De China-Herdenkingsmunt werd op 10 mei 1901 ingesteld door Keizer Wilhelm II. De medaille werd ingesteld ter herdenking van de inzet met betrekking tot de zogenaamde Boxers-opstand in Noord-China tussen 1899 en 1902. Bij een opstand door zogenaamde Boxers, besloten Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Verenigde Staten, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Italië, Japan en Rusland gezamenlijk in te grijpen ter bescherming van hun belangen in China. De landen zonden een 150.000 man grote legermacht onder bevel van Feldmarshall Graf von Waldersee om de opstand neer te slaan. Op 14 augustus 1900 bereikte de legermacht Peking en op 7 september 1901 werd een vredesverdrag met China gesloten.
De Duitse China-Denkmünze werd toegekend aan de Duitse deelnemers aan de Internationale strijdmacht.
Om voor toekenning in aanmerking te komen diende men tussen 30 mei 1900 en 29 juni 1901 in China te zijn geweest.
Er werden twee 'klassen' gemaakt, een bronzen voor personen die aan de strijd hadden deelgenomen (combattanten) en een stalen voor diegenen die niet aan de strijd deelnamen (non-combattanten).
De beeltenis was voor beide penningen hetzelfde, een adelaar die de Chinese draak bedwingt. De achterzijde verschilt echter. Op de bronzen medaille staat de tekst "DEN SIEGREICHEN STREITERN 1900 CHINA 1901" rond het gekroonde monogram van de keizer. Bij de stalen medaille staat dezelfde beeltenis op de achterzijde, echter met de tekst "VERDIENST UM DIE EXPEDITION NACH CHINA". Bij beide siert aan beide kanten om de rand een lauwerkrans. De medaille is 32.6 mm breed en 35.1 mm hoog en werd gedragen aan een lint met gele centrale band en links en rechts zwart-wit-rode en witte biezen.
Hoewel de onderscheiding bedoeld was voor Duitse onderdanen, kon deze ook toegekend worden aan niet Chinese buitenlanders die aan Duitse eenheden waren toegewezen of deze bij stonden.