklaagden en Göring in het bijzonder voor verontwaardiging. In het slotwoord van 31 augustus 1946 nam Frank deze zin weer terug: "De gigantische verschrikkelijke misdaden, die […] op de Duitsers werden uitgeoefend en nog steeds uitgeoefend worden, hebben elke mogelijke schuld van ons volk vandaag rusteloos uitgeroeid."
Frank werd op 1 oktober 1946 op de punten 3 (oorlogsmisdaden) en 4 (misdaden tegen de menselijkheid) van de aanklacht schuldig gesproken en ter dood door ophanging veroordeeld.
Hans Frank accepteerde het doodsoordeel met de woorden "ik verdien en verwacht het". Aan het Duitse volk richtte hij nog de volgende woorden:
„God vooral heeft het oordeel over Hitler gesproken en voltrokken over hem en het system dat wij in een van God vervreemde geesteshouding dienden. Daarom moge ook ons volk teruggeroepen worden op de weg van Hitler en waarop wij hem hebben gevolgd. Ik smeek ons volk dat het niet verhard in deze richting, ook geen beetje.
Kort voor zijn executie op 16 oktober 1946 in Neurenberg bedankte Frank voor de geestelijke ondersteuning van Sixtus O’Conner tijdens de gevangenschap en bad hij God hem "genadig te ontvangen". Het lijk van Frank werd een dag later in het stedelijk crematorium op het Münchener Ostfriedhof gecremeerd. De as werd in de Wenzbach gestrooid.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!