Woonde in Helmond. In een artikel van Toon van de Wetering wordt ook het adres Burgt C 133 in Boekel genoemd. Wellicht is dat het adres van de ouders. Marechaussees veranderden om ongeveer zes maanden van standplaats om niet op al te vertrouwelijke voet met de plaatselijke bevolking te komen. Sinds 16 mei 1944 was Van de Valk in de Hemelrijkstraat in Helmond gestationeerd. Zoon van Adrianus van de Valk (9 september 1887 Boekel - 21 januari 1961 Boekel) en Antonia van Kessel (18 juni 1889 Boekel - 15 augustus 1957 Boekel). Ongehuwd. Marechaussee van de Brigade Uden. Rooms-Katholiek. Lid verzet.
In augustus 1944 hielp Van de Valk een kennis, die vastzat vanwege het bezit van een radio, uit de gevangenis ontsnappen. Beiden werden echter opgepakt. Ze kwamen eerst in concentratiekamp Vught en later in Kamp Amersfoort terecht. Piet van der Valk droeg daar het gevangenennummer 9663. Terwijl de kennis op vrije voeten kwam, was hij, evenals de Udenaar Gerardus Bouwmans (27 maart 1922 Veghel) en de Noord-Hollander Johannes Nicolaas Huiberts (8 juni 1920 Beemster), op 26 september 1944 naar Zwolle vervoerd om een bijdrage aan de verdedigingswerken van de IJssellinie te leveren. Daar kwamen zij in contact met kruidenier Albert Mans uit Ruinerwold, die in Kamp Amersfoort was beland, toen hij had geprobeerd om onderduikers in veiligheid te brengen. Volgens zijn dochter Sientje IJtsma-Mans had hij tegen hen gezegd: 'Begraaf mij aan het eind van de dag onder de graszoden, zodat ik achter kan blijven als we weer terug naar Zwolle moeten. Gelukt het mij om zo weg te komen dan kunnen jullie dat ook proberen en zijn dan welkom in Ruinerwold.'
De opzet van Mans slaagde. Ook Van de Valk c.s. wisten te ontsnappen door zich in de loopgraven onder aarde te verstoppen. De vluchtelingen werden opgepikt door de familie Rijzebosch, die onderaan de Gennerdijk een kleine boerderij bij de Genneger Zijl bezat. De familie, die eerder Mans al had onderschept en hem had gewaarschuwd voor een razzia in Hasselt, gaf hun schone kleren en eten. Daarna was het trio naar de geheime 'onderduikboot' in een zijarm van het Zwartewater gebracht. Dit schip werd gebruikt door de Zwolse verzetsgroep Groene onder leiding van Hendrikus Dirk Jan Beernink (3 februari 1910 Lichtenvoorde - 8 februari 1945 Zwolle). De boot was bedoeld om mensen die op de vlucht waren tijdelijk op te vangen. Piet Stil, een ondergedoken Rotterdamse onderwijzer die ook wel Piet Boot werd genoemd, zwaaide er de scepter. Hij kreeg later een hoogstwaarschijnlijk door een politieman geschreven illegaal verslag over het vermoorden van de drie mannen toegespeeld.
Op 6 oktober 1944 hadden de vluchtelingen de onderduikboot verlaten en waren zij op pad naar Ruinerwold gegaan. Zij moesten zich eerst door het Staphorsterveld richting Meppel begeven. Henk Linthorst, Wim Schroten en Peter Rijzebos, een zoon van de familie Rijzebos, brachten hen tot aan de Holrustweg. Twee dagen later hielden leden van de Kriegsmarine hen om zes uur 's ochtends aan, toen zij met een - van een boer verkregen - bok van de Stouweweg over het Meppelerdiep naar de Zomerdijk wilden varen. Zij waren in gezelschap van een zeventienjarige schippersknecht, die niet meer voor zijn baas wilde werken. Het kwartet werd in Zwartsluis overgedragen aan twee ingekwartierde Zollbeambten. Om kwart voor vier 's middags kwam op het terrein van de Gemeentereiniging aan de Conradsweg in Zwartsluis een einde aan het leven van Bouwmans, Huiberts en Van de Valk.
De anonieme verslagschrijver: 'Omstreeks 15 u 30 van dezelfde datum (zondag 8 oktober 1942, red.) werden de drie ontvluchte gevangenen uit het kamp bij Amersfoort met de auto afgevoerd naar de opslagplaats van de Gemeentereiniging te Zwartsluis. Achter deze auto reden vijf leden van de Zollbeambten. Op de plaats aldaar aangekomen werd aan de drie slachtoffers meegedeeld dat zij ter dood zouden worden gebracht en als zij nog wilden bidden, dan hadden ze er nu de tijd voor. Dit werd hun meegedeeld door iemand van de S.D. uit Zwolle. Dit was een korte dikke man waarvan de naam nog niet bekend is. Zij werden beschuldigd zich te hebben schuldig gemaakt aan een aanslag op een spoorlijn. Door deze S.D. man zijn ze achtereenvolgens afgemaakt met een automatisch pistool. Van dicht bij heeft hij eerst het ene slachtoffer een schot achter in het hoofd gegeven en vervolgens twee op andere plaatsen. Het tweede slachtoffer werd op dezelfde wijze afgemaakt, beide in knielende houding en al biddende. Als laatste viel de marechaussee (Van de Valk, red.) als slachtoffer. Deze heeft zich waarschijnlijk opgericht. Hij is staande met het gezicht naar voren neergeschoten.'
In een van de volgende alinea's schreef de onbekende dat uit het getuigenverhoor vast was komen te staan dat het eerste neergeschoten slachtoffer een student uit Zuid-Holland was. Bedoeld zal zijn Huiberts. In het verslag werden ook de vijf aanwezige Zollbeambten genoemd: Walter Thormann (kapitein vistrailer in Noordelijke IJszee), Anton Adrian (kanaal- en grondaannemer), Fokke Didden (landbouwer), Otto Prouza en Karl Haack (leraar zeevaartschool). Er bestaat een lezing dat zij het vuurpeloton hebben gevormd. Volgens het verslag zijn de lichamen van de mannen door marechaussees naar het lijkenhuisje op de begraafplaats in Zwartsluis vervoerd. Elders wordt gemeld dat Jan der Horst, die in de buurt van de Conradsweg woonde, de opdracht had gekregen de stoffelijke overschotten naar de begraafplaats te brengen en zijn droeve last op een platte boerenwagen had vervoerd. Van de Valks naam prijkt op het gedenkteken op het Sint-Janplein bij het gebouw van Heemkundekring St. Achten op Boeckel te Boekel.
Van de Valk en de beide andere slachtoffers werden op maandagmorgen 9 oktober 1944 ongekist in een strobed op de Algemene Begraafplaats begraven. Na de bevrijding zijn de stoffelijke overschotten opgegraven en in een kist gedaan. Bij Van de Valk is de kist weer begraven, omdat er problemen waren om die snel op te halen. Op 3 augustus 1944 werd Van der Valk opnieuw opgegraven en later die maand in Boekel herbegraven. Omdat graven in Boekel na dertig jaar worden geruimd, vond uiteindelijk overbrenging van de stoffelijke resten naar het Ereveld van de Oorlogsgravenstichting in Loenen plaats.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!