James Edgar (Johnnie) Johnson werd geboren in Barrow-upon-Soar, Leicestershire, Engeland op 9 maart 1916. Hij genoot zijn onderwijs aan de Loughborough School en de Nottingham University, waar hij in 1937 zijn diploma behaalde als civiel ingenieur.
Voor de oorlog werkte hij als civiel ingenieur en schreef hij zich in bij de Auxiliary Air Force.
Wat hij op dat moment niet wist was dat hij een gebroken sleutelbeen had gehad, tijdens een wedstrijdje rugby, die niet goed was gezet. Hierdoor werd zijn sollicitatie afgewezen. Niet ontmoedigd door zijn afwijzing sloot hij zich aan bij de Leicester Yeomanry.
Toen de donkere wolken zich boven Europa samentrokken werd hij wel geschikt gevonden om zich aan te melden voor trainingen in het weekend bij de RAF Volunteer Reserve. Nadat hij zijn vliegbrevet had gehaald werd hij in augustus 1939 ingedeeld bij het No. 19 Squadron. Het No. 19 Squadron was echter teveel betrokken bij de slag om Engeland en had geen tijd om een nieuweling op te vangen. Johnson werd daarom naar het No. 616 Squadron van de Auxiliary Air Force gestuurd welke op dat moment nog niet betrokken was bij de luchtgevechten.
Door een ongeluk tijdens zijn opleiding begon de oude kwetsuur in zijn schouder, hem opnieuw parten te spelen. Hij had veel last van een ondraaglijke pijn in zijn schouder en arm waardoor het vliegen voor hem bijzonder lastig werd. Het enige waar hij voor kon kiezen was een correctieve operatie.
Hij keerde in december 1940 weer terug bij het squadron, echter te laat voor deelname in de slag om Engeland.
In 1941 bouwde hij weer waardevolle ervaring op toen hij deel uitmaakte van de Wing van Douglas Bader van het No. 616 Squadron en gevechtsvluchten uitvoerde boven Frankrijk. Op 26 juni behaalde hij zijn eerste overwinning door het neerhalen van een Messerschmitt Bf 109. Hij zou zich snel waarmaken als een uitstekende gevechtsvlieger. Een meester in ‘deflection shooting’ (het van voren beschieten van je vijand rekening houdend met zijn geplande vliegbaan) een vaardigheid die hij als kind leerde toen hij met een jachtgeweer op konijnen jaagde. In september 1941 had hij zijn totaal aantal overwinningen op 6 gebracht (allen Bf 109’s) en werd hij onderscheiden met het Distinguished Flying Cross. Hij werd ook gepromoveerd tot flight lieutenant en kreeg het bevel over "B" Flight.
In juli 1942 kreeg hij het bevel over No. 610 Squadron in Ludham en leidde hij het squadron op 19 augustus 1942 voor ondersteuning tijdens de Dieppe raid (operatie Jubilee). Tijdens deze raid vloog hij vier missies, behaalde hij één overwinning en deelde hij in de overwinning op een ander vijandelijk gevechtsvliegtuig. De vierde vlucht die hij die dag maakte was ook bijna zijn laatste toen hij te maken kreeg met een Focke-Wulf Fw 190 met Italiaanse markeringen. Verboden om beneden de 2.000 voet te vliegen (schepen hadden de instructie om op alles te schieten wat beneden deze grens lag) nam Johnson een duikvlucht en trok hij op grondhoogte weer op, waarna hij over het brandende strand vloog rechtstreeks in het spervuur van het anti-luchtgeschut van een torpedobootjager van de Royal Navy voor de kust. Hij trok echter op en vloog ongedeerd over het schip waarna hij snel op zoek ging naar zijn belager. Hoe het met de Italiaanse Fw-190 is afgelopen heeft hij nooit geweten.
In maart 1943 werd hij aangewezen om leiding te geven aan de Canadese Wing in Kenley, die als doel had het aanvallen van gronddoelen en het escorteren van B-17 bommenwerpers van de US Eighth Air Force, tijdens hun bombardementmissies bij daglicht.
Johnson’s Canadezen bleven hun overwinningen opvoeren waarbij ook 14 overwinningen en 5 gedeelde overwinningen van Johnson zelf in de periode tussen april en september.
Hoe het ook zij in september 1943 werd er besloten dat hij moest rusten van operationele dienst, want hij was al in actie sinds het begin van 1941. Hij werd aangewezen bij de stafplanning van No. 11 Group Headquarters. Hij maakte daar planningen, echter vloog dikwijls ook in gevechtsvluchten en escortemissies. Na een gevechtspauze van 6 maanden verlangde hij weer hevig terug naar gevechtsoperaties en op 2 maart 1944 kreeg hij het bevel over een andere Canadese Wing, No. 144 Wing, No. 83 Group van de 2nd Tactical Air Force wat het No. 144 RCAF (Fighter) Wing werd, een gevecht en bommenwerpereenheid wat bestond uit de squadrons No. 441, No. 442 en No. 443.
Op D-Day zelf leidde hij vier missies boven het bruggenhoofd in Normandië en zou zijn Wing twee dagen later de eerste Gealieerde jagereenheid zijn die na 1940 weer op Franse bodem landde. Eind juni 1944 passeerde hij het record van 32 overwinningen van "Sailor" Malan. Op 13 juli werden de drie Canadese Spitfire Wings No. 126, No. 127 en No. 144 omgevormd naar twee Wings No. 126 en No. 127. Johnnie Johnson kreeg het bevel over de 127 Wing wat bestond uit de squadrons No. 404, No. 441 en No. 442 van de RCAF. In Normandië ondersteunde zijn Wing de vorderende Geallieerde legers die de vijand vanuit de lucht beschoot en de vijandelijke vliegtuigen onder handen nam.
Johnson’s laatste gevechtsoverwinning kwam op 27 september 1944. In de lucht boven de gevechten tijdens de afsluiting van de Falaise Gap eiste hij zijn 38e en laatste overwinning op. Tijdens 515 operatievluchten was hij nog nooit neergehaald en kreeg hij slechts één keer, in augustus 1944 boven Frankrijk een treffer van een vijandelijk gevechtsvliegtuig.
Johnson beëindigde zijn oorlog als bevelhebbende Group Captain van de 125 Wing. In mei 1945 leidde hij zijn Wing naar Denemarken waar ze een luchtoverwinningsshow lieten zien. Zijn oorlogstotaal van 38 werd alleen overschreden door de Zuid-Afrikaanse aas "Pat" Pattle die 41 overwinningen op zijn naam kreeg die hij behaalde aan het front in het Midden-Oosten en in het oosten van het Middellandse zee gebied voordat hij naar beneden werd gehaald en gedood werd in april 1941.
Na Denemarken werd hij gestationeerd in Duitsland als bevelhebber van No. 124 Wing. In 1947 keerde hij terug naar de effectieve rang van Wing Commander (de prijs van vrede en een aanstelling voor onbepaalde tijd) en werd hij naar Canada gestuurd om het stafcollege van de RCAF in Toronto te vergezellen. In 1950 en 1951 diende hij bij de United States Air Force, in de Korea oorlog en werd hij onderscheiden met de Amerikaanse Air Medal en de Legion of Merit. In 1952 keerde hij terug naar de RAF waar hij de eerste bevelhebber werd van de 135 Wing in Wildenrath, Duitsland, waar de RAF een nieuwe vliegbasis opende.
Hij verkreeg op 1 januari 1960 de Companion in The Most Honourable Order of the Bath (CB) en op 12 juni 1965 ontving hij de versierselen bij de Commander of the Order of the British Empire (CBE). In 1966 beëindigde hij zijn carrière bij de RAF vroegtijdig als Air Vice-Marshal en AOC bij de Middle East Air Force.
James Edgar (Johnnie) Johnson overleed op 30 januari 2001.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!