Alex Dekker (Alkmaar, 1971) studeerde in Amsterdam geschiedenis en woont en werkt weer in zijn geboortestad, waar hij leraar maatschappijleer en Duits is. In zijn vrije tijd studeert hij aan de Universiteit van Amsterdam Duitse taal en cultuur. Hij heeft in 2006 in eigen beheer "Ook gij behoort bij ons" uitgegeven, waarin hij de geschiedenis van Nederlanders bij het NSKK (Nationalsozialistische Kraftfahrkorps) beschrijft. In een recensie op deze site werd het boek beschreven als verplichte kost en gewaardeerd met vijf sterren. Voor zijn huidige uitgever werkt Alex Dekker momenteel aan een herziene uitgave van dit boek. Daarnaast heeft een andere uitgever hem gevraagd een populair-wetenschappelijk boek te schrijven over Adolf Hitler. Onlangs verscheen van Alex Dekker het boek "Mijn opa was een Duitser", dat recentelijk op de site al is gerecenseerd. De recensent had naar aanleiding van het boek en de recensie in Amsterdam een interview met de auteur.
Eerst een boek over het NSKK, waar een oudoom van je actief is was. Nu een boek over je onderzoek naar je Duitse opa. Beiden dus familiegeheimen, die je tot onderwerp van je onderzoeken hebt gemaakt. Ik hoef je dus amper te vragen waar je fascinatie met de Tweede Wereldoorlog vandaan komt.
Ik heb eigenlijk helemaal niet zo'n fascinatie met de Tweede Wereldoorlog. Juist omdat het familiegeheimen waren werd bij ons weinig over de oorlog gesproken. En als dat al gebeurde waren het steeds dezelfde vier of vijf anekdotes die werden verteld. Anekdotes die niet bepaald erg spectaculair waren, een beetje in de sfeer van "Do ist die Bahnhof" van de bekende sketch van Van Kooten en De Bie. Nog niet zo lang geleden had een oud-collega van me in zijn geboorteplaats Callantsoog bij ouderen eens geïnformeerd naar hun verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Bleek dat ze daar in de loop van 1943 pas voor de eerste keer een Duitse militair in levende lijve in het dorp tegenkwamen. Voor de meeste mensen was de oorlog simpelweg niet spectaculair, ze maakten weinig mee en hebben dus ook geen verhalen te vertellen. Dat is bij mijn familie in wezen niet veel anders. Bovendien zijn het binnen mijn familie nogal zwijgzame types, dus het is echt niet zo dat ik thuis overvoerd werd door fantastische verhalen en daardoor al op jonge leeftijd een fascinatie voor die oorlog heb meegekregen. Wat trouwens die twee familiedrama's betreft: dat mijn ome Henk, die ik nooit heb gekend, actief was binnen de NSKK, heb ik pas gehoord nadat ik dat boek over die organisatie heb geschreven. Dat ik een Duitse opa had was me al wel in mijn jeugdjaren bekend, maar vragen daarover werden zeker niet op prijs gesteld.
Hoe kom je dan aan een onderzoek over de NSKK, toch een tamelijk onbekende organisatie voor veel Nederlanders.
Heel simpel, ik ben bij het NIOD eens gaan rondneuzen welke onderwerpen er nog maagdelijk bijlagen. Over het NSKK was nog helemaal niets gepubliceerd, dus dat leek me wel een goed onderwerp. Het had net zo goed willekeurig elk onderwerp kunnen zijn. Maar het is wel plezierig zo, want je bent nu direct de NSKK-expert in Nederland. Ik was zelf ook stomverbaasd toen ik, nadat ik het boek had uitgegeven, een telefoontje van een goede kennis kreeg met het bericht dat ik bij hem een stapel documenten kon afhalen die ik waarschijnlijk wel interessant zou vinden.
Maar toch.... het is blijkbaar bij je toch een vanzelfsprekendheid dat je over de Tweede Wereldoorlog zou schrijven en niet over bijvoorbeeld Napoleon of de Tachtigjarige Oorlog. Blijkbaar moet er toch iets zijn dat je automatisch deze onderzoekskant op dwingt.
Het zal heus wel te maken hebben met de familiegeschiedenis. Juist omdat oma's verhaal taboe was, werd het steeds meer de vraag wat er nu echt gebeurd was en hoe het nu zat met die hele wereldoorlog. Maar onderwerpen als de Tiendaagse Veldtocht tegen België of iets over Alkmaar tijdens de Tachtigjarige Oorlog heb ik ook wel overwogen. Je krijgt dan toch de afweging of het onderzoeksgebied braakliggend terrein is of niet, hoe het zit met reisafstanden, beschikbaarheid van materiaal en dergelijke.
Een boek over een Duitse organisatie en haar Nederlandse collaborateurs, een boek over een Duitse opa, nu werken aan een boek over Adolf Hitler. Ben je niet bang dat je door sommigen wordt gezien als een vertegenwoordiger uit de rechts-radicale hoek?
Dat gebeurt nu soms ook al, opmerkingen zoals ".... dan zul je zelf ook wel een antisemiet zijn" en dergelijke. Het is een gedachtegoed dat ik afwijs, op mijn website heb ik daarover dan ook uitdrukkelijk een passage opgenomen. Ik heb de boeken ook zo neutraal mogelijk beschreven. Ik wil helemaal geen politiek standpunt of een moreel oordeel uitspreken, alleen maar beschrijven wat voor soort organisatie die NSKK was of welke persoonlijke geschiedenis de militair Herbert Noah, mijn opa dus, heeft gekend. De lezer moet vervolgens maar een oordeel vormen.
Mijn oordeel was dat je het boek enerzijds onvoldoende in een groter perspectief hebt geplaatst en ten tweede dat je er emoties nu juist te veel uitgefilterd hebt. Om met het eerste te beginnen. Er zijn in Nederland duizenden mensen op zoek naar hun ouders en grootouders. Of dat nu Duitse opa's of Canadese vaders uit de Tweede Wereldoorlog zijn, kinderen van gescheiden ouders die de contacten met een van hen verloren zijn of kinderen die uit Azië of Zuid-Amerika geadopteerd zijn, allemaal willen ze hun 'roots' kennen. Het zijn zonder uitzondering emotionele zoektochten, waarin gemeenschappelijke elementen te herkennen moeten zijn. Of een andere invalshoek, er zijn duizenden Duitse militairen die in de oorlog kinderen in Nederland hebben verwekt. Zijn die allemaal zonder iets te laten weten terug naar de Heimat vertrokken of heeft het merendeel wel geprobeerd de zaken keurig te regelen?
Ik wil juist helemaal niets in een groter perspectief plaatsen. Het interesseert me niet hoeveel anderen hetzelfde probleem hadden en hoe die daar mee zijn omgegaan. Het is gewoon mijn eigen zoektocht naar mijn opa, niks meer en niks minder. Daar zat toch al een spanningsveld tussen wat de familie niet naar buiten gebracht wilden hebben en wat ik toch openbaar ging maken. Het is voor mezelf ook een erg emotioneel proces geweest. Ik dacht dat als ik het geheim ontrafeld zou hebben dat ik dan opgelucht zou zijn. Maar het luchtte helemaal niet op, het zorgde er juist voor dat ik na afronding een leegte voelde en in een depressie kwam. Het relateren aan soortgelijke ervaringen van anderen heeft voor mij nooit meegespeeld. Ik was alleen geïnteresseerd te weten wat voor soort man mijn opa was. Was hij een echt nazi? Was hij betrokken bij gevechtshandelingen en misdrijven? Leefde hij of leefden zijn nakomelingen nog? Ik wilde gewoon zijn levensverhaal kennen.
In je eindoordeel zeg je uiteindelijk begrip te hebben voor de beweegredenen van je opa. Als lezer kwam me dat wat raar over. De hoeveelheid materiaal die je kon achterhalen was niet zodanig dat je een inkijkje kon nemen in de gedachtewereld van je opa. Je weet simpelweg niet wat hij dacht. Bovendien houden je naspeuringen eigenlijk op in 1947, over de twintig jaar daarna wordt niet veel verteld.
In werkelijkheid heb ik ook minder begrip dan in het boek gezegd wordt. Er zijn simpelweg nog te veel zaken die ik niet weet en ook nooit te weten zal komen. Ik heb alle familieleden geïnterviewd, alle documenten die ik maar kon vinden geraadpleegd, maar de tijd heeft veel verborgen. Ik weet in wezen niet wat de gevoelens en gedachten van mijn opa waren. Ik weet ook niet of hij het wellicht toch met mijn oma goed heeft gemaakt. We weten namelijk dat ze vlak voor haar dood een stapel brieven heeft verbrand, ze wilden niet hebben dat anderen die lazen. Dus wie weet, hebben ze elkaar na de oorlog wel geschreven en gezamenlijk besloten dat ieder zijn eigen leven maar weer moest oppakken. Wat ze beiden ook hebben gedaan. We weten het simpelweg niet en er was ook geen enkele reden een erg negatief oordeel over Herbert Noah te vellen. Hooguit zijn er dingen naar voren gekomen waar je vraagtekens bij kunt zetten. Zijn divisie was bijvoorbeeld betrokken bij de strijd tegen partizanen in Rusland en het is bekend dat de Duitsers en partizanen niet zachtzinnig met elkaar omgingen. In het boekje met de geschiedenis van Regiment 497 wordt daar niet op ingegaan, niet meer gezegd dan "darüber kann Mann nicht reden". Dat kan net zo goed betekenen dat ze zelf dingen hebben gedaan waarover men niet wil uitwijden als dat ze door de partizanen heel erg onder vuur zijn genomen. Het is wel iets dat aan je knaagt, het blijft echter onbekend.
Wat betreft die emoties. Dat je over een organisatie als de NSKK erg neutraal schrijft is vanzelfsprekend. Dat hoort bij het geschiedkundige metier. Maar als je een zoektocht onderneemt naar de familiegeheimen, dan zijn emoties toch onvermijdelijk? Waarom dan de keuze zo feitelijk mogelijk te schrijven en emoties niet te laten doorklinken in je boek?
Ik weet niet eens of ik wel goed over emoties kan schrijven. Op de eerste plaats ben ik vooral een feitenmannetje, iemand die keurig uitzoekt hoe, waar en wanneer iets heeft plaatsgevonden en van die resultaten een verslag maakt. Mijn eigen particuliere "zorgjes" gaan een ander eigenlijk helemaal niets aan. Je hebt het goed ingeschat in je recensie, dat ik het mezelf niet heb toegestaan emoties in mijn verhaal te leggen en alleen een feitelijk verslag wilde maken. Ik kom nu eenmaal uit een familie waarin emoties niet besproken worden en, niet verwonderlijk, zelf heb ik hetzelfde karakter. Mijn karakter en mijn opvatting over feitelijke geschiedschrijving sluiten dan ook mooi op elkaar aan. Het resultaat is een boek als een klein monument aan mijn opa, alleen maar omdat hij mijn opa was. That's it.
- Mijn opa was een Duitser
- ISBN: 9789089751584
- Meer informatie over dit boek