Titel: | Terugkeer ongewenst |
Schrijver: | Charles Lewinsky |
Uitgever: | Signatuur |
Uitgebracht: | oktober 2012 |
Pagina's: | 447 |
ISBN: | 9789056724108 |
Omschrijving: |
Voordat de nazi’s in 1933 de macht grepen, was hij in Duitsland een gevierd acteur, toneelspeler en regisseur. In 1930 was hij nog de tegenspeler van wereldster Marlene Dietrich in de speelfilm “Der blaue Engel”. Maar na de nationaalsocialistische machtsgreep werd hij opeens op straat gezet door de Duitse filmmaatschappij Universum Film AG. Niet omdat zijn prestaties niet bevielen, maar enkel vanwege zijn afkomst. Kurt Gerron (1897-1944) was namelijk van Joodse komaf. Oorspronkelijk was Gerson zijn achternaam, maar omdat dat te Joods klonk had hij dit veranderd. Dat hij en zijn familieleden volledig verduitst waren, deed voor de nazi’s niet ter zake. Net zoals andere Joodse artiesten werd het hem verboden zich kunstzinnig te uiten voor een niet-Joods publiek. Terwijl vele andere Joodse en niet-Joodse artiesten vertrokken naar de Verenigde Staten, bleef Gerron in Europa waar hij zijn werk voortzette. Eerst in Frankrijk, daarna in Nederland. Hij kon uiteindelijk niet ontsnappen aan vervolging en belandde in februari 1944 vanuit kamp Westerbork in het “modelgetto” Theresienstadt in Tsjechië, waar hij opnieuw de kans kreeg een film te maken. In “Terugkeer ongewenst” beschrijft de Zwitserse auteur Charles Lewinski (1946), bekend van “Het lot van de familie Meijer” (2006), het verhaal van Gerrons verblijf in Theresienstadt. In deze zogenoemde “feitenroman”, een mix van feiten en fictie, laat hij de Duits-Joodse artiest zelf aan het woord. Terwijl die met zijn vrouw Olga verblijft in het getto vertelt hij over zijn jeugd, zijn ervaringen aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog en zijn artiestencarrière. Als een rode draad door het verhaal loopt de opdracht die Gerron kreeg van commandant SS-Obersturmführer Karl Rahm. Die wil dat hij een film maakt van het leven in het getto. Niet van de transporten die hiervandaan vertrekken richting vernietigingskamp Auschwitz of van de erbarmelijke levensomstandigheden in de slaapvertrekken, maar van hoe de buitenwereld het getto moet zien. Een plek waar bejaarden, veteranen uit de Eerste Wereldoorlog en A-prominenten (politici, kunstenaars, etc.), allemaal van Joodse afkomst, aangenaam vertoeven. De wereld moet misleid worden over het werkelijke lot van de Europese Joden onder nazi-heerschappij en Gerron zou daaraan met zijn film bijdragen. De opdracht van commandant Rahm stelt Gerron voor een dilemma, want meewerken aan de film staat in feite gelijk aan collaboreren. Hij verafschuwt mensen als Paul Eppstein, de door de nazi’s benoemde Joodse leider van het getto die zich verschanst in zijn kantoor en daar gehoorzaam de bevelen van de Duitsers uitvoert, maar zelf is hij eigenlijk niet heel anders. Al voor zijn deportatie naar Theresienstadt liet hij zich door de Duitsers moedwillig voor een karretje spannen. In de Joodsche Schouwburg in Amsterdam, het theater waar de Joden uit Amsterdam en omgeving verzameld werden voorafgaand aan hun deportatie, werkte hij voor de Joodsche Raad die de bezetter assisteerde bij de verwijdering van de Joden uit Nederland. En in doorgangskamp Westerbork trad hij op in het kamptheater met commandant Albert Gemmeker als toeschouwer, in de hoop dat dit hem vrijwaarde van deportatie. In feite heeft hij ook in Theresienstadt niets te kiezen, want werkt hij niet mee dan worden hij en zijn vrouw onverbiddelijk afgevoerd naar Auschwitz, zoals vele anderen vóór hen. Maar behalve uit levensbehoud wordt Gerron ook gedreven door een zekere creatieve eerzucht. Hij beseft maar al te goed dat dit zijn laatste film zal zijn en wil er daarom een meesterwerk van maken. Alles wordt uit de kast gehaald om de waarheid te verhullen. Het getto wordt omgetoverd tot een heuse stad, waar geld wordt uitgegeven, koffie wordt gedronken en in het theater wordt opgetreden. Mistroostige gevangenen veranderen in vrolijke en hard werkende landarbeiders of ambachtslieden. De minst magere gettobewoners moeten zich in badpak hijsen en een frisse duik in de rivier nemen, terwijl anderen fanatiek een voetbalwedstrijd spelen. Het doet zelfs Gerron de werkelijkheid haast vergeten, maar hij kan de realiteit niet ontvluchten. Nog tijdens de opnamen worden er mensen afgevoerd naar Auschwitz en de “grote” regisseur hoeft zelf maar iets verkeerds te doen of commandant Rahm doet met hem en zijn vrouw hetzelfde. Kurt Gerron leren we in dit boek kennen als een eerzuchtige man die worstelt met zijn ondergang als populair artiest. Het spijt hem dat hij niet eerder de kans gegrepen heeft om te vluchten naar de Verenigde Staten. In de miserabele omstandigheden waaronder hij verkeert, droomt hij ervan om in Hollywood aan de rand van een zwembad te zitten. Zijn herinneringen zijn alles wat hij nog heeft en daarom keert hij in gedachten voortdurend terug naar het verleden. Bijvoorbeeld naar de poppenkastvoorstelling die hij als kind bijwoonde, waarin de grootmoeder werd achtervolgd door de krokodil. Het hardhorende omaatje hoorde de waarschuwingen van de kinderen niet en keek telkens in de verkeerde richting als ze om zich heen keek. De kleine Kurt voelde zich superieur, want hij zou de krokodil zeker wel op tijd hebben gezien en dan Jan Klaassen hebben geroepen, die met zijn knuppel op de kop van het beest zou slaan. Maar nu, in Theresienstadt, blijkt dat hij net zo onoplettend is geweest als de grootmoeder. Hij zag immers, alle signalen en waarschuwingen ten spijt, niet welk lot mensen als hij te wachten stond onder naziheerschappij. De film van Gerron werd uiteindelijk uitgebracht onder de titel “Theresienstadt: Ein Dokumentarfilm aus dem jüdischen Siedlungsgebiet” met als ondertitel “De Führer schenkt de Joden een stad”. Vanwege het verloop van de oorlog zou de film slechts enkele keren vertoond worden. Gerron zelf maakte dat niet meer mee, want hij en zijn vrouw werden in oktober 1944 in Auschwitz vermoord. Hij liet zijn artistieke werk na, maar hetgeen hij meemaakte tijdens de oorlog heeft hij nooit kunnen overdragen aan een publiek. Dat doet Lewinsky met dit boek voor hem en op grandioze wijze. Natuurlijk, het boek is geen exacte weergave van de werkelijkheid en voor een groot deel verzonnen. Lewinsky doet echter wat een historicus met betrekking tot deze persoon niet zou kunnen en dat is hem tot leven wekken als mens, niet als historisch persoon. Het boek is daarin enigszins vergelijkbaar met “De Welwillenden” van Jonathan Littell. Waar Littell de lezer meeneemt in de gedachtewereld van een SS-officier, schrijft Lewinsky vanuit het perspectief van een prominent slachtoffer. Hij brengt daarmee een groots en artistiek eerbetoon dat Kurt Gerron verdient. |
Beoordeling: | Zeer goed |