Titel: | Bloedlanden - Europa tussen Hitler en Stalin |
Schrijver: | Timothy Snyder |
Uitgever: | Ambo |
Uitgebracht: | januari 2011 |
Pagina's: | 639 |
ISBN: | 9789026321207 |
Omschrijving: |
In het midden van de 20e eeuw werden door de nazi’s en het Sovjetregime in twaalf jaar tijd veertien miljoen mensen vermoord in het gebied dat de Amerikaanse historicus en hoogleraar Timothy Snyder in zijn nieuwste boek aanduidt als de bloedlanden. Het gebied omvat het grootste deel van Polen, het westen van Rusland, Wit-Rusland, Oekraïne en de Baltische staten en was het toneel van onder meer Stalins Grote Zuivering en Hitlers Holocaust. Al deze landen kregen in korte tijd te maken met de terreur van beide regimes. Oekraïne is een treffend voorbeeld. In de jaren 1932-1933 stierven hier 2,5 tot 3,9 miljoen mensen als gevolg van een hongersnood die werd veroorzaakt door de door Stalin doorgevoerde collectivisering van de landbouw en zijn beleid van uithongering om elk verzet daartegen de kop in te drukken. Het paranoïde karakter van de Sovjetdictator sloeg opnieuw toe in de periode 1936-1938, toen hij tijdens de Grote Terreur vermeende tegenstanders van zijn politiek (met name Koelakken en nationalisten) liet executeren. Van alle Sovjetstaten werd Oekraïne het zwaarst getroffen door de Grote Terreur; van de 681.692 geregistreerde doodvonnissen werden er 123.421 uitgevoerd in het land. In 1941 begon het moorden aan een nieuw hoofdstuk toen het Duitse leger de Sovjet-Unie binnenviel. Einsatzgruppe C rukte op in Oekraïne en richtte bloedbaden aan die de Joodse bevolking het meest troffen; in Kiev werden in het ravijn Babi Jar bijvoorbeeld 33.771 Joden omgebracht. De overige bevolking kreeg ook onder de Duitse bezetting te maken met hongersnood, want door een deel van de populatie uit te hongeren wilden de nazi’s ruimte scheppen voor Duitse kolonisten. Met het einde van de oorlog kwam aan de ellende van Oekraïne nog geen eind; tussen 1944 en 1946 werden door het Sovjetregime bijvoorbeeld 182.543 Oekraïners gedeporteerd naar de Goelag, enkel omdat ze familie of kennissen waren van Oekraïense nationalisten. In Snyders boek spelen slachtofferaantallen een belangrijke rol, want die zijn nodig om de massamoorden in Midden-Europa in perspectief te plaatsen. Over aantallen en doodsoorzaken bestaan in de westerse wereld namelijk veel misverstanden die Snyder rechtzet. Zo staan de concentratiekampen centraal in onze beleving van de Holocaust, maar in werkelijkheid is de overgrote meerderheid van de Joden die gedood werden door de nazi’s zelfs nooit in de buurt van een concentratiekamp geweest; ze werden geëxecuteerd in de open lucht, vergast in gaswagens of afgevoerd naar vernietigingskampen (die niet bestemd waren voor langdurige concentratie, maar voor directe vernietiging). Ook Auschwitz als hét middelpunt van massamoord is volgens Snyder misleidend. Weliswaar kwam één op de zes van de door de nazi’s vermoorde Joden hier om het leven, maar het betrof vooral westerse Joden; de grootste Joodse gemeenschappen van Europa onder Duitse bezetting, uit Polen en de Sovjet-Unie, waren al voor een groot deel uitgeroeid voordat Auschwitz ging fungeren als vernietigingscentrum. Toen in het voorjaar van 1943 de gaskamers in Auschwitz voor het eerst op grote schaal in gebruik waren, was driekwart van de Joden die tijdens de Holocaust zouden worden vermoord, al dood. Ruim negentig procent van de mensen die opzettelijk gedood werden door het nazi- en Sovjetregime was al vermoord vóór Auschwitz. Dat gebeurde in de bloedlanden, vaker door de kogel dan door vergassing. Lezers die goed op de hoogte zijn van deze materie wisten dit al, maar anderen moeten hun beeld van de massamoorden van de 20e eeuw dus in ander, minder westers perspectief plaatsen. Snyder beschrijft de massamoorden van de Sovjet-Unie en nazi-Duitsland niet enkel gezamenlijk omdat ze dezelfde landen en bevolkingen troffen, maar ook omdat hij een onderlinge relatie waarneemt. Het duidelijkste voorbeeld daarvan is Polen, dat in september 1939 vanuit het westen werd opgeslokt door Duitsland en vanuit het oosten door de Sovjet-Unie, nadat de dictaturen het gezamenlijke buurland in het Molotov-Ribbentroppact onderling hadden verdeeld. De misdaden die volgden waren aan beide kanten van de Molotov-Ribbentroplinie, de grens tussen de bezettingszones, vergelijkbaar; zowel de Duitse politie- en veiligheidsdiensten als die van de Sovjet-Unie richtten bloedbaden aan onder de Poolse elite met aan de Sovjetkant de massamoord van Katyn als tragisch dieptepunt. Maar vaker nog was de onderlinge relatie tussen de misdaden van beide totalitaire regimes niet het gevolg van een onderlinge overeenkomst, maar een kwestie van wat Snyder agressieve medeplichtigheid noemt. Daarvan was bijvoorbeeld sprake gedurende de Poolse opstand in Warschau in 1944. Stalin had de Polen aangemoedigd om de wapens op te nemen tegen de Duitsers, maar toen de strijd om de Poolse hoofdstad losbarstte, verzuimde hij om het Poolse verzetsleger te steunen. Het kwam Stalin wel goed uit dat gedurende de uitbarsting van geweld veel Poolse nationalistische strijders het leven lieten, want dan konden ze ook geen bedreiging meer vormen voor de latere Sovjetbezetting. De Duitsers maakten op hun beurt ook gebruik van de misdaden van de Sovjet-Unie. Tijdens het oprukken in de Sovjetstaten werden in de gevangenissen van de Sovjetveiligheidsdienst, de NKVD, herhaaldelijk de lijken aangetroffen van kort daarvoor geëxecuteerde Sovjetgevangenen. Deze moorden konden door de Duitsers gebruikt worden als excuus voor nieuwe moorden; de autochtone bevolking – die de komst van de Duitsers als een bevrijding van de Sovjetoverheersing ervoer – werd aangezet tot pogroms tegen de Joden, die werden aangewezen als de schuldigen aan de moorden door de NKVD. Werkelijk nieuwe, nog niet eerder beschreven informatie geeft Snyder niet, maar de wijze waarop hij de massamoorden van beide dictaturen met elkaar vergelijkt en verbanden aanwijst is grensverleggend. Meestal wordt de Holocaust, en dan in het bijzonder Auschwitz, als het middelpunt van massamoord in de 20e eeuw neergezet en afzonderlijk behandeld. Hoewel de systematische massamoord op de Joden in gaskamers uniek is in de geschiedenis, is het lot van de Joden niet uitzonderlijk; het lot van een Oekraïense familie tijdens de door Stalin moedwillig veroorzaakte hongersnood van 1933-1934 was niet minder droevig dan dat van een Joodse familie in het getto van Lublin tijdens de Duitse bezetting. Snyder maakt geen ranglijst van massamoorden, maar beschrijft hoezeer de massamoorden van de Sovjet-Unie en nazi-Duitsland met elkaar samenhangen en hoe ze de geschiedenis van Midden-Europa bepaalden. Het cijfermateriaal dat hij daarvoor gebruikt is even gruwelijk als overtuigend, maar hij weet de lezer nog het meest te raken wanneer hij de grote geschiedenislijnen duidt aan de hand van praktijkvoorbeelden. Wanneer hij schrijft over een Oekraïense kindertehuis waar de uitgehongerde kinderen probeerden een leeftijdsgenootje op te eten, wordt de gruwel van de miljoenen hongerdoden pas echt duidelijk. Soms geeft hij de enorme dodenaantallen een gezicht door de persoonlijke tragedie van één slachtoffer te belichten, maar dat had hij vaker mogen doen. Zeker de laatste hoofdstukken, onder andere over de naoorlogse etnische zuiveringen, missen de overtuigingskracht die in bijvoorbeeld het hoofdstuk over de Sovjethongersnoden wel zo duidelijk aanwezig is dankzij de praktijkvoorbeelden en persoonlijke geschiedenissen. Snyders laatste hoofdstuk over het Stalinistisch antisemitisme had minder uitgebreid gekund, aangezien het aantal dodelijke slachtoffers in geen enkele verhouding staat met de eerder behandelde tragedies. Slechts een handvol Joden vond in de naoorlogse Sovjet-Unie de dood omdat ze ervan verdacht werden dat ze agenten waren van de Verenigde Staten en Israël. Ter afsluiting is het onderwerp echter wel van nut, omdat het verklaart waarom het zo lang heeft geduurd voordat een boek als dit geschreven werd. Aan beide kanten van het IJzeren Gordijn is de geschiedenis van de Europese massamoorden van de 20e eeuw altijd vanuit een ander perspectief bezien. Stalin en zijn opvolgers legden niet de nadruk op de Joden als afzonderlijke slachtoffers van de Holocaust, maar op Sovjetburgers als slachtoffers van het nazisme in het algemeen. Joden die erkenning vroegen voor hun leed als afzonderlijke bevolkingsgroep werden als verdacht beschouwd; ze kwamen hiermee immers op voor hun eigen identiteit en niet voor het collectief. Tegelijkertijd werden de Sovjetmisdaden verzwegen; pas in 1990 werd erkend dat de massamoord in Katyn was uitgevoerd in opdracht van Stalin. Aan onze kant van het IJzeren Gordijn kregen juist de concentratiekampen en de Holocaust de meeste aandacht. Auschwitz en de concentratiekampen in Duitsland groeiden uit tot de symbolen van massamoord, terwijl het merendeel van de slachtoffers van de massamoorden van de 20e eeuw buiten het prikkeldraad van deze kampen vielen. Voor de misdaden die plaatsvonden in onbekende oorden ver buiten de westerse invloedsfeer was weinig oog. Met het beëindigen van de Koude Oorlog ontstond er meer openheid en kregen historici toegang tot de archieven die gegevens bevatten over de massamoorden in het Oosten. Toen pas was het echt mogelijk om de massamoorden vanuit een breder perspectief te bezien. Het belangrijkste onderzoek van de afgelopen jaren is nu door Snyder voor een brede doelgroep inzichtelijk gemaakt. Vanwege het gruwelijke onderwerp is zijn boek niet aangenaam om te lezen, maar voor de geïnteresseerden in de geschiedenis van de conflicten van de 20e eeuw is het wel belangrijke stof. Het verruimen van onze nog te eenzijdige blik is een noodzakelijke stap in het beter kunnen begrijpen van de geschiedenis van de 20e-eeuwse Europese massamoorden. |
Beoordeling: | Zeer goed |