TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Buitenverblijven als microkosmossen in bezettingstijd

‘Oorlog in Arcadië’, uitgebracht door WBooks, vertelt over Nederlandse kastelen en landgoederen in en rond de Tweede Wereldoorlog. Nederlandse, Duitse en geallieerde legers gebruikten kastelen en landhuizen onder andere als militaire hoofdkwartieren, ziekenhuizen en barakken. Soms lagen de landgoederen in de frontlinie en speelden zij maandenlang een militaire rol, zoals bij de Slag om Arnhem en Operation Nutcracker. De strijd zorgde voor beschadiging en soms vernietiging van het gebouwde en landschappelijke erfgoed. Het rijk geïllustreerde publieksboek, dat onderdeel is van een breder onderzoek, verscheen onder redactie van historisch geograaf en landschapshistoricus Elyze Storms-Smeets en kunsthistoricus Nick van den Berg, beiden werkzaam voor het Gelders Genootschap. We stelden hen via e-mail enkele vragen over hun onderzoek en het boek.

Hooge Boekel, 28 mei 1933. Bron: Familiearchief Van Heek


Landgoederen en kastelen die van oorsprong eigendom waren van onder meer de adel bevinden zich door heel Nederland en werden soms aangeduid als ‘Arcadië’, als paradijs op aarde. Wat is, buiten dit boek om, jullie relatie tot deze locaties en hun geschiedenis?

Elyze: Ik doe al meer dan 25 jaar onderzoek naar landgoederen en kastelen, vanuit een historisch geografisch oogpunt. Dat betekent dat ik naar het landgoed als geheel kijk, als ensemble: niet alleen het hoofdgebouw, maar ook de pachtboerderijen, landerijen, etc.; en niet alleen de hoofdfamilie op het landhuis of kasteel, maar ook het personeel, boswachters, rentmeester, pachtboerderijen en bezoekers. Je kunt een landgoed als een microkosmos zien, als een mini-maatschappij. De twintigste eeuw heb ik altijd fascinerend gevonden. Deze periode is nog relatief weinig onderzocht, maar juist in deze periode zien we grote veranderingen in de ‘arcadische’ wereld: eigenaren die financieel worstelen en delen van hun landgoed verkopen, de opkomst van meer publieke eigenaren als gemeenten en terreinbeheerders, veranderingen in de landbouw en bosbouw, etc.

Nick: In het verleden heb ik geschiedenis en kunstgeschiedenis gestudeerd. Wanneer je hoogwaardige gebruiksvoorwerpen en kunstobjecten onderzoekt, kom je al snel terecht bij vermogende opdrachtgevers die hoog op de sociale ladder stonden. Het hoe en waarom van hun aankopen en wat dit zegt over hun belevingswereld heeft mij altijd gefascineerd. Om die reden ben ik mij gaan specialiseren in historische interieurafwerkingen omdat het interieur bij uitstek een plek is voor de tentoonspreiding van status en welvaart. Dit heeft mij door de jaren heen naar menig buitenplaats en landgoed gebracht, waar de inrichting en kunstcollecties veel onthullen over het leven van de bewoners. Mijn interesse is dan ook meer antropologisch van aard en ligt voornamelijk bij het laatste kwart van de negentiende eeuw, een ontzettend interessante periode binnen de elite- en adel geschiedenis door de grote verscheidenheid aan groepen, zoals: nieuwe rijken, oude elite, patriciaat met onderling veel verschillen in vermogen.

Hoe kwamen jullie op het idee en plan om een boek te schrijven over Nederlandse landgoederen en kastelen in oorlogstijd? Werkten jullie al eerder samen?

Elyze: Toen ik bij het Gelders Genootschap kwam werken in 2007 was een van mijn eerste projecten ‘Gelders Arcadië’, over de landgoederenzone van de Veluwezoom. Tijdens de studie van die landgoederen ‘botste’ ik op de Tweede Wereldoorlog. Op dat moment werd in Nederlands landgoedonderzoek nog nauwelijks naar deze periode gekeken, maar ja, in ons onderzoeksgebied (rond Arnhem) konden we er echt niet om heen. In hetzelfde gebied als waar de landgoederen lagen, had de Slag om Arnhem plaatsgevonden. Dus toen ging ik te raad bij een Arnhemse oorlogshistoricus, Hans Timmerman. Eerst was hij verbaasd, want landgoederen stonden niet bij hem op het netvlies, maar met mijn kaarten en lijsten van landgoederen ging hij in zijn documentatie kijken en vond heel veel informatie. Dat leidde uiteindelijk tot een hoofdstuk van Hans in het boek over Gelders Arcadië. Maar in mijn hoofd bleef dat onderwerp hangen: het is vast niet alleen rondom Arnhem zo geweest. Het bleek echter lastig om draagvlak en fondsen te vinden. Dat veranderde dankzij het speciale 75 Jaar Bevrijdingsfonds van het Mondriaanfonds in 2020. Ondertussen was de Nederlandse Kastelenstichting aangehaakt en samen dienden we een aanvraag in, met succes!

Het publieksboek is een van de producten in het project ‘Oorlog in Arcadië’, dat ik heb geleid. We hebben ook korte documentaires (erfgoedfilms) gemaakt, bijeenkomsten gehouden, excursies georganiseerd en een handreiking geschreven over de omgang met WOII erfgoed op landgoederen. Nick, waar ik al jaren mee samenwerk bij Gelders Genootschap, heeft bij het publieksboek een grote bijdrage geleverd aan de redactie en het contact met auteurs.

Nick: Elyze heeft mij ongeveer twee jaar geleden gevraagd om haar te assisteren bij de vormgeving van het boek ‘Oorlog in Arcadië’. Het project was toen al geruime tijd gaande en het initiatief voor het boek ligt echt bij Elyze. Ik denk echter dat ik een wezenlijke bijdrage heb kunnen leveren aan het eindproduct, met name wat betreft de uiteindelijke lay-out, opbouw, onderwerpen, en beeldredactie.

Wilhelmina op Anneville. Bron: Nationaal Archief


Niet alleen de door jullie beschreven locaties liggen verspreid over heel het land, maar ook de bronnen voor jullie onderzoek bevonden zich waarschijnlijk niet op één centraal punt: hoe hebben jullie dit aangepakt? Hebben jullie veel archieven en ook de landgoederen en soortgelijke locaties bezocht?

Elyze: Klopt, we hebben tientallen bronnen gebruikt, van lokaal tot internationaal. In onze handreiking geven we ook tips hierover: hoe doe je vergelijkend bronnenonderzoek en welke bronnen gebruik je? Eerst probeer je te achterhalen welke informatie al bekend is, via bestaande literatuur en websites van historische kringen. Vervolgens hebben we veel gebruik gemaakt van Delpher (gedigitaliseerde oude kranten), online beeldbanken en archieven. Bijzonder nuttig zijn bijvoorbeeld het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en het NIOD. Tegenwoordig is veel gedigitaliseerd, dat is heel handig bij zo’n landelijk onderzoek, waar je informatie van honderden casussen zoekt. Bij landgoederen die we dieper onderzochten, deden we ook archiefonderzoek in het archief zelf en bij mensen thuis. Vaak ligt nog veel thuis bij (nazaten van) landgoedeigenaren. Het was bijzonder te merken dat zij ons toegang gaven tot het persoonlijke archief. Ook het contact met lokale historici en historische kringen bleek heel waardevol.

Verschillende landgoederen en kastelen zijn gebruikt door zowel het Nederlandse als het Duitse en geallieerde leger. Kunnen jullie voorbeelden noemen hiervan? Was de militaire ingebruikname altijd onder dwang en hoe reageerden de bewoners of beheerders hierop?

Elyze: Meer dan 90 landgoederen zijn door het Nederlandse leger en meer dan 400 door het Duitse leger gebruikt. Het aantal vorderingen bij de geallieerden is lastiger te bepalen, omdat de bevrijding van Nederland van zuid naar noord doorliep en de divisies meestal niet lang op een plek bleven. Dan verbleven ze een paar dagen ergens en gingen weer verder.

Tijdens de mobilisatie was met name het gebied tussen de Grebbelinie en de Nieuwe Hollandse Waterlinie in trek. Dit was de belangrijkste verdedigingslinie en zo’n 30 landgoederen op en rondom de Utrechtse Heuvelrug werden gevorderd door het Nederlandse leger, zoals Eijckenstein, Coelhorst, Amerongen, Heimerstein en Broekhuizen. Het landhuis Coelhorst werd zelfs gesloopt, alsmede diverse pachtboerderijen, om vrij schootsveld te creëren. Op landgoed Den Treek werd grond weggegraven, voor de verdedigingswerken; hierdoor ontstond het nu bekende Henschotermeer. Elders op het landgoed werden barakken geplaatst voor Nederlandse soldaten. Tijdens de bezetting werden deze barakken door de Duitse bezetter ingericht als een gevangenkamp voor Nederlandse krijgsgevangenen: Kamp Amersfoort.

Van mei 1940 vorderden de Duitse bezetters honderden landgoederen door het hele land. In en rondom Den Haag werden landhuizen ingenomen als residentie voor hoge officieren, zoals Seys-Inquart en Christiansen (Clingendael en Groot Haesebroek). We kwamen tal van andere functies tegen, waaronder: militair hoofdkwartier, verblijf voor militairen, verdediging- en aanvalswerken (V1-installaties, bunkers, anti-tankgrachten, etc), ziekenhuis, gevangenis, werkkamp, spionnenschool en opleidingscentrum voor NSB’ers en Nederlandse SS’ers. De ingebruikname ging in de eerste oorlogsjaren nog volgens een contract, al had de eigenaar daar niet echt iets tegenin te brengen. Vanaf zomer 1944 werden plekken gevorderd in het heetst van de strijd.

Paleis Het Loo in bezettingstijd. Bron: Oorlog in Arcadië
Kenden de landgoederen en kastelen in bezettingstijd ook een andere bestemming dan die voor het Duitse leger? Speelden landgoederen bijvoorbeeld ook een rol bij de onderdrukking van verzetsmensen, Joden en andere vervolgde groepen?

Voor de oorlog waren op veel landgoederen al werkkampen opgericht om werkloosheid tegen te gaan. Onder leiding van de Nederlandse Heidemij ontgonnen werklozen heidegebieden op grote landgoederen als Enghuizen, Rechteren en Eerde. Deze werkkampen werden tijdens de bezetting door de Duitsers gevorderd. De werklozen werden naar huis gestuurd en vervangen door Joodse mannen, die gedwongen werden naar het werkkamp te gaan. In de hoop dat ze daarmee erger zouden voorkomen, gingen veel mannen hierheen. Maar in de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werden alle Joodse gevangenen, want dat waren ze feitelijk, afgevoerd naar kamp Westerbork. Ook hun gezinnen werden thuis opgepakt en naar Westerbork gebracht. Via Westerbork werden ze gedeporteerd naar concentratiekampen als Auschwitz, waar velen omkwamen.

Een bijzondere rol speelde het landgoed De Schaffelaar in Barneveld, waar Joden verbleven, die vanwege hun maatschappelijke verdiensten werden beschermd door de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken. Op de zogenaamde Lijst Frederiks stonden 'verdienstelijke Joodse Nederlanders', vooral wetenschappers, kunstenaars, musici, artsen, advocaten en industriëlen. Het bijzondere aan deze groep mensen was dat ze met hun familie bij elkaar waren. Op 29 september 1943 werden deze Barnevelders, zoals de groep genoemd wordt, omsingeld en gedeporteerd naar Westerbork en vervolgens Theresienstadt. De meesten hebben de oorlog overleefd.

Op landgoed Den Treek werden, zoals we al eerder aangaven, tijdens de mobilisatie rondom Amersfoort diverse kazerneterreinen aangelegd, waaronder Barakkenkamp Appelweg. In augustus 1941 vorderden de Duitsers het kamp en breidden het uit tot Kamp Amersfoort (Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort). Voor de uitbreiding werden – tegen de wil van de eigenaren – gronden van landgoed Den Treek gevorderd. Bossen moesten wijken en twee dienstgebouwen van het landgoed werden ontruimd. De familie kreeg een vergoeding voor de vordering, maar zette die apart omdat “wij uit hoofde van hunne oncureuze herkomst” die eigenlijk niet wilden ontvangen. De Duitsers gebruikten Kamp Amersfoort vanaf augustus 1941 voor het gevangenhouden van Nederlandse krijgsgevangenen of gevangen verzetsleden.

Is jullie boek vooral een verhaal over de gebouwen of juist over de mensen (de bewoners, het personeel, de ingekwartierde militairen, etc.)?

We kijken heel bewust naar het geheel: het landgoed als ensemble. Dat wil zeggen dat we naar de mensen kijken (de eigenaren, bezoekers, personeel, pachters, onderduikers, militairen, etc.) en naar de plek waar deze mensen verbleven (het landhuis, de bijgebouwen, pachtboerderijen, het gehele landschap van akkers, bossen, parken, etc). Het landgoed als microkosmos. Het leger was niet de enige (ongenode) gast, want de grote landhuizen en bijgebouwen dienden ook als toevluchtsoord. Weeshuizen en scholen die noodgedwongen hun eigen gebouw moesten verlaten, vonden vaak hun weg naar een landgoed. Maar ook burgers die de Arbeitseinsatz ontweken, vluchtelingen uit door oorlog verscheurde streken, Joodse onderduikers en geallieerde soldaten zochten in menig landhuis een schuilplaats. Het was niet ongebruikelijk dat verschillende (on)genode gasten tegelijkertijd op dezelfde plek woonden. De combinatie van mensen die onderdak zochten in krappe situaties en mensen die hier als bezetter de macht in handen hadden, leidde tot buitengewone en vaak gespannen momenten. Schoonheid en gruwelijkheid konden dicht bij elkaar liggen.

Door middel van kaderteksten brengen we zogenaamde ‘stemmen uit het verleden’ naar voren: ooggetuigen die via een dagboek, brief, memoires of oral history gesprek zijn vastgelegd. Daarmee bieden de kaderteksten (persoonlijke) aanvullingen of verdiepingen op de grote geschiedenis van het specifieke thema per essay. De zes persoonlijke geschiedenissen aan het eind van het boek gaan dieper in op één landgoed of één eigenaar, waarbij de complexiteit van leven in bezettingstijd en de gevolgen van de oorlog aan bod komen. Dit zijn: Leuvenum en De Bannink (familie Sandberg); Hoge Boekel en ’t Witte Huis (familie Van Heek); De Schaffelaar (Joods Tehuis); Den Treek, ’t Stort en Den Boom (familie De Beaufort); Hilverbeek en Gooilust (Natuurmonumenten); en kasteel Oost in Valkenburg (familie Wolff Metternich zur Gracht).

Hebben jullie een locatie uit jullie boek waarvan de oorlogsgeschiedenis jullie het meest fascineert en zo ja, welke is dat en waarom?

Terug op kasteel Oost. Bron: collectie Franz Josef Graf Beissel von Gymnich jun Satzvey
Elyze: Lastig kiezen, er zijn zo veel landgoederen die bijzonder fascineren, zoals Huis Doorn, Leeuwenhorst, Sonsbeek, Nijenrode, Twickel. Te veel om op te noemen. Persoonlijk heb ik een band met kasteel Oost in Valkenburg (Zuid-Limburg). Ik ben opgegroeid in een wederopbouwwijk op voormalige landgoedgrond van Oost. Na de oorlog was het landgoed eigendom geworden van de gemeente. Als kind kende ik de geschiedenis niet, maar we gingen er altijd heen om te spelen en te wandelen. Pas veel later, toen ik de landgoedgeschiedenis van Oost ging bestuderen, besefte ik wat daar gebeurd was en waarom de gemeente eigenaar was geworden.

Het landgoed was namelijk voor de oorlog eigendom van een zeer internationale familie (Nederlands, Belgisch en Duits); bij adellijke families in de grensstreken was dat zeer gebruikelijk. De eigenaresse overleed in 1941, en het landgoed vererfde aan haar dochter, die met een Duitse graaf was getrouwd. Zij verhuurden het landhuis tijdens de oorlog aan VVV Zuid-Limburg. Na de bevrijding werd het huis gebruikt voor repatriëring, met name voor Joodse overlevenden; mijn overgrootvader Joseph Crolla was hoofd repatriëring van het district Valkenburg. Uit ons eigen familiearchief heb ik dus ook foto’s gevonden. Maar ook dankzij de medewerking van de nazaten van de familie Wolff Metternich zur Gracht. De familie werd in 1945 onteigend: omdat ze Duits waren werden ze gezien als vijand van Nederland. Ondanks alle getuigschriften van goed gedrag werd het verzoek tot ontvijanding afgewezen, want ‘ofschoon geen nazi’s zijnde, het echtpaar [had] geen enkele activiteit of verdienstelijke daad ten gunste van Nederland en de bondgenoten ondernomen of geleverd’.

Daarmee kwam een einde aan het particuliere bezit van kasteel en landgoed Oost, dat eeuwenlang het bezit was geweest van internationaal georiënteerde elite uit de huidige Euregio van Nederland-Duitsland-België. Ondanks de onteigening bleef familie Wolff Metternich zur Gracht een bijzondere band houden met kasteel Oost en hun voormalige personeelsleden. Nog steeds brengen familieleden af en toe een bezoek aan kasteel Oost, het verloren geraakte familiehuis dat nooit is vergeten.

Nick: inderdaad lastig kiezen, maar als het dan toch moet dan heb ik een meer persoonlijke connectie met de Hooge Boekel, vlakbij Enschede. Net als het voorbeeld van Elyze ken ik dit huis al vanuit mijn jeugd en als klein jochie was ik gefascineerd door de enorme schaal van alleen al het toegangshek. Later in mijn leven leerde ik over de bouwgeschiedenis en de verbondenheid met de textielindustrie. Tijdens het project ‘Oorlog in Arcadië’ kwam het landgoed weer op mijn pad toen ik in contact kwam met een nazaat van de familie Van Heek die mij meer wist te vertellen over de oorlogsgeschiedenis van het huis. Tijdens het laatste oorlogsjaar werd het huis gevorderd door de SS die vanuit daar razzia’s uitvoerde en het huis als bergplaats gebruikte voor allerlei gevorderde spullen. Er hebben in die periode verschillende gruwelen plaatsgevonden, waaronder de executie van de Amerikaanse piloot Americo Steve Galle. De familie is hier zelf geen getuige van geweest. De enige bewoonster: weduwe Bertina Van Heek – Jannink kreeg de mogelijkheid om te blijven, maar voelde zich zo onveilig dat zij bij haar zoon in trok. Deze woonde in een villa nabij het stadscentrum van Enschede, waar in het laatste oorlogsjaar meerdere gezinnen een onderkomen vonden. Dit verhaal heeft uiteindelijke ook een plek gekregen in het boek.

Hoe was het na de oorlog gesteld met de landgoederen en kastelen? Was de oorlogsschade groot en duurde het lang voordat deze was hersteld? Is er uniek erfgoed voorgoed verloren gegaan?

Kasteel Doorwerth, september 1944. Bron: Gelders Archief
Als direct gevolg van de oorlog raakten landhuizen zwaar beschadigd of zelfs volledig verwoest, werden landgoedbossen gekapt en werden parken omgevormd tot militair landschap met loopgraven en bunkers; een link met oorlogshandelingen als de aanleg van de Atlantikwall en gevechten tijdens de inval en de bevrijding is daarbij onmiskenbaar. De oorlog veranderde de ‘arcadische’ landschappen en de ‘arcadische’ levensstijl van de eigenaren drastisch, soms voorgoed. Daarbij is zeker veel erfgoed verloren geraakt, zoals de unieke Italiaanse zuilengalerij van kasteel Geijsteren.

Samen met Michiel Purmer schreef ik (Elyze) een hoofdstuk over de wederopbouw van arcadië. Herstel van de oorlogsschade zou een kwestie van lange adem blijken en gepaard gaan met het maken van keuzes: welke monumenten kregen prioriteit? En welke monumenten moesten wachten of, wellicht, als ruïne blijven bestaan of zelfs geheel verdwijnen? Aan sommige kastelen en landhuizen is vandaag de dag niet meer te zien dat ze verwoest werden of zwaar beschadigd raakten tijdens de oorlog. Deze gebouwen werden ingrijpend gerestaureerd of zelfs gereconstrueerd, soms naar een ‘ideale’ vorm die ze voor de oorlog niet hadden. Bijvoorbeeld Doorwerth, Dussen en Doornenburg. De meest recente reconstructie/ herbouw is kasteel de Keverberg in Kessel. Deze kastelen waren overigens niet meer in particuliere handen. Voor particulieren bleek het vaak onmogelijk om gelden en materialen te vinden voor herstel of herbouw van het kasteel of landhuis. Daarentegen werden verwoeste pachtboerderijen – in het kader van ‘nooit meer honger’ – snel herbouwd. In Noord-Limburg resteren nog relatief veel kasteelruïnes, zoals Geijsteren en Bleijenbeek, die tegenwoordig een oorlogsmonument zijn.

Op andere landgoederen zijn lege huisplekken herkenbaar in het landschap: de plek van het landhuis dat in de oorlog verwoest werd en vervolgens gesloopt is. Met name rondom Oosterbeek, waar hard gevochten is in de Slag om Arnhem, zie je dat. Denk aan: de Oorsprong, de Duno en de Hemelse Berg. Bij de Oorsprong en de Duno is de oude huisplaats tegenwoordig herkenbaar in de vorm van een plattegrond.

Wat is het belang van jullie onderzoek en wat kunnen we bijna 80 jaar na de oorlog nog van leren?

In Nederlands landgoedonderzoek is de aandacht voor de Tweede Wereldoorlog lange tijd bescheiden geweest. Vroege publicaties hadden vooral te maken met de veroorzaakte schade en verwoesting aan de hoofdgebouwen. De studie van ‘Oorlog in Arcadië’, de bestudering van buitenverblijven als microkosmossen in bezettingstijd, geeft ons een dieper begrip van het leven op het platteland. We hebben heel bewust ervoor gekozen om een groot scala aan thema’s te behandelen; niet alleen het militaire belang van landgoederen wordt besproken, maar bijvoorbeeld ook zelfvoorzienendheid, kunst(roof), de rol van eigenaren, toerisme, verwoesting en wederopbouw. We bekijken de levens van burgers en militairen die soms jaren met elkaar moesten leven. Daarmee presenteert dit onderzoek beelden die niet simpelweg zwart-wit zijn of goed versus fout. Natuurlijk kwamen we tijdens het onderzoek landgoedbewoners tegen die uitzonderlijk heldhaftig of heel duidelijk Deutschfreundlich waren, maar we komen vooral veel families tegen die probeerden te overleven in deze gespannen situatie. Op veel gevorderde landgoederen was niet alleen de Duitse bezetter aanwezig, maar waren ook onderduikers onder wie Joodse vluchtelingen, mannen die de Arbeitseinsatz probeerden te vermijden en geallieerde militairen. Het is een complex beeld, dat we in dit boek bij elkaar hebben gebracht.

Dat het Tweede Wereldoorlog-verleden van buitenverblijven nog steeds relevant is en emoties kan oproepen, bleek in 2016 toen er verontwaardiging, teleurstelling en verdriet in binnen- én buitenland ontstond over de plannen om hotel Dreyeroord, een voormalige buitenplaats, te slopen. Het Oosterbeekse hotel had een belangrijke rol gespeeld tijdens Market Garden, september 1944. De Britse ambassadeur schreef een protestbrief en veel Britse, Canadese en Amerikaanse veteranen en Oosterbeekse inwoners maakten bezwaren. Het is pijnlijk dat het onze bevrijders waren, die ons moesten wijzen op het grote historische belang van deze plek. Uiteindelijk zorgden de ruim 20.000 Nederlandse en buitenlandse handtekeningen dat het inmiddels gesloopte Dreyeroord werd herbouwd als kopie van het oude huis. In 2019 werd een monument opgericht bij het door veteranen benoemde ‘White House’ om de gebeurtenissen tijdens de Slag om Arnhem te herinneren en herdenken.

Dreyeroord is slechts één voorbeeld, waarbij het oorlogserfgoed dreigde te verdwijnen en laat de urgentie zien van het verzamelen en presenteren van kennis over de Tweede Wereldoorlog. Tegelijkertijd zien we dat huidige landgoedeigenaren en overheden vaak nog worstelen in de omgang met erfgoed uit deze periode. Hoe ga je om met een bunker in je landschapspark, wat doe je met die anti-tankgracht? Wat doe je met de oorlogssporen in gebouwen en landschappen? Poets je het weg of mogen deze sporen het verhaal vertellen? Daarom hebben we ook een handreiking gemaakt, waarin kennis en ervaring van het onderzoeksteam en onze community of practice bij elkaar is gebracht. Het blijft van belang met elkaar in gesprek te gaan en te blijven. Wat is er gebeurd, hoe heeft dat kunnen gebeuren, wat leren we daarvan? Daarbij gaat het inderdaad niet alleen om het verleden, het gaat ook om het hier en nu; om het vertellen van de oorlogsverhalen en de omgang met het oorlogserfgoed. Ook de Nederlandse buitenverblijven, het ‘arcadië’, dienen daarin een rol te spelen. Lange tijd is deze rol – bewust of onbewust – onderbelicht geweest, vergeten wellicht. Het is onze hoop dat we met ‘Oorlog in Arcadië’ dit veranderd hebben.

Oorlog in Arcadië 1940-1945
Nederlandse kastelen en landgoederen in de Tweede Wereldoorlog
ISBN: 9789462586345
Meer informatie over dit boek
Bestel nu bij Bol.com
Oorlog in Arcadië 1940-1945

Gebruikte bron(nen)

  • Bron: E. Storms-Smeets, N. van den Berg / TracesOfWar
  • Gepubliceerd op: 24-07-2024 20:38:57