Het Bandenkampfabzeichen werd op 30 januari 1944 door Adolf Hitler ingesteld. De instelling was vooral bedoeld als Dapperheids- en Dienstonderscheiding voor de SS en de Polizei.
Naarmate de Duitse bezetting van grote delen van Europa voortduurde, ontstond er langzaam aan een groeiend verzet tegen deze bezetting. Naar het einde van de Tweede Wereldoorlog groeide vooral de activiteiten van diverse Partizanenorganisaties en vele sabotageacties. Deze activiteiten werden steeds meer gecoördineerd. Vooral in landen als Polen, Joegoslavië, Frankrijk, Griekenland en de Sovjet-Unie werden meer en meer Duitse troepen gebonden aan een strijd tegen het verzet. Vooral eenheden van de SS en de Polizei werden ingezet om de bevoorradingsroutes naar de reguliere troepen te beschermen tegen deze sabotage acties.
De overweldigende eindeloosheid van het bezette gebied in de Sovjet-Unie leverde een extra probleem op. Hier konden in de loop der tijd Partizanen zich verenigen tot georganiseerde eenheden, die zelfs het formaat van een Divisie konden aannemen.
Het mag duidelijk zijn dat de strijd tegen deze Partizanen zich ging ontwikkelen tot een oorlog binnen een oorlog en steeds grotere groepen Duitse eenheden moesten worden ingezet. Rond het begin van 1944 kan worden gesteld dat in het gehele bezette gebied zeker tussen de 500.000 en 1.000.000 Partizanen de strijd aan hadden gebonden met de Duitse bezetter. Om de felheid van deze strijd te erkennen werd dan ook het Bandenkampfabzeichen ingesteld en opengesteld voor alle manschappen, ongeacht rang of stand die waren betrokken bij eenheden die de Partizanen moesten bestrijden. Ook leden van eenheden van niet Duitse afkomst zoals de Ostvölker konden voor de onderscheiding in aanmerking komen.
Het Bandenkampfabzeichen werd ingesteld met drie graden (zgn. Stufen,); Brons, Zilver en Goud.
Verlening vond plaats na een bepaald aantal gevechtsdagen. Onder een gevechtsdag werd een dag verstaan waarop daadwerkelijk contact plaatsvond met Partizanen eenheden. DE verlening kon plaatsvinden met terugwerkende kracht tot 1 januari 1943. Dagen met nabije gevechten (hand- tot handgevechten) konden hierbij zowel worden meegeteld voor het Bandenkampfabzeichen en voor de Nahkampfspange. Zo ook kon een dag waarop een tank in dienst van de Partizanen werd vernietigd worden meegeteld bij zowel het Bandenkampfabzeichen als het Panzervernichtigungsabzeichen. Het Bandenkampfabzeichen kon voorts ook postuum worden toegekend.
Aan de basis van de onderscheiding bevindt zich een doodshoofd met gekruiste beenderen. Het doodshoofd wordt als het ware doorkliefd door een zwaard welke is getooid met Hakenkruisvormig zonnnewiel. Rond het zwaard kronkelt een vijfkoppige slang, voorstellen de Hydra uit de Griekse mythologie. Het geheel bevindt zich binnen een krans van eikenbladeren. Het basismateriaal wordt gevormd door zink en komt voor in twee typen, hol en solide. De holle versie komt voor met een dunne speldachtige pin of een brede pin, met of zonder diverse doorboringen. De afwerking kan voorkomen in diverse variaties in fijnheid.
De speld werd afgegeven in een donker groen doosje en wit satijnen vulling. Het hoorde te worden gedragen op de linker borstzak, onder de plaats van het EK I.