Nadat historicus en hoogleraar Arnoud-Jan Bijsterveld met zijn echtgenoot in 2000 een woning in Tilburg had gekocht, ontdekte hij dat een Joods echtpaar het in 1928 had gebouwd. Toen de geschiedenis van hun gezin langzaam boven water kwam, bleek er een tragisch verhaal met het huis verbonden te zijn: het verhaal van Bertram Polak, de zoon van het echtpaar. In 'Ons huis' vertelt Arnoud-Jan Bijsterveld deze geschiedenis en laat hij zien wat er gebeurde tijdens het achterhalen van het traumatische verleden, niet alleen in de levens van de volgende generaties van de familie Polak maar ook met hem als schrijver zelf. We stelden de auteur via e-mail enkele vragen over dit boek dat in 2020 verscheen.
Viering van de koperen bruiloft van Hans en Bertha’s in de tuin, juni 1929. Achteraan Bertha en Hans, met Bertram voor hen.
Bij een bezoek aan het gemeentelijk bouwarchief in 2000 ontdekte u dat uw nieuwe huis in 1928 was gebouwd door Max Henri Polak. Waarom besloot u de achtergrond van deze vroegere bewoner en zijn familie te onderzoeken en wanneer en hoe startte u met uw onderzoek?
Eerlijk gezegd trof die ontdekking in het archief me als een mokerslag: ik realiseerde me meteen dat we wellicht niet alleen een huis maar ook een dramatische geschiedenis gekocht hadden. Ik vroeg me ook meteen af of het huis wel op koosjere wijze in handen van de latere eigenaars was gekomen. Al gauw bleek dat wel zo te zijn. Maar ik wilde meer weten: wat was er met deze familie gebeurd? Nog tijdens de eerste verbouwing ben ik al overal gaan zoeken, in het huis maar ook op internet. Dat leverde niet veel op, totdat Jan Bader, met wie ik toen werkte aan een boek over de joodse begraafplaatsen in Noord-Brabant, me de eerste verhalen vertelde over de familie Polak. Hij bleek een biografische notitie te hebben geschreven over de oom van Bertram, die met zijn gezin twee deuren verder woonde. Dik twintig jaar verder kun je je het amper voorstellen, maar in 2000 stond er echt nog bijna niks op internet.
Wat waren Hans Polak en zijn echtgenote Bertha Polak-Cohen voor mensen? Heeft u het gevoel dat u hen en hun kinderen tijdens het schrijven van dit boek goed heeft leren kennen en welke bronnen hielpen u hierbij?
O ja, ik heb echt het idee dat ik ze heb gekend. Door de verhalen van hun nabestaanden kwamen ze tot leven. Ook de brieven uit de jaren twintig van Bertha, die in 1931 vrij jong overleed, gaven een helder beeld van haar. Hans en Bertha Polak passen helemaal in het beeld van het welgestelde, ontwikkelde Joodse ondernemersmilieu, met connecties in heel Nederland en daarbuiten. In veel Noord-Brabantse steden was het dit milieu dat de toon aangaf in Joodse kringen. Hans, die samen met zijn broer Alfred een huidenhandel leidde, erfde het lidmaatschap van het synagogebestuur van zijn vader. De familie speelde dus een centrale rol in de kleine joodse gemeenschap in Tilburg. Ik was net op tijd want de drie nichten van Bertram en zijn zussen leefden in 2010 nog alle drie en konden me veel vertellen. Een schoolgenoot van Bertram en andere getuigenissen brachten hem echt tot leven, niet alleen voor mij maar vooral ook voor zijn familieleden. Bovenal zijn in 1941 geboren halfzus, die eigenlijk niks van Bertram wist.
Wiesje, Floortje en Leonie met hun poppen in de zogeheten loggia van hun ouderlijk huis, vroege jaren dertig. Collectie Alfred C. Piel
Hans Polak en zijn aanstaande tweede vrouw vluchtten in mei 1940 naar Engeland met hun drie dochters. Het oudste kind en enige zoon, Bertram, bleef achter. Waar verbleef hij en hoe hield hij contact met zijn ouders?
Hij vocht als reserveofficier mee in het Nederlandse leger! Ik heb kunnen achterhalen dat hij in het rivierengebied met het leger mee terugtrok en uiteindelijk in de buurt van Everdingen krijgsgevangen is gemaakt. Eind mei was hij terug in Tilburg en ontdekte daar tot zijn ontzetting dat zijn hele familie was gevlucht, terwijl dat eigenlijk helemaal niet het plan was. Het heeft tot ver na de zomer van 1940 geduurd eer het contact met zijn vader, zijn stiefmoeder en zijn zussen, inmiddels via Londen in New York gearriveerd, per brief werd hersteld. Daarna, tot december 1941, werd er intensief gecorrespondeerd, soms met telegrammen. Bertram was in 1940 pas 22 dus hij moest ineens volwassen worden en ook de leiding van de zaak op zich nemen. Gelukkig kreeg hij hulp van familieleden en zakenrelaties van zijn vader.
Bertram werd verraden en in 1942 in Auschwitz vermoord. Waarom ging hij niet mee naar Engeland en heeft u kunnen ontdekken wanneer zijn nabestaanden erachter kwamen dat hij de oorlog niet had overleefd? Welke invloed had dit op hen gedurende de rest van hun leven?
Doordat hij in de meidagen in het leger zat, kon hij natuurlijk niet mee met de rest van zijn familie, die op 11 mei met de auto naar Amsterdam reed. Op 14 mei wisten ze in IJmuiden te komen en eigenlijk per toeval en met heel veel geluk belandden ze op een van de laatste schepen die die avond, ná de wapenstilstand, de haven verlieten. Bertrams vluchtpoging in december 1941 was ongetwijfeld gearrangeerd in samenspraak met zijn vader in New York, die al een ticket voor zijn overtocht van Engeland naar New York gekocht had. Al snel moet de familie gehoord hebben dat er verraad in het spel was: vanuit de gevangenis in Scheveningen wist Bertram zijn oom te bereiken, die advocaat was. Al in 1942 verschenen vreselijke berichten over het lot van de Joden in Europa in de Amerikaanse kranten. Die grepen de vader van Bertram zo aan, dat hij een hartaanval kreeg en overleed. De rest van zijn familie vreesde toen al met grote vreze en die angst werd in juni 1947 door een brief van het Rode Kruis bevestigd. Voor Bertrams zussen, die hun beide ouders al hadden verloren, was het een dramatische klap, die Bertrams oudste zus nooit te boven is gekomen. Ze verloor in de jaren vijftig en zestig ook nog haar zussen, die allebei een hartkwaal hadden. De drie nichtjes van twee huizen verder, van wie er twee naar Israël gingen en één in de VS bleef, hadden wat dat betreft een heel andere start na de oorlog.
Wat gebeurde er met het huis in oorlogstijd? Werd het geconfisqueerd door de bezetter en heeft de familie na de oorlog nog geprobeerd erin terug te keren?
Ja, nadat in mei 1941 al een
Verwalter was aangesteld voor de Firma Polak moest Bertram het huis in juni 1941 verlaten. Het werd ingepikt en voor een habbekrats verkocht aan een Duitse ondernemer in Tilburg, die inmiddels actief was in de NSDAP. Opmerkelijk genoeg heeft de familie het huis al heel snel, in oktober 1945, teruggekregen. Terugkeren was geen optie: te pijnlijk. Het huis werd verhuurd en na een jaar of tien verkocht. De oudste zus van Bertram heeft nooit meer een stap binnen durven zetten, hoewel ze wel af en toe in Tilburg op bezoek kwam bij de oude huishoudster.
Uw boek bevat veel foto’s. Is er een die voor u een speciale betekenis heeft gekregen?
Het is en blijft sowieso een heel raar idee te weten dat wij al langer in het huis wonen dan de familie Polak dat heeft gedaan. We hebben een kamer op zolder die we ‘Bertrams kamer’ noemen. We hebben geen foto’s van het interieur – behalve van de NSDAP’er en zijn vrouw uit 1942 – maar vooral de foto’s van de kinderen Polak in onze tuin doen me veel. Je ziet hoe gelukkig en op hun plek ze hier waren: het was hún huis. Zoals het huis ook voor de volgende generaties nog altijd ‘ons huis’ is. De titel is daarom heel bewust gekozen: het is en blijft hun en ons huis. De familieleden komen vaak terug en we noemen ze onze derde familie: er is wekelijks contact!
Bertram ontspant zich in de tuin van zijn ouderlijk huis, omstreeks 1931. Collectie wijlen Edith Spitz-Polak
Het merendeel van de overlevende familieleden, onder wie de drie dochters, emigreerden naar de Verenigde Staten. In 2011 reisden verschillende nabestaanden naar Tilburg om de plaatsing van een struikelsteen voor Bertram bij te wonen. Hoe heeft u deze naasten kunnen opsporen en wat waren hun reacties toen ze hoorden dat u bezig was met onderzoek naar hun familiegeschiedenis?
Ja, zonder internet en zonder Joods Monument had ik hem nooit gevonden. Vind maar eens iemand met de naam Polak! Toen het contact in 2010 tot stand kwam, was er een korte aarzeling maar het ijs was heel snel gebroken. Kennelijk meldde ik me op het juiste moment. Een stroom aan e-mails en brieven kwam mijn kant op en de ene herinnering triggerde de andere. Schoenendozen werden omgekeerd en tot ieders verbazing bleek er veel meer bewaard dan iedereen dacht.
Via mij begonnen de familieleden eindelijk – want dat was nog amper gebeurd – de herinneringen met elkaar te delen. Ze vertrouwden me meteen de taak toe alles uit te zoeken en op te schrijven. Dat was heel emotioneel, ook voor mij. Ik vind het belangrijk om te zeggen dat er naast de pijnlijke herinneringen nu ook ruimte kwam voor alle leuke verhalen. Want, tja, als je niet over vroeger kunt praten, blijven ook die verborgen. Vooral voor de ouderen bracht dit een hoop rust: ze wisten dat de verhalen nu ook de volgende generaties zouden bereiken.
Hoe was het om in 2011 alle nabestaanden bij elkaar te zien, zowel voor u als voor deze mensen zelf? Is er iets dat op deze dag in het bijzonder indruk op u maakte?
De dag van de struikelsteenlegging kwamen dertig familieleden voor het eerst na meer dan zestig bij elkaar. Voor het eerst sinds 1940 waren ze weer samen terug in Tilburg. Die dag is de meest bijzondere dag van mijn leven. Het was ongelooflijk wat er die dag gebeurde. Met een lach en een traan werden verhalen en foto’s uitgewisseld. Dat is het mooie van struikelstenen: je creëert er een plek mee. Zodat je herinneringen letterlijk en figuurlijk een plek kunt geven. Dat gebeurde die dag. Er meldden zich spontaan Tilburgers die de familie nog hadden gekend of foto’s hadden. Even vielen de jaren tussen 1940 en 2011 weg en de jongere generatie werd ter plekke deelgenoot van de geschiedenis.
Uw onderzoek is afgerond en het boek is geschreven. Welke rol speelt de geschiedenis van uw huis nu nog in uw leven? Staat u er vaak bij stil? En wat hoopt u dat u met uw verhaal overbrengt op de lezer?
Iedere keer denk ik dat ik het kan afronden. Maar drie maanden terug is ineens het laatste puzzelstukje op zijn plaats gevallen toen iemand me mailde de bronnen te hebben gevonden over het verraad van Bertram en zijn vrienden. Ze blijken erin geluisd te zijn door een berucht verraderskoppel, dat behalve Joden en Engelandvaarders ook twee verzetsgroepen heeft verraden. Alleen voor geld. Ik moet dus toch nog een keer aan de slag om een stevig en indrukwekkend hoofdstuk toe te voegen, een verhaal als een avonturenroman, alleen dan echt gebeurd. ‘Voor een bontjas, een vleugel en een gouden ring’ is de werktitel. Het verhaal van Bertram en zijn familie laat me dus nooit meer los.
Bertram met zijn Hollandse herder met de naam Tarzan.
Het heeft trouwens ook mijn hele visie op mijn vak als historicus op zijn kop gezet. Ik denk echt dat historici door het vertellen van verhalen als dit een stukje kunnen bijdragen aan de verwerking die zelfs zoveel decennia later nodig is. Ook onder mensen buiten de directe kring van familieleden. Het is niet voor niks dat een heel vergelijkbaar verhaal als Roxanne van Iperen vertelt in ‘
't Hooghe Nest’, zoveel mensen aanspreekt. Het gaat om mensen die handelen, in actie komen, zonder te weten wat de uitkomst zal zijn. We kunnen ons in hen inleven en zien als mensen van vlees en bloed, met hun mooie en minder mooie kanten. Boeken als het mijne laten zien dat het allerbelangrijkste dat mensen hebben, hun handelingsruimte is. Ik laat zien wat er gebeurt als die mensen wordt ontnomen, maar ook wat er gebeurt als mensen wel handelen, ten goede of ten kwade. En dat is voor iedereen herkenbaar.
- Ons Huis
- Op zoek naar een Joodse familie in Tilburg
- ISBN: 9789087048716
- Meer informatie over dit boek