Het Schützenschnur werd als eerste ingesteld op 29 juni 1936 door het Oberkommando des Heeres voor de Heer en bestond in aanleg uit vier graden (Stufe 1-4). Het was bedoeld voor Infanteristen bij Infanterie, Bergtroepen, Gemotoriseerde Infanterie, Parachutisten enz. en voor Artilleristen.
Op 17 oktober 1938 werd de tweede versie ingsteld, dit keer bestaande uit 12 graden voor Infanteristen, Artilleristen en Pantser bemanning.
Het snoer was bedoeld ter erkenning van de kunst in het schieten met geweer, lichte machinegeweer, zware machinegeweer, pantserafweergeschut, 2 cm luchtafweer, maar ook voor het schieten met infanterie-, artillerie- en pantsergeschut. Het snoer was opgebouwd uit gelvochten aluminiumdraad met aan de bovenzijde aan plaquette die varieerde voor het legeronderdeel waar de snoer voor bedoeld was. He snoer was alleen bedoeld voor soldaten en onderofficieren en mocht gedragen worden op alle uniformen, behalve het gevechtsuniform. Officieren konden geen snoer ontvangen en mochten deze niet dragen.