Titel: | De kunstbrigade |
Schrijver: | Robert M. Edsel i.s.m. Bret Witter |
Uitgever: | Spectrum Manteau |
Uitgebracht: | april 2010 |
Pagina's: | 535 |
ISBN: | 9789049103576 |
Bijzonderheden: | Meer informatie over dit boek op www.monumentsmen.com |
Omschrijving: |
Op 16 mei 1945 arriveerden kapitein Robert Posey en soldaat Lincoln Kirstein in het Oostenrijkse mijndorpje Altaussee, dat op 8 mei door het Amerikaanse Derde Leger bereikt was. De oorlog in Europa was afgelopen, maar voor Posey en Kirstein stond er nog een grote opgave te wachten. Beide mannen waren geen gewone soldaten, maar zogenoemde kunstbrigadisten of Monuments Men. Ze maakten deel uit van het geallieerde Monuments, Fine Arts, and Archives program (MFAA), een in 1943 opgerichte legerafdeling, bestaande uit kunstenaars, architecten, archivarissen en andere mensen uit de cultuur- en kunstwereld, die zich richtten op het veiligstellen van cultuurgoed in oorlogsgebied. In Altaussee wrongen de twee mannen zich door een nauwe opening in een bergwand die hen toegang gaf tot een zoutmijn. Met carbidlantaarns inspecteerden ze de donkere en vochtige ruimtes. Ze vonden er waar ze naar zochten: rekken en houten kisten vol met de belangrijkste kunstwerken uit de geschiedenis, waaronder Jan van Eycks “Gentse altaarstuk”, Michelangelo’s “Brugse Madonna” en “De astronoom” van Johannes Vermeer. Deze en duizenden andere kunstwerken waren door de nazi’s geroofd en opgeslagen in de mijn waar ze veilig waren voor geallieerde bombardementen. Een deel ervan was bestemd voor het Führermuseum dat in Linz gevestigd had moeten worden. Bijna waren de kunstwerken vernietigd in opdracht van Gauleiter August Eigruber, een fanatieke nazi die Hitlers Nero-bevel ter vernietiging van de Duitse infrastructuur ook wilde toepassen op de kunstverzameling. Dat werd ternauwernood voorkomen dankzij het ingrijpen van twee mijnbouwambtenaren die de reeds klaarliggende springstoffen lieten verwijderen en de toegangen tot de mijn lieten instorten. Het was de taak van de kunstbrigadisten om de mijn weer toegankelijk te maken en de kunst weg te halen voordat het in handen van de Russen zou vallen of beschadigd raakte in ondeskundige handen. Onder de objecten die uit de mijn gehaald waren bevonden zich 6.577 schilderijen, 137 beeldhouwwerken en 1.200 tot 1.700 kisten die gevuld waren met boeken. Alles werd geregistreerd en veilig ingepakt voor de reis naar een opslagplaats in München. Daarvandaan moesten alle objecten, indien mogelijk, teruggegeven worden aan de oorspronkelijke eigenaars. In “De kunstbrigade” vertelt Robert M. Edsel, samen met Bret Witter, over de gebeurtenissen in Altaussee en andere kunstreddingsoperaties aan het Westfront. Het is zijn passie voor kunst en architectuur die de voormalige succesvolle zakenman dreef tot het beschrijven van deze relatief onbekende geschiedenis. Zijn boek is geen wetenschappelijk standaardwerk over de kunstbrigade, maar is gericht op de persoonlijke verhalen van negen Amerikaanse en Britse kunstbrigadisten. In korte hoofdstukken volgen we hen bij hun werkzaamheden aan het Westfront. Zo gaat het over Walker Hancock, in vredestijd van beroep beeldhouwer, die in een mergelgrot in Maastricht de kunstcollectie van het Rijksmuseum aantrof. Rembrandts “De Nachtwacht” was opgeborgen in een houten huls, opgerold als een tapijt. En over hoe hij in La Gleize in de Belgische Ardennen, nog tijdens het Ardennenoffensief, de verwoeste kathedraal inspecteerde en daar het ongeschonden veertiende-eeuwse houten Mariabeeld, dat bekend stond als de “Madonna van La Gleize” aantrof. Met medewerking van plaatselijke bewoners wist hij het beeld, over de spekgladde weg, in een kelder in veiligheid te brengen. Een andere hoofdpersoon is de dappere Française Rose Valland, de tijdelijke beheerder van het museum Jeu de Paume in Parijs. Ze werkte tijdens de bezettingsjaren samen met de Duitsers, maar bespioneerde hen en verzamelde zo cruciale informatie voor het terugvinden van de uit Frankrijk geroofde kunststukken. Het zijn stuk voor stuk fascinerende verhalen. Ook de Duitse kant komt aan bod. Het gaat daarbij met name om de kunstroof die gepleegd werd door rijksmaarschalk Hermann Göring. In zijn buitenhuis Carinhall, ten noordoosten van Berlijn, waren de muren volgehangen met geplunderde schilderijen, waarbij nauwelijks rekening gehouden was met stijl of periode. Göring was geen echte kunstkenner en voor hem was kwantiteit belangrijker dan kwaliteit. Het was voor hem een grote schok toen hij na de oorlog in geallieerd gevangenschap vernam dat zijn favoriete schilderij, Vermeers “Christus met de overspelige vrouw”, een vervalsing was gemaakt door de Nederlander Han van Meegeren. Een tegenpool van de inhalige rijksmaarschalk is graaf Franz von Wolff-Metternich voor wie in het boek ook een rol is weggelegd. Hij was de chef van Kunstschutz in Parijs, het Duitse equivalent van de geallieerde kunstbrigade. Terwijl Göring en andere nazi’s Europa leegroofden, verzette de gerespecteerde wetenschapper in de renaissancebouwkunst zich met succes tegen de pogingen van propagandaminister Joseph Goebbels om kunstwerken die in bezit waren van de Franse overheid naar Duitsland te halen. In 1942 werd hij uit zijn positie gezet en na de oorlog hield hij zich voor het ministerie van Buitenlandse Zaken van West-Duitsland bezig met het traceren van geroofde kunst. Zijn inzet voor het Franse kunstbezit doet niet onder voor de prestaties van zijn geallieerde collega’s. “De kunstbrigade” is een mooi eerbetoon aan de mannen die zich tijdens de oorlog inzetten voor het behoud van cultuurgoed en de personen die hen daarbij hielpen. Aan de hand van hun brieven, dagboeken en andere egodocumenten is het Robert M. Edsel goed gelukt om hun persoonlijke verhaal te vertellen. Daarbij gaat het niet enkel over hun werkzaamheden, maar ook over hoe het voor hen was om ver van huis werkzaam te zijn in een omgeving die totaal verschilde van de galeries, collegezalen en museumzalen waar ze gewend waren te werken. De levendige schrijfstijl is goed te vergelijken met die van Cornelius Ryan of Stephan Ambrose. Het is echter voor de lezers met een meer wetenschappelijke inslag wel teleurstellend dat de schrijver de vrijheid genomen heeft dialogen en gedachten te creëren, die niet letterlijk overgenomen zijn uit bronnen. Door de historische personages in bepaalde passages neer te zetten als romanpersonen doet hij enigszins afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verhaal, al moet opgemerkt worden dat hij met de historische feiten zuiver omgegaan is. Zijn bronnenonderzoek is indrukwekkend en veel van de door hem gebruikte bronnen waren tot dusver niet of nauwelijks gebruikt voor publicaties. Door de meeslepende schrijfwijze is dit boek erg geschikt om een brede doelgroep te informeren en vermaken over deze vrijwel onbekende, maar erg boeiende en belangrijke geschiedenis. Een wetenschappelijke en veelomvattende studie naar dit kunstreddingsprogramma zal nog moeten volgen. |
Beoordeling: | (Zeer Goed) |