Het WA-sportsingine werd in 1941 ingesteld en verleend in twee klassen: Brons en zilver. Elke versie had haar eigen eisenpakket.
Om in aanmerking te komen voor het WA-sportinsigne moest de weerman de volgende onderdelen met succes behalen:
Verspringen, Hoogspringen, Kogelstoten, Polstokverspringen, 100- en 1500m hardlopen, Slingerbal, 30km afstandsmars, 100m zwemmen (75m borstslag, 25m rugslag) en tenslotte ter vervanging van het zwemonderdeel: 60km wielrennen.
Deelnemers worden in vier leetijdsgroepen ingedeeld; Groep 1: 18 t/m 30 jaar, Groep 2: 30 t/m 35 jaar, Groep 3: 35 t/m 40 jaar en Groep 4: 40 t/m 50 jaar. Voor elk van de deelnemersgroep werden andere eisen per onderdeel gehanteerd.
Hoogspringen
Groep 1: 1.35m
Groep 2: 1.35m
Groep 3: 1.30m
Groep 4: 1.24m
Verspringen
Groep 1: 4.50m
Groep 2: 4.25m
Groep 3: 4.00m
Groep 4: 3.75m
Kogelstoten:
Voor alle groepen: 7m
Polsstokverspringen:
Groep 1: 6.00m
Groep 2: 5.75m
Groep 3: 5.50m
Groep 4: 5.25m
100m hardlopen:
Groep 1: 14 sec.
Groep 2: 14,5 sec.
Groep 3: 15 sec.
Groep 4: 16 sec.
1500m:
Groep 1: 6 min.
Groep 2: 6 1/2 min.
Groep 3: 7 min.
Groep 4: 8 min.
Slingerbal:
Groep 1: 35m
Groep 2, 3, 4: 30m
30km afstandsmars:
Alle groepen moeten in goede conditie de mars volbrengen.
100m zwemmen (75m borstslag, 25m rugslag):
Groep 1: 2 min. 15 sec.
Groep 2: 2 min. 20 sec.
Groep 3: 2 min. 30 sec.
Groep 4: 2 min. 40 sec.
60km wielrennen (in geval het zwemonderdeel onmogelijk is):
Alle groepen moeten in goede conditie en binnen vier uur de afstand hebben volbracht.
De proeven moet jaarlijks worden herhaald om het recht tot het dragen van het kenteken te behouden.
Herziende eisen vanaf zomer 1944
In de zomer van 1944 werden de herziende eisen voor het WA-Sportinsigne ingevoerd, om een betere aanduiding te geven tussen de verschillen van het WA-Sportinsigne en het WA-Weersportdraagteken.
Een aantal onderdelen werden in keuzenummers gegroepeerd:
I: 100 en 400m hardlopen
II: 1500 en 300m hardlopen
III: Verspringen met aanloop en Polsstokverspringen
IV: Kogelstoten (7,26kg), speerwerpen (800 gr.), discuswerpen (2kg) en slingerbalwerpen (1,5 t/m 2 kg).
De onderdelen hoogspringen met aanloop en handgranaatwerpen waren nieuwe onderdelen die de weerman moest doorlopen.
Voor een exacte weergave mbt de eisen verdeeld over de leeftijdsgroepen en de twee versies (brons, verzilverd) zie hier.
De eisen gesteld aan het sportinsinge bepalen zich tot de lichamelijke geoefenheid van de weerman; het weerspordraagtreken brengt meer de militaire bekwaamheden van de weerman naar voren.
De vaardigheidsproeven voor het sportinsigne werden in de verschilende Heerbannen afgenomen, de aanvullende proeven voor het weersportdraagtreken konden alleen worden afgelegd op de Kaderschool te Oud-Leusden.
Het WA-Sportinsigne moest ingeleverd worden als de weerman de aanvullende eisen voor de WA-Weersportdraagteken heeft behaald.
Het sportinsigne mocht alleen gedragen worden op het uniform, of op het zwarte hemd.
De proeven voor het sportinsigne moeten worden verdeeld over 2 avonden of over een gehele dag (dit met het oog op de loopnummers). De proeven werden in de maand augustus en zo nodig in de 2e helft van juli afgenomen.
De proeven kunnen worden afgelegd door de leden der W.A., de politieke organisatie, Germaansche SS, N.J.S., en alle nevenorganisaties. Verder Politie, Brandweer, N.A.D., Landwacht ezn., mits men de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. De weerman kan per formulier zichzelf aanmelden om aan de proeven deel te nemen. Dit formulier was te verkrijgen op het Heerbankwartier of het Stafkwartier.