De torpedoboten van de La Melpomène-klasse, werden kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog afgeleverd aan de Franse Marine Nationale. Gebouwd als torpedoboten deden deze schepen voornamelijk dienst als escortejagers. Tijdens de Tweede Wereldoorlog deden schepen uit deze klasse dienst bij de Vichy Marine Nationale de l´Armistice, de Vrije Franse Forces Navales Françaises Libres, de Duitse Kriegsmarine, de Italiaanse Regia Marina, de Britse Royal Navy en zelfs de Nederlandse Koninklijke Marine. Zeven van de twaalf schepen gingen tijdens de oorlog verloren.
La Melpomène (1935) HMS La Melpoméne (H56) |
13 december 1933: kiellegging 24 januari 1935: tewaterlating 20 augustus 1935: aflevering 27 januari 1937: in dienst 6 juli 1940: Royal Navy 31 augustus 1940: Forces Navales Françaises Libres 15 mei 1950: verkocht voor sloop |
La Flore (1935) HMS La Flore (H63) |
26 maart 1934: kiellegging 4 mei 1935: tewaterlating 20 december 1935: aflevering 27 januari 1937: in dienst 3 juli 1940: Royal Navy 31 augustus 1940: Forces Navales Françaises Libres 31 augustus 1950: verkocht voor sloop |
La Pomone (1935) FR.42 (1942) TA.10 (1943) |
22 november 1933: kiellegging 25 januari 1935: tewaterlating 1 augustus 1935: aflevering 27 januari 1937: in dienst 8 december 1942: Regia Marina 6 april 1943: Kriegsmarine 27 september 1943: gezonken |
L'Iphigénie (1935) FR.43 (1942) TA.11 (1943) |
14 december 1933: kiellegging 18 april 1935: tewaterlating 1 december 1935: aflevering 27 jabnuari 1937; in dienst 8 december 1942: Regia Marina 6 april 1943: Kriegsmarine 10 september 1943: gezonken |
La Bayonnaise (1936) FR.44 (1942) TA.13 (1943) |
18 oktober 1934: kiellegging 28 januari 1936: tewaterlating 15 november 1936: aflevering 1 juli 1938: in dienst 27 november 1942: gezonken 28 april 1943; Regia Marina april 1943: Kriegsmarine 23 augustus 1944: gezonken |
La Cordelière (1936) HMS La Cordelière (H25) |
16 augustus 1934: kiellegging 2 september 1936: tewaterlating 15 september 1936: aflevering 11 januari 1938: in dienst 3 juli 1940: Royal Navy 31 augustus 1940: Forces Navales Françaises Libres 17 februari 1950: verkocht voor sloop |
L'Incomprise (1936) HMS L'Incomprise (H47) |
20 oktober 1934: kiellegging 14 april 1937: tewaterlating 1 juli 1937: aflevering 3 mei 1938: in dienst 3 juli 1940: Royal Navy 31 augustus 1940: Forces Navales Françaises Libres 31 augustus 1950: verkocht voor sloop |
La Poursuivante (1936) |
13 augustus 1934: kiellegging 3 augustus 1936: tewaterlating 1 september 1936: aflevering 3 december 1937: in dienst 27 november 1942: gezonken |
Bombarde (1936) FR.41 (1942) TA.9 (1943) |
12 februari 1935: kiellegging 23 maart 1936: tewaterlating 15 augustus 1936: aflevering 16 augustus 1937 in dienst 8 december 1942: Regia Marine 6 april 1943: Kriegsmarine 23 augustus 1944: gezonken |
Branlebas (1937) HMS Branlebas (1940) |
27 augustus 1934: kiellegging 12 april 1937: tewaterlating 1 mei 1937: aflevering 3 mei 1938: in dienst 3 juli 1940: Royal Navy 14 december 1940: gestrand |
Bouclier (1937) HMS Bouclier (H20) Hr. Ms. Bouclier (H20) |
18 oktober 1934: kiellegging 10 augustus 1937: tewaterlating 15 oktober 1937: aflevering 1 oktober 1938: in dienst 3 juli 1940: Royal Navy 31 augustus 1940: Koninklijke Marine 12 januari 1941: Forces Navales Françaises Libres 31 augustus 1950: verkocht voor sloop |
Baliste (1937) FR.45 (1942) TA.12 (1943) |
21 september 1934: kiellegging 17 maart 1937: tewaterlating 1 januari 1937: aflevering 27 juni 1938: in dienst 27 november 1942: afgezonken 13 mei 1943: Regia Marina 9 september 1943: Kriegsmarine 22 augustus 1943: gezonken |
De La Melpomène-klasse schepen werden in twee rondes besteld, acht schepen in 1931 en vier schepen in 1932. Op basis van hun waterverplaatsing, werd de klasse veelal gerangschikt als torpedoboten, terwijl ze in gebruik werden gezien als lichte torpedobootjagers of ook wel escortejagers. Door hun grote wendbaarheid maar slechte stabiliteit en even slechte zeewaardigheid, waren ze vooral geschikt als patrouillevaartuigen en escortevaartuigen in kustwateren. Het ontwerp zelf was bedoeld als escortevaartuigen voor dienst in de Middellandse Zee.[1][2]
De ruim 80 meter lange schepen hadden met hun standaard 680 ton en maximaal 895 ton waterverplaatsing een diepgang van gemiddeld 3,10 meter. De twee sets Parsons of Rateau-Bretagne geschakelde stoomturbines en twee Indret boilers, konden met hun 22.000 pk een snelheid van 34,5 knopen (63 km/u) genereren en met 170 ton olie kon bij 20 knopen (37 km/u) een afstand van 1.852 km worden afgelegd. De 105 bemanningsleden hadden de beschikking over twee stuks 100 mm / 45 M1932 geschut, waarvan er één op het voorschip en één op het achterschip was gesitueerd. Aanvullend waren twee dubbele 13,2 mm machinegeweren en een torpedolanceerinstallatie met twee 550 mm torpedolanceerbuizen aangebracht. Een rek met dieptebommen was geïnstalleerd om aanvallen op onderzeeboten te kunnen ondernemen. Deze bewapening was afwijkend van de oorspronkelijke plannen waarbij twee stuks 75 mm geschut en vier 400 mm torpedolanceerbuizen waren voorzien.[3][4][5]
Na hun indienststelling werden de schepen uit deze klasse verdeeld over de 11e Torpedobootdivisie in Duinkerke (Branlebas, La Cordelière, L'Incomprise), de 12e Torpedobootdivisie in Bizerte (Bombarde, L'Iphigénie, La Pomone), de 13e Torpedobootdivisie in Toulon (La Baliste, La Bayonnaise, La Poursuivante) en de 14e Torpedobootdivisie in Lorient (Bouclier, La Flore, La Melpomène).[6]
Na de strijd in Frankrijk in mei en juni 1940, werden op 3 juli 1940 de La Melpomène (1935), La Flore (1935), L'Incomprise (1936), La Cordelière (1936), Bouclier (1937) en Branlebas (1937) door de Britten in beslag genomen en aanvankelijk ondergebracht bij de Royal Navy. In september van datzelfde jaar werden deze schepen, behalve de Bouclier, overgedragen aan de Forces Navales Françaises Libres van de Vrije Fransen. De Bouclier zou als Hr. Ms. Bouclier (1940) van 31 augustus 1940 tot 12 januari 1941 dienst doen bij de Nederlandse Koninklijke Marina, waarna het schip alsnog overging naar de Vrije Fransen. In 1941 werd op de Branlebas, opererend bij de marine van de Vrije Fransen, een tweetal 40 mm / 39 pom-pom luchtafweergeschut geplaatst. De La Melpomène, La Flore, La Cordelière, L'Incomprise en Bouclier ontvingen in 1943, eveneens in dienst van de Vrije Fransen, drie stuks 40 mm / 39 pom-pom en twee stuks 20 mm / 70 Oerlikon luchtafweer, waarbij het achterste stuk 100 mm geschut werd verwijderd.[7]
Zes schepen, Bombarde (1936), L'Iphigénie (1935), La Pomone (1935), La Bayonnaise (1936), Baliste (1937) en La Poursuivante (1936), vielen via in beslagname door de Duitsers of direct in handen van de Italianen, die hiervan vijf stuks in gebruik nam als escortevaartuig. Toen de Italianen overstapten naar het geallieerde kamp, nam in 1943 de Kriegsmarine deze vijf schepen in gebruik als escortevaartuig. Hierbij werden de torpedolanceerbuizen verwijderd, radar geïnstalleerd en als luchtafweer twee stuks 37 mm, een vierling 20 mm en tien stuks enkele 20 mm luchtafweergeschut geplaatst.[8][9]
Van de schepen in Italiaans/Duitse dienst overleefde geen enkel schip de Tweede Wereldoorlog. Van de overige schepen haalden vijf schepen het einde van de oorlog en werden allen in 1950 gesloopt.[10]
Klasse: | La Melpomène-klasse (1935) |
Aantal in klasse: |
12 |
Land: |
Frankrijk |
Type: |
Torpedoboot |
Waterverplaatsing: |
610 ton standaard 834 ton beladen |
Lengte: |
80,70 meter |
Breedte: |
7,96 meter |
Diepgang: |
3,07 meter |
Aandrijving: |
2x Parsons of Rateau-Bretagne
geschakelde stoomturbines 2x Indret Boilers 22.000 shp (16.000 kW) 2 schachten 170 ton dieselolie |
Snelheid: |
34,5 knopen (63,9 km/u) |
Bereik: |
1.852 km bij 20 knopen (37 km/u) |
Bewapening: |
2x1 100 mm / 45 M1932 geschut 2x2 13,2 mm machinegeweren 1x2 550 mm torpedolanceerbuizen 1x1 rails voor dieptebommen (10 stuks) |
Bemanning: |
105 |