Titel: | Himmlers kinderen - Lebensborn en de rassenpolitiek |
Schrijver: | Vries, G. de |
Uitgever: | S.I. Publicaties |
Uitgebracht: | 2023 |
Pagina's: | 300 |
ISBN: | 9789070987121 |
Omschrijving: | In het Amerikaanse magazine Life van 13 augustus 1945 stond een fotoreportage van de beroemde fotograaf Robert Capa. Dit keer geen sensationele actiefoto’s, zoals Capa bijvoorbeeld maakte van de geallieerde landing in Normandië, maar portretten van baby’s en peuters. De beelden op zich waren niet bijzonder, in tegenstelling tot de bijbehorende tekst die doorspekt was met haat. "Super babies", zo werden de kleintjes in de koptitel genoemd. Een bijschrift luidde: "Onder de zorg van nazi-verpleegsters volgepropt en vetgemest vormen ze een probleem voor de geallieerden dat nog moet worden opgelost." De locatie waar de foto’s waren genomen, was kasteel Hohehorst nabij Bremen, waar Britse troepen op 5 mei waren gearriveerd. Behalve kinderen troffen ze ook moeders en verplegend personeel aan. Allemaal verbleven ze hier omdat het kasteel, onder de naam Heim Friesland, in gebruik was als kindertehuis van de SS-organisatie Lebensborn. In zijn boek ‘Himmlers kinderen’ beschrijft Guus de Vries de geschiedenis van Lebensborn. Deze in 1935 door SS-leider Heinrich Himmler opgerichte stichting beheerde zowel in Duitsland als daarbuiten kraamklinieken en kindertehuizen voor ‘raszuivere’ kinderen en hun moeders. In veel gevallen ging het om buitenechtelijke kinderen van Duitse soldaten of SS’ers. Zowel de kleintjes als hun moeders werden in de watten gelegd, want voor Himmler was het opkrikken van het geboortecijfer een kwestie van hoge prioriteit, mits de ‘Arische’ afstamming van de jongens en meisjes was gegarandeerd. Zij moesten volgens De Vries "de nieuwe adel" van het Derde Rijk gaan vormen. Berichten zoals die in Life droegen eraan bij dat de tehuizen van Lebensborn door de overwinnaars werden beschouwd als veredelde bordelen of productiefaciliteiten voor nazibaby’s. Populaire media, zoals de speelfilm ‘Ordered to Love’ (1961), versterkten de mythevorming. De Vries scheidt in zijn boek feiten van fictie en plaatst Lebensborn in een breder perspectief. Omdat de organisatie en haar doelstellingen niet los kunnen worden gezien van de rassenpolitiek van de nazi’s begint zijn boek met drie hoofdstukken waarin hij uitlegt hoe de nazi’s aan hun racistische en eugenetische ideeën kwamen en hoe ze deze in de praktijk brachten. De auteur maakt overtuigend duidelijk dat Lebensborn onderdeel uitmaakte van een misdadige politiek die streefde naar ‘raszuiverheid’. In die politiek paste ook de genocide op de Joden, gehandicapten en ‘minderwaardige’ Slavische volken. Himmler was Hitlers belangrijkste uitvoerder van dit raciale beleid en beschouwde volgens De Vries Lebensborn als zijn lievelingsproject. "Hij werd zelf voorzitter van de vereniging," zo somt de auteur op, "legde de leiding van de organisatie in handen van mensen die hij persoonlijk kende en bezocht vestigingen regelmatig. Hij bemoeide zich met de kleinste details in de klinieken, stelde voorschriften op en deed aanbevelingen, werd peetvader van kinderen die op zijn verjaardag geboren werden en stuurde hen geschenken." Tussen 1936 en 1944 werden door Lebensborn ongeveer dertig klinieken, tehuizen en pensions geopend. Daarvan bevonden zich er dertien in Duitsland en het geannexeerde Oostenrijk, elf in Noorwegen en de rest in België, Luxemburg, Denemarken, Frankrijk en Polen. De raciale vereisten werden geleidelijk wat verlaagd, zodat bijvoorbeeld ook Franse moeders werden toegelaten, ondanks dat zij volgens de nationaalsocialistische rassenstandaarden niet behoorden tot het ‘Noordse ras’. In Nederland werd in 1943 in Nijmegen een in beslag genomen en daarna gerenoveerd pand opgeleverd om te fungeren als kraamkliniek en kindertehuis, maar het werd nimmer in gebruik genomen. De Vries beschrijft alle vestigingen, die zich vaak bevonden in voormalige hotels, sanatoria of landhuizen in een landelijke omgeving. Vrouwen en kinderen konden hier tot rust komen, op veilige afstand van de Duitse steden die in oorlogstijd werden geteisterd door geallieerde bombardementen. Alleen al in de Duitse vestigingen werden in totaal ongeveer 8.000 geboortes geregistreerd. Niet alle kinderen in de tehuizen van Lebensborn waren hier ook daadwerkelijk geboren. Door de SS werden raciaal geschikt bevonden kinderen onder andere uit het bezette Polen geroofd om via Lebensborn te worden geadopteerd door ‘Arische’ gezinnen. Gehandicapte kinderen die in het kader van Lebensborn werden geboren, werden het slachtoffer van het nazi-euthanasieprogramma. Een voorbeeld dat de schrijver in herinnering brengt, is een jongetje met de naam Jürgen Weise dat op 5 juni 1941 werd geboren in Heim Pommern in Bad Polzin (tegenwoordig Połczyn-Zdrój in Polen). Toen geconstateerd werd dat het kind geestelijk achterbleef, werd besloten dat het naar een psychiatrische instelling moest worden doorverwezen. De leider van de kraamkliniek meldde later aan Gregor Ebner, de medisch leider van Lebensborn, dat het kind op 23 februari 1942 in Landesheilanstalt Görden was gestorven. De wrede dood van Jürgen Weise en andere geestelijk of lichamelijk beperkte kinderen was meestal het gevolg van onthouding van vocht en voedsel in combinatie met toediening van een verdovingsmiddel. In zijn boek beschrijft De Vries ook degenen die verantwoordelijk waren voor het bestuur van de organisatie en tehuizen van Lebensborn. Een opmerkelijke persoon is Inge Viermetz, wier carrière binnen de stichting begon op het kantoor van Lebensborn in München waar ze werkte als stenotypiste. Ze werkte zich in rap tempo op tot plaatsvervangend leider van de hoofdafdeling van Lebensborn, waarover ze in de praktijk de dagelijkse leiding had. Dat was in strijd met de nazi-ideologie: vrouwen waren vooral bedoeld om kinderen groot te brengen en hoorden geen hoge posities in te nemen. Volgens de schrijver moest Viermetz "over een bijzonder sterk karakter hebben beschikt in het door mannen gedomineerde Derde Rijk". Hij concludeert: "Viermetz behoorde tot de weinige uitzonderingen die erin slaagden een positie te verkrijgen – en te behouden – waarin ze op voet van gelijkheid met leden van de SS, partij- en overheidsfunctionarissen omging." De Vries beschrijft in het slothoofdstuk hoe het daders en slachtoffers na de oorlog verging, waarbij het opvalt dat de leiders van Lebensborn milde straffen kregen. Ebner verdedigde zich in Neurenberg tijdens een door de Amerikanen aangespannen rechtszaak met het argument dat het begrip ‘ras’ bij Lebensborn geen rol had gespeeld. Hij werd slechts veroordeeld voor lidmaatschap van de SS en vrijgelaten omdat zijn voorarrest lang genoeg had geduurd. Eind 1949 legde een rechtbank in München hem nog een flinke boete op plus een werkstraf en een beroepsverbod van vijf jaar. Na een clementieverzoek mocht hij zijn werk als huisarts alsnog voortzetten. Viermetz werd eveneens vrijgelaten en nadien in München vrijgesproken. Zowel de Amerikaanse als West-Duitse rechtspraak erkende niet wat De Vries wel erkent, namelijk dat de uitvoerders van Lebensborn wel degelijk (mede)schuldig waren aan nazimisdaden, zoals kinderroof en moord, verhuld als euthanasie. Zijn goed onderbouwde en rijk geïllustreerde boek, dat voorzien is van eindnoten en een bronnenlijst, geeft Lebensborn de juiste plek in de geschiedenis van het Derde Rijk. |
Beoordeling: | Zeer goed |