Titel: | Het charisma van Adolf Hitler - Hoe hij miljoenen naar de afgrond leidde |
Schrijver: | Laurence Rees |
Uitgever: | Ambo |
Uitgebracht: | 2013 |
Pagina's: | 368 |
ISBN: | 9789026325830 |
Omschrijving: |
In "Het charisma van Adolf Hitler" schetst de bekende Britse historicus en documentairemaker Laurence Rees aan de hand van vele ooggetuigenverslagen de opkomst en ondergang van een van de wreedste dictators aller tijden. De centrale vragen die hij zich hierbij stelt zijn hoe één persoon zoveel destructie kon veroorzaken en welke aspecten van zijn karakter ervoor zorgden dat zoveel mensen bereid waren hem te volgen. De auteur onderzoekt daarbij de periode vanaf Hitlers aankomst in 1913 in München tot de nederlaag van de Duitse troepen bij Stalingrad op 2 februari 1942, het keerpunt in de oorlog dat tegelijkertijd het tijdstip markeerde waarop het charismatische leiderschap van Hitler steeds meer afnam. De auteur beschrijft nauwgezet het grote scala aan politieke gebeurtenissen dat zich in deze periode heeft voorgedaan. De lezer krijgt met dit boek een prettig leesbare introductie in de opkomst van de nationaal-socialistische beweging in het Duitsland van de twintiger jaren, de machinaties waarmee ze begin dertiger jaren aan de macht wist te komen, de wijze waarop binnen de kortste keren de wankele democratie in Duitsland opzij werd geschoven en de maatregelen waarmee de partij een wurgende greep op alle maatschappelijke facetten wist te verwezenlijken. Hetzelfde geldt voor de buitenlandse politiek vanaf het moment dat het Duitse leger het Rijnland binnentrok om dat bezette gebied weer bij Duitsland te voegen. Maar het boek doet aanzienlijk meer dan slechts de historische gebeurtenissen compact weergeven. De intentie van de auteur is namelijk, zoals de titel al aangeeft, te beschrijven welke rol het charisma van Hitler in dat geheel speelde. De centrale rol is dus gereserveerd voor Adolf Hitler, waarbij de auteur aan de hand van vele citaten uit gesprekken, dagboeken, interviews en boeken van allerlei Duitse en buitenlandse hoofdrolspelers telkens in detail aangeeft wat hierbij steeds de houding van de Führer was en hoe zijn directe omgeving daarop reageerde. Op basis hiervan ontleedt hij waaruit dat charismatische leiderschap van Hitler bestond. Het woord charisma is van Griekse oorsprong en duidt op een bovennatuurlijke of goddelijke gave of deugd. De Duitse socioloog Max Weber heeft het begrip in de negentiende eeuw echter een waardevrije betekenis gegeven, die inhield dat nare en boosaardige mensen evengoed over charisma kunnen beschikken als aardige en vredelievende personen. Het begrip heeft volgens Weber ook niet langer een objectieve en universele betekenis, maar is in hoge mate subjectief en persoonlijk. Iets wat bij een persoon als Hitler duidelijk tot uiting komt, want als twee mensen hem tegelijkertijd ontmoetten kon het zo zijn dat de ene totaal in de ban van zijn persoonlijkheid kwam en de andere hem maar een armzalige schreeuwlelijk vond. Bij Weber dient een charismatisch leider een sterke roeping te hebben, die een bijna religieus gevoel bij veel mensen oproept. De volgelingen zoeken bij een charismatisch politicus niet slechts lagere belastingen, betere gezondheidszorg of andere materiële doelstellingen, maar zijn op zoek naar hoge spirituele doeleinden zoals hoop, verlossing en redding. De auteur weet in de ruim 300 pagina's die hij hiervoor uitgetrokken heeft goed tot uitdrukking te brengen wat we bij dat charismatische leiderschap moeten voorstellen, maar hij maakt het de lezer niet bepaald makkelijk. Het zou nuttig zijn geweest als Rees de omschrijving van de door Weber geïntroduceerde en sindsdien gangbare interpretatie van het begrip charisma omvattender dan een paar summier regels had weergeven. Aansluitend had hij een definitie kunnen geven van wat hij beschouwt als de centrale elementen van het charismatische leiderschap van Adolf Hitler. Een definitie waarop hij steeds bij de opeenvolgende gebeurtenissen terug had kunnen grijpen. Nu moet de lezer zich tevreden stellen met een uiterst povere omschrijving van de betekenis van charisma en krijgt de lezer pas gedurende het lezen in brokjes en beetjes een beeld van het karakter van Hitlers charismatische leiderschap. Pas op pagina 237 volgt een omschrijving die het beste aanduidt hoe het charismatisch leiderschap van Hitler in de praktijk uitpakte: "Zijn charismatisch leiderschap zat zo in elkaar dat slechts een vage aanwijzing dat hij de voorkeur gaf aan een bepaalde aanpak - ongeacht de praktische problemen bij implementatie - voldoende was om een van zijn ondergeschikten in actie te laten komen, zelfs als het ging om een lage officier als Adolf Eichmann. Zoals de latere ontwikkeling van de antisemitische politiek van de nazi's zal laten zien, was het door Hitler uitgedragen idee dat zelfs de wildste fantasieën praktisch haalbaar waren zo sterk, dat de Führer zelf niet met initiatieven hoefde te komen; anderen, die wisten naar wat voor soort wereld hij verlangde, konden het werk voor hem doen". Dat komt precies overeen met het door de historicus Ian Kershaw al geformuleerde principe van "de Führer tegemoet werken". Geen opzienbarend nieuw inzicht dus. Soortgelijke beschrijvingen komen in veelvoud in het boek voor en geven de lezer uiteindelijk wel een goed beeld hoe het charismatische leiderschap in de praktijk werkte. Toch wringt er iets. Tussen de betekenis van het begrip charisma en weten hoe Hitlers charismatisch leiderschap in de praktijk werkte, zit nog de vraag waaruit Hitlers persoonlijke charisma nu eigenlijk bestond. Rees geeft in het begin van het boek al aan dat het lastig, zo niet onmogelijk is te bepalen waaruit de haast hypnotiserende aantrekkingskracht van Hitler nu eigenlijk bestond. Vandaag de dag hebben zijn hele voorkomen en zijn redevoeringen op de toeschouwers zelfs een erg oncharismatisch effect. Rees concludeert dat we iemand alleen charismatisch vinden als we in dezelfde tijd leven en als die persoon tegemoet komt aan bepaalde behoeften. In het Duitsland van de twintiger en dertiger jaren zocht men naar een oplossing voor de werkloosheid, hongersnood en het gevoel van uitzichtloosheid. Men voelde zich vernederd door de militaire nederlaag van de Eerste Wereldoorlog en nog meer door de bepalingen van het uitzonderlijk harde Verdrag van Versailles. Er was enorme angst voor het alomtegenwoordige straatgeweld in de Duitse steden; men was onbekend met het democratische systeem en voelde zich van aanvang af door dat nieuwe systeem bedrogen; iedereen was doodsbang zijn spaargeld kwijt te raken, een angst die uiteindelijk ook uitkwam. Hitler kwam dus precies op het juiste moment, hij vertolkte precies de angsten en boosheid die er onder brede lagen van de bevolking heersten en droeg radicale oplossingen aan om aan alle ellende een einde te kunnen maken. Maar waar ligt dan de grens tussen populisme en charisma? En waarom zou dat moeten betekenen dat zovelen die charismatische persoon in zijn oorlogs- en genocideplannen volgden? Eind 1909 was de totaal berooide Adolf Hitler drie maanden lang dakloos en moest hij 's nachts soms zelfs zijn toevlucht zoeken op de banken in een van de stadsparken. Als de nachten in zijn armoedige kledij te koud werden, zocht hij zijn toevlucht in het asiel voor daklozen. Een volstrekte paria, door iedereen genegeerd. Een andere arme sloeber wist hem op een gegeven moment tot wat meer productiviteit in zijn schilderwerk aan te zetten om de karige verdiensten als sjouwer van koffers en het sneeuwruimen vanwege de vroeg ingevallen winter aan te vullen. Vanaf februari 1910 tot mei 1913, toen hij naar München vertrok, woonde Hitler in het pas geopende Männerheim, een tehuis voor armlastige en alleenstaande mannen. Terwijl zijn compagnon zijn aquarellen probeerde te verkopen, werkte Hitler in de gemeenschappelijke ruimte. Hij liet zich daar echter telkens weer door huisgenoten verleiden tot het voeren van politieke discussies, waarbij men wist dat ze steeds uitmondden in heftige tirades en woedeaanvallen, waarbij die rare schilder driftig zou gaan rondzwaaien met zijn lineaal. De redevoeringen werden voor zijn huisgenoten een terugkerende bron van vermaak. Bij herhaling bond iemand, wanneer Hitler druk aan het redetwisten was, de slippen van zijn jas aan zijn stoel vast. Een ander daagde de steeds bozer wordende schilder dan net zo lang uit tot hij woedend opsprong en zijn opponent achtervolgde, de stoel achter zich aanslepend. Tot grote hilariteit van de toeschouwers, waarvan niemand ook maar een greintje van zijn charisma bemerkte. In de vier jaar tijd dat Hitler in België als soldaat diende in het leger merkte ook niemand daar iets van zijn charisma op. Terwijl zijn dienstgenoten naar de Vlaamse meisjes en kroegen trokken, bleef Adolf alleen achter met zijn boeken en tekeningen. Hij werd net geduld binnen zijn groep, maar zijn groepsgenoten vonden hem vooral een eigenaardig en niet al te sympathiek heerschap. Toen hij het leger verliet, zwierf hij het eerste jaar weer rond in München en pakte er in eerste instantie zijn werk als kunstschilder weer op. Nog in 1920 was Hitler de paria die hij in Wenen al was, door iedereen meewarig bekeken. In september 1919 ontmoette hij kapitein Karl Mayr, hoofd van de militaire pers- en propaganda-afdeling van de generale staf van de Reichswehr in Beieren. Die verklaarde later: "In die tijd was Hitler bereid met iedereen in zee te gaan die hem vriendelijk behandelde. Hij zou net zo makkelijk voor een joodse of Franse werkgever hebben gewerkt als voor een ariër. Toen ik hem voor het eerst ontmoette, leek hij op een uitgeputte zwerfhond, op zoek naar een baasje." Het charisma was dus nog steeds ver te zoeken. De centrale vragen van Rees waren hoe één persoon zoveel destructie kon veroorzaken en welke aspecten van zijn karakter ervoor zorgden dat zoveel mensen bereid waren hem te volgen. Het eerste deel wordt overtuigend behandeld, het tweede deel blijft toch hoofdzakelijk een vraagteken. Begin 1920 trad Hitler voor het eerst op als spreker voor een groot publiek in de feestzaal van het Hofbräuhaus in München. Op 3 februari 1921 sprak hij, eveneens in München, in Zirkus Krone in een zaal die tot de nok toe was gevuld. Meer dan duizend man luisterde eerst ademloos en daarna wild begeesterd naar de jonge spreker. De rest is geschiedenis. Vanaf begin 1920 blijkt de rare snoeshaan, de dakloze, de mislukte kunstenaar en maatschappelijke outcast ineens over een enorme dosis charisma te beschikken en brengt hij steeds grotere massa's op de been. Wat is er in die twee maanden veranderd? Alle maatschappelijke onvrede waaraan Rees refereert is hetzelfde gebleven, dus daaraan kan het niet liggen. Waarom is iemand die eind 1919 nog een uitgeputte zwerfhond was, een paar maanden later ineens de mooiste rashond die men ooit heeft gezien? Dat mysterie blijft in stand, hoezeer Rees ook heeft verklaard, verduidelijkt, geciteerd en beschreven. Waarschijnlijk is niet veel dichter bij de waarheid te komen. |
Beoordeling: | Zeer goed |