Titel: | Terug van het oostfront - Gevangen, gevlucht, gesneuveld |
Schrijver: | Massart, Rudi & Trigg, Jonathan |
Uitgever: | Ertsberg |
Uitgebracht: | 2024 |
Pagina's: | 184 |
ISBN: | 9789464750867 |
Omschrijving: | In mei 2024 verscheen bij Uitgeverij Ertsberg het boek ‘Terug van het oostfront’, van de Britse historicus Jonathan Trigg en de Vlaamse schrijver Rudi Massart. Na ‘Vlaamse jongens, Duits front’ is dit het tweede werk dat de beide auteurs samen schreven. Naast een beknopte inleiding is de studie opgebouwd uit acht korte hoofdstukken. Het eerste beschrijft de bevrijding van Brussel, de slag om de Scheldemonding en de ontzetting van Antwerpen, van september tot november 1944. In de volgende drie hoofdstukken volgt de lezer de inzet aan het oostfront van de 27e vrijwillige grenadiersdivisie en het jeugdbataljon Langemark, waarvan heel wat soldaten in mei 1945 krijgsgevangen werden genomen, waarna ze in het voormalige concentratiekamp van Neuengamme (en later in het tot detentiecentrum omgebouwde klooster van Hemiksem) werden opgesloten. Hoofdstukken vijf en zes schetsen de levensverhalen van enkele Vlaamse soldaten die het leven lieten aan het oostfront en dat van Wilfried De Brouwer, die aanvankelijk als vermist werd opgegeven, maar wellicht sneuvelde toen hij, weggedoken in een gracht, door Russische pantservoertuigen werd overreden. Het Waals Legioen van Rex-leider Léon Degrelle, dat in januari 1944 slag leverde bij Tsjerkassy, maakt het onderwerp uit van het zevende hoofdstuk. De auteurs beëindigen hun boek met de vervolging en veroordeling van gewezen oostfronters en sluiten af met de woorden van ex-Vlaams Legionair en latere senator voor de Vlaams-nationalistische Volksunie, Oswald Van Ooteghem (1924-2022), aan wie de auteurs een In Memoriam wijden: "Ik heb er geen spijt van, maar ik ben anderzijds ook niet trots op sommige dingen die toen gebeurd zijn." De sterkte van ‘Terug van het oostfront’ schuilt in de talrijke, vaak nooit eerder gepubliceerde, afbeeldingen die in het boek zijn opgenomen. Het zijn foto’s van kaalgeschoren vrouwen, een hakenkruis op het voorhoofd geschilderd; van hooggeplaatste SS’ers, te paard of tijdens een inspectie; van soldaten in opleiding en van arbeidende krijgsgevangenen. Heel wat foto’s tonen bewaard gebleven artefacten: de armband die gedetineerden in het kamp van Beverlo droegen, vergeelde gevangenisboekjes, uittreksels uit brieven, bidprentjes, voedselbonnen en overlijdensberichten. Eén zwart-wit foto laat de binnenzijde van een verrimpelde bovenarm van een Vlaamse oostfronter zien, met daarop zijn bloedgroeptatoeage. Zeer confronterend is de afscheidsbrief die de 23-jarige, pas gehuwde oostfronter August Claes op 14 juli 1945, enkele uren voor zijn terechtstelling aan zijn moeder schreef: "Zorg voor mijn Vrouw en zorg voor mijn kind. Andere wenschen heb ik niet (…). Liefste Mams, zei niet droevig, je Gust sterft gelukkig." Hoewel de begeleidende teksten eerder beknopt zijn (afgezien van de bijschriften bij de foto’s beslaat het corpus minder dan een derde van het boek), slagen ze er door hun zeer persoonlijke benadering in om de 21e-eeuwse lezer tot op zekere hoogte de ontberingen, de angsten en de wanhoop van de oostfronters te laten voelen. Dat is een verdienste op zich. Maar dit neemt niet weg dat het boek enkele ernstige tekortkomingen vertoont. Zo citeren de auteurs uitvoerig uit brieven, memoires en naoorlogse getuigenissen van (in hoofdzaak Vlaamse) oostfronters. Zeer vaak gebeurt dit zonder enige duiding of wederwoord, alsof de citaten voor zichzelf spreken. De auteurs brengen bijvoorbeeld het getuigenis van Oswald Van Ooteghem in herinnering ("De Duitsers wilden ons westwaarts sturen om deel uit te maken van het von Rundstedt-offensief, maar we weigerden omdat we tegen communisten wilden vechten, niet tegen de geallieerden"), zonder te vermelden dat de Sovjet-Unie sinds juni 1941 wel degelijk een geallieerde was, en volgens artikel 2 van de Besluitwet van 17 december 1942 ook een bondgenoot van België (zij het zonder formeel bondgenootschapsverdrag). De betreffende Besluitwet wijzigde artikel 113 van de Belgische Strafwet, die zonder terugwerkende kracht de doodstraf oplegde voor al wie de wapens opnam tegen België (Van Ooteghem kreeg uiteindelijk drie jaar, waarvan hij één jaar uitzat). Het gebrek aan context in ‘Terug van het oostfront’ leidt zo tot een ongenuanceerde, want zeer eenzijdige visie op de drijfveren, daden en bestraffing van de oostfronters. Dit gebrek aan nuance wordt verder aangezwengeld, omdat de auteurs nu en dan het taalregister van de oostfronters lijken over te nemen. Van Ooteghem was ‘een Vlaming’, met ‘Vlaamse kameraden’; Franstalige Belgen die aan hetzelfde front streden waren daarentegen geen ‘kameraden’, maar ‘buren’. Naast ‘Vlaamse’ collaboratie bestond er ook een ‘inheemse collaboratie’ van Franstalige Brusselaars en Walen. Wanneer pogingen worden ondernomen om Rex-leider Degrelle door Spanje te laten uitleveren, kwam het initiatief daarvoor niet van ‘Vlamingen’, ‘Walen’ of ‘Brusselaars’, maar van ‘België’. De stelling dat de juridische repressie en de (administratieve) epuratie anti-Vlaams zouden zijn geweest, zoals Trigg en Massart aangeven, wordt al vele decennia door grondig historisch onderzoek gelogenstraft. De straatrepressie wordt door de auteurs aan de kaak gesteld als een ‘schandvlek die we nooit meer kunnen uitwissen’; soortgelijke veroordelingen van de (militaire) collaboratie zijn in het boek echter niet terug te vinden. Dit geldt ook voor de verwijzing naar het miljoen leden van de Wehrmacht, die in Russische gevangenschap om het leven kwamen; over de miljoenen Russische krijgsgevangenen die in Duitse kampen stierven, onder wie ongeveer 2,3 miljoen tijdens de eerste zes maanden van de invasie in de Sovjet-Unie, "als gevolg van een weloverwogen plan van moord en uithongering," zoals Stephen Fritz het in ‘Ostkrieg. Hitler’s war of extermination in the east’ uitdrukte, wordt niets gezegd. Joden komen in de studie nauwelijks aan bod, maar wanneer terloops naar "het platbranden van dorpen en het afslachten van hele gemeenschappen Joden" wordt verwezen, dan werden die bloedbaden schijnbaar aangericht – zoals wordt bevestigd door een anonieme getuige – door ‘de Wehrmacht en de SS’, niet door oostfronters. Nochtans schrijft de historicus Lieven Saerens, één van de toonaangevende experten van de vervolging van de Joden in België, in zijn boek ‘Haat is een deugd’: "Vast staat wel dat talrijke Belgische Oostfronters, zowel Vlaamse als Waalse, deelnamen aan het executeren van Joden en daar nog bijzonder fier op waren ook. Ze maakten het zelfs in het openbaar kond in cafés en in bladen van de collaborerende pers. Anderen bezochten concentratiekampen, getto’s, ja zelfs Auschwitz." Collaborerend Verdinaso Jeugdleider Leo Poppe drukte na zijn bezoek aan het getto van Lodz ("zoveel vuil had ik nimmer bij mekaar gezien: hierbij vergeleken zijn de Polen zindelijk te noemen!"), op 26 september 1942, zijn blijdschap uit dat Joden eindelijk, onder het toeziend oog van Joodse politielui, werden gedwongen te werken. Diezelfde dag liet de gettoadministratie optekenen: "Gisteren en vandaag zijn in het getto 50 personen gestorven; geen geboortes" (zie daarvoor ‘Die Chronik des Gettos Lodz/Litzmannstadt, 1942,’ p. 474).Helaas wordt ook de herkomst en de overdrachtsgeschiedenis van de gepubliceerde foto’s nergens specifiek vermeld – de bibliografie verwijst enkel naar het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams Nationalisme (ADVN) en een handvol nationale en internationale websites. Dat valt te betreuren, want ook de foto’s en bijschriften zijn vaak niet onproblematisch. Zo nemen de auteurs op pagina 156 twee afbeeldingen op van een openbare terechtstelling. Een deel van het bijschrift luidt: "Augustus 1944. Collaborateurs worden gefusilleerd in Courcelles – Charleroi". Dat is vreemd, want de eerste doodvonnissen in België (Joseph Hoogeveen en Paul Herten) werden pas voltrokken op 13 november 1944, in Sint-Gillis. Wellicht verwezen de auteurs met de foute datering naar de reden waarom deze specifieke terechtstelling plaatsvond. In augustus 1944 hadden vijf verzetsleden immers de burgemeester van de gemeente Courcelles, Oswald Englebin, diens echtgenote en hun zoon met machinegeweren neergemaaid. Als represaille maakten leden van de rexistische Formations B op 18 augustus 1944 in koelen bloede twintig gijzelaars af, die ze de nacht tevoren in de kelder van een plaatselijke woning hadden opgesloten. Na de oorlog werden 27 daders terechtgesteld voor hun aandeel in de slachtpartij. In tegenstelling tot wat het bijschrift suggereert ("Veel oostfronters kregen meteen de doodstraf"), zijn op de foto hoogstwaarschijnlijk geen oostfronters te zien, maar hooggeplaatste Waalse rexisten; evenmin waren "van de twaalf gefusilleerde collaborateurs […] elf leden van de Waffen SS en van het Vlaams Legioen." De foto lijkt niet te tonen wat het bijschrift aangeeft. Op die manier maken de gebrekkige bronverwijzingen en annotaties een nauwkeurige beoordeling van het beeldmateriaal meer dan eens erg problematisch. Om te besluiten: ‘Terug van het oostfront’ is een interessant, sterk gepersonaliseerd en mooi geïllustreerde studie – maar de lezer doet er wellicht verstandig aan het boek met de nodige afstand en kritische zin door te nemen. |
Beoordeling: | Redelijk |