TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Stil verzet

Titel:Stil verzet - De oorlogsjaren van August Vermeylen 1939-1945
Schrijver:Vandevoorde, Hans
Uitgever:Lannoo
Uitgebracht:2024
Pagina's:336
ISBN:9789401420648
Omschrijving:

Op zaterdag 13 januari 1945 vond in Ukkel (nabij Brussel) onder grote publieke belangstelling de begrafenis plaats van gewezen senator voor de Belgische Werkliedenpartij (BWP), oud-rector van de Gentse universiteit, kunstcriticus, schrijver en Belgisch flamingant August Vermeylen. Drie dagen daarvoor was de 72-jarige literator getroffen door een embolie; de huishoudster had zijn levenloze lichaam iets na half één ’s middags aan het voeteinde van zijn bed aangetroffen. Nu verdrongen talloze prominenten uit het politieke en literaire leven zich rond zijn graf voor een laatste groet. Korte lijkredes werden onder meer uitgesproken door de socialistische burgemeester van Antwerpen, Camille Huysmans, Robert Gillon (de liberale voorzitter van de senaat) en Fernand Toussaint van Boelaere, namens het invloedrijke culturele tijdschrift Van Nu en Straks, waarvan Vermeylen, samen met Cyriel Buysse en Emmanuel De Bom, één van de medeoprichters was. Vlaanderen was een vooraanstaand intellectueel armer.

Ook in Nederland genoot Vermeylen een groot aanzien. Kort na de begrafenis publiceerde het ‘Nijmeegsch Dagblad’ een beknopte necrologie, waarin de auteur zijn lezers in herinnering bracht hoe Vermeylen – die in mei 1872 geboren was in Brussel – een doctoraat in de Letteren en Wijsbegeerte had behaald, docent en rector was geweest aan de Gentse universiteit, onder meer als auteur van ‘De wandelende jood’ een grote rol had gespeeld in het Vlaamse literaire leven, senator was geworden en actief was geweest in de commissie onderwijs en het Instituut voor Intellectuele Samenwerking van de Volkenbond. ‘Het Vaderland’ noemde hem vol lof een “onvermoeid voorvechter van de geestelijke belangen van het Vlaamsche volk” (14 maart 1945). Voor Karel Meeuwesse van ‘De Nieuwe Eeuw’ was hij zonder meer “één der groten van ons volk,” een man die “altijd de aristocratie van de geest had bewaard” en samen met Jan Van Eyck en Pieter Geijl “een kostbare, humanistische traditie” had verdedigd (26 januari 1945). Leo Maas van het katholieke ‘Veritas’ omschreef hem als “een fijne geest, een krachtig denker” en een “onweerstaanbaar vechter voor de Vlaamsche Zaak” (24 januari 1945).

Over de laatste zes jaar van Vermeylens leven schreef Hans Vandevoorde, hoofddocent Nederlandse Letterkunde aan de Vrije Universiteit Brussel, onlangs het boek ‘Stil verzet. De oorlogsjaren van August Vermeylen (1939-1945).’ Waar het Vermeylen en de literaire reuzen uit diens entourage betreft is de stem van Vandevoorde bijzonder gezaghebbend. Hij publiceerde talloze bijdragen over Karel Van de Woestijne, Emile Verhaeren en Herman Teirlinck in de culturele vakbladen ‘Streven,’ ‘Ons Erfdeel’ en ‘Yang’, in het academisch tijdschrift van de socialistische arbeidersbeweging, ‘Brood en Rozen’, en op het digitale platform voor cultuurkritiek ‘De Reactor’. Bovendien publiceerde hij Vermeylens oorlogsdagboeken (1939-1945) en was hij de auteur van de biografische schets van Vermeylen voor de gerenommeerde ‘Encyclopedie van de Vlaamse Beweging’. Voor zijn jongste studie dook Vandevoorde nogmaals in meer dan dertig archieven en onderzoeksinstellingen. Naast de ruim 350 geraadpleegde studies wordt het werk dan ook vooral gedragen door archivalische stukken en enkele waardevolle egodocumenten van betrokken tijdgenoten.

Het resultaat van al dat speurwerk is ronduit adembenemend, bovenal omdat de auteur erin slaagt de mens Vermeylen tot leven te wekken. “Vermeylen is zeker geen heilige, hij is afstandelijk, bij momenten autoritair en sarcastisch, maar hij is ook de rechtschapen, ja eerlijke mens – zoals Diogenes – die ik zelf zou willen zijn,” schrijft Vandevoorde in de inleiding. Dit streven naar oprechtheid, met zin voor nuance en oog voor contradicties, doortrekt het hele boek. Vermeylen was een grappige man en een vlotte causeur. Hij hield ervan een welgeplaatste mop te vertellen in de Mijol, de gezelligheidsclub waar hij in 1943 vrijwel elke week kwam eten, en een vleugje ironie was hem allerminst vreemd. De aantijging dat hij zelden van zich liet horen in de Senaat pareerde hij, verwijzend naar de verslagen van de zittingen, ludiek: “Ge spreekt zoo weinig in den Senaat – Hoezoo? Er staat soms: (Gelach). – dat ben ik”. Bijwijlen kende hij echter ook momenten van grote emotionele ontlading. Toen hij eind mei 1940, op de vlucht voor oprukkende Duitse troepen, in het zuid-Franse Montpellier de onmogelijkheid van koning Leopold III om te besturen vernam, barstte de senator in tranen uit.

Vermeylen was een aristocraat, in zijn houding en in zijn denken. Ondanks de schaarste en de voedselbonnen deed hij zich op restaurant en in de clubs tegoed aan lekkernijen, en kon hij weleens een extraatje versieren op de zwarte markt (hoewel de tekorten ook hem troffen: van augustus 1940 tot oktober 1944 verloor hij ruim 12 kilo). Anderzijds verkoos hij het volkse bier boven de elitaire wijnen en kon hij zich ergeren aan beleidslui die reglementen invoerden die geen rekening hielden met de gewone mens. Wellicht noteerde hij met een zekere instemming de woorden van restauranthouder Clément, wiens eethuis na onregelmatigheden gesloten dreigde te worden: “Ze maken allerlei wetten en verordeningen, en vergeten dat wat er altijd blijft, dat is de Mensch.” Bovenal was Vermeylen een groot liefhebber van vrouwelijk schoon. Naast zijn lange relatie met de seksueel ondernemende Mary Ender onderhield hij intieme contacten met zowat een half dozijn vrouwen, aan wie de ‘oude gek’ volgens zijn eigen boekhouding in 1942 17.286,40 frank spendeerde. Toch ging hij nu en dan gebukt onder sociaal isolement. “Ik word een ouwe, eenzame beer,” schreef hij in november 1941 op een kladblaadje, gericht aan de Nederlandse kunstenares Annie De Meester. Het krakkemikkige openbaar vervoer en het feit dat enkele van zijn dichtste verwanten zich in het buitenland in ballingschap hadden begeven, brachten wellicht weinig verlichting in het knagende gevoel van eenzaamheid.

‘Stil verzet’ is chronologisch opgebouwd en schetst de oorlogsjaren van Vermeylen tot in de kleinste details. We lezen over zijn Franse omzwervingen (mei-juli 1940), de verhuur van zijn woningen, het wordingsproces van zijn roman ‘Twee vrienden’, de onvermijdelijke, leeftijdsgebonden kwaaltjes, zijn talloze wandelingen en zijn schaarser wordende concertbezoeken. Door de focus op Vermeylens levensavond en de uitzonderlijke omstandigheden die de oorlog schiep, blijft ietwat onderbelicht hoe grensverleggend Vermeylen op intellectueel vlak was, over welk creatief potentieel hij beschikte als woordkunstenaar en hoe ver hij verwijderd was van het kneuterige en bijwijlen etnisch of racistisch gelardeerde Vlaams-nationalisme van zijn tijd.

Met de titel ‘Stil verzet’ poogt de auteur aan te geven dat Vermeylen weliswaar geen deel uitmaakte van heimelijk georganiseerde partizanenkernen of gewapende weerstandsgroepen, maar er toch naar streefde om in de luwte, door nauwelijks opgemerkte acties, kleine dammen tegen het bezettingsregime op te werpen. “Vermeylen was geen lid van het verzet, maar kantte zich in stilte tegen het bewind door hulp te bieden aan vluchtelingen en door oud en nieuw werk te publiceren dat regelrecht inging tegen het corporatistische gedachtegoed van de Nieuwe Orde,” schrijft Vandevoorde. “Ik noem dat ‘stil verzet,’ zoals de sieraden die in Nederland en elders als stil protest werden gedragen: een speldje met een kroontje onder revers bijvoorbeeld.” Hoewel elke hulp aan ‘Joodse vluchtelingen’ (zoals het op de achterflap luidt), hoe miniem ook, als lofzang op het altruïsme hulde verdient, moeten Vermeylens inspanningen op dit punt toch met de nodige zorgvuldigheid beoordeeld worden.

Hoewel Vandevoorde het begrip ‘verzet’ niet nauwkeurig definieert lijken bij de kwalificatie van de term een drietal elementen van belang: een zeker besef van de ernst van de vervolging, het motief achter de verzetshandeling en de mate waarin het regime van die handeling schade ondervond (en dus ook met sancties kon reageren). Ongetwijfeld was Vermeylen een ruimdenkend man. Als academicus, schrijver en politicus kwam hij vrijwel op dagelijkse basis in contact met kunstenaars, denkers en beleidslui, van wie sommigen het joodse geloof aanhingen (of wier families dat ooit hadden gedaan). Alles wijst er op dat hij die laatsten even amicaal bejegende als niet-Joodse burgers. Zo zal hij hebben genoten van de muziek van de Russisch-Joodse cellist Alexandre Barjansky, van wie hij in december 1942 een privéconcert bijwoonde, en stelde hij het gezelschap van de bekeerlinge Maria Mussafia naar alle waarschijnlijkheid sterk op prijs. Maar of hij Joodse vluchtelingen bijstond omdat ze vervolgden waren is niet zeker. Vandevoorde haalt de casus aan van Margarethe Grelling, de echtgenote van de Duits-Joodse logicus Kurt Grelling (de beide echtelieden werden naar alle waarschijnlijkheid in Auschwitz-Birkenau vermoord in september 1942 – zijn naam staat in elk geval op de lijst van het 33e konvooi, dat Drancy op 16 september 1942 verliet), die dank zij Vermeylens steun ‘naar België kon overkomen’. Wat de barrières waren die deze ‘overkomst’ zouden hebben bemoeilijkt en wat Vermeylen precies deed om ze te slechten is niet helemaal duidelijk. Mevrouw Grelling vervoegde haar man al in Brussel voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in een tijd dat de nazi-overheden Joodse migratie eerder stimuleerden dan tegenwerkten. Bovendien blijkt uit onderzoek, dat aan de plaatsing van twee Stolpersteine in Berlin Lichterfelde voorafging, dat mevrouw Grelling, in tegenstelling tot haar echtgenoot, niet Joods was.

In maart 1940 spande Vermeylen zich in om een roman van de Joodse schrijver Salamon Dembitzer uit te geven en te vertalen. Een ware daad van verzet valt dit moeilijk te noemen. De man bevond zich op dat ogenblik in Portugal; noch hij, noch Vermeylen liepen in die tijd enig risico, en of de actie van de senator vooral ingegeven was door deernis voor een verdreven balling, of eerder door waardering voor een inmiddels gereputeerd schrijver is onduidelijk. Volgens een bewaard gebleven brief van april 1940 pleitte Thérèse Hymans-Romberg bij Vermeylen in het voordeel van een Joodse architect – nog voor de Duitse bezetting dus, nog voor de eerste Judenverordnungen en nog voor het begin van de Holocaust. Of, en op welke manier, Vermeylen gevolg zou hebben gegeven aan het verzoek, wordt in Vandevoordes studie niet vermeld.

Dat Vermeylen in zijn dagboeken en agenda’s geen melding maakt van de vervolging van de Brusselse Joden is “zeker geen bewijs van onverschilligheid”, zoals de auteur terecht betoogt – maar evenmin is het een bewijs van een buitengewoon grote betrokkenheid. Vandevoorde toont overtuigend aan, het lijdt geen twijfel, dat Vermeylen zich, ook tijdens de oorlogsjaren, voor (Joodse) vervolgden inzette. Uit persoonlijke agendanotities en correspondentie blijkt dat hij bij prominenten bemiddelde om werken van de Joodse kunstenaar Idel Ianchelevici tegen behoorlijke bedragen aan te kopen. In een naoorlogse brief aan Toussaint van Boelaere gaf Hans Handovsky aan dat hij begin 1943 hulp van Vermeylen had ontvangen (al is het niet duidelijk waaruit die hulp bestond en voor welke bedreiging ze precies soelaas moest bieden). Vermeylen voorzag de (Joods?-)Russische professor Alexander Pulman in maart 1944 van brood en suiker, en richtte via Herman Teirlinck een schrijven tot koningin Elisabeth met het verzoek zich voor de vrijlating van Pulmans dochter (die in de Dossinkazerne was opgesloten) te willen inspannen. Initiatieven waren er zeker. Of ze altijd ingegeven waren door bekommernis om de vervolgden als dusdanig, of Vermeylen door zijn handelingen zélf ooit enig gevaar heeft gelopen, en of zijn acties bijdroegen om het regime ook maar in de geringste mate te destabiliseren, zodat ze ondubbelzinnig als (stil of ander) ‘verzet’ getypeerd kunnen worden, blijft ook na de publicatie van Vandevoordes boek voer voor debat.

Beoordeling: Zeer goed

Informatie

Artikel door:
Fabian Van Samang
Geplaatst op:
05-01-2025
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen