“Niet de ‘geest in de Beweging’ bepaalt de activiteit van de Vorming, het is juist anders om: De Vorming dient de geest in de Beweging te bepalen.”[1] Dit citaat uit een Voorschrift voor de vormingsperiode illustreerde het belang van de vorming voor de NSB.
Vorming en scholing zijn belangrijk voor politieke partijen. Daarmee wordt leden de beginselen van de politieke overtuiging bijgebracht en krijgen kaderleden training in het politieke handwerk. Ook de NSB besteedde veel tijd en energie in het trainen van haar leden. Daarin ging zij vrij ver: leden waren min of meer verplicht de vormingsactiviteiten bij te wonen.
Dit artikel beschrijft de historische ontwikkeling van de NSB-vorming. In de eerste jaren was de toon van de vorming nog gematigd. Dat was achter de schermen wel anders: vormingsleider Van Duyl repte in 1937 bijvoorbeeld in een brief over “de Joden-troep”,[2] terwijl de toon in het vormingsblad nog niet openlijk antisemitisch was. De NSB-propagandakrant Volk en Vaderland was dat in die tijd al wel.[3] Dit artikel wil een indruk geven over wat leden en buitenstaanders over de vorming van de zwarte kameraden konden weten. Daarom zijn vooral de NSB-publicaties gebruikt.
De eerste vormingsleider was dominee Gerrit van Duyl. In de beginjaren bestond de vorming voornamelijk uit spreekbeurten in het land. Van Duyl werd gezien als één van de beste sprekers van de Musserts beweging en wist de zwarte kameraden te enthousiasmeren met zijn toespraken. In juni 1936 verscheen het eerste nummer van het maandblad Vorming. Hiermee kreeg de scholing van de NSB-leden meer richting.
De vormingsleider, tevens hoofdredacteur, liet geen misverstand bestaan over de verlangde inzet van de zwarte kameraden:
“Het leven mag en kan niet stil staan, van een enkeling, evenmin al van een Volk. Wie leeft om gepensioneerd te worden, of om zijn koetjes op het droge te krijgen, doet beter zich een kamer te huren in het één of andere museum. Deze geestelijke gesteldheid is slechts waard om veracht te worden en ik zeg U, dat er in het huidige Nederland bijzonder veel te verachten is. Daarom heeft het Nationaal-Socialisme bij ons zulk een bitter harden strijd te voeren en moet het optornen tegen al die vestinkjes, welke hooge en lage pieten opwierpen om er veilig in knus gekrakeel of brave zelfvoldaanheid hun onbelangrijke dagen te slijten.
[...]
In het maandblad, dat hiermede zijn intrede doet in onze Beweging, zal het er voor alles om gaan, dezen geest te wekken en dit besef uit te dragen. ‘Vorming’, zeker, ook van Uw denken en beschouwen, doch in de eerste plaats van dat andere en diepere in den mensch, waardoor hij van een burger eener oude, stervende wereld, herboren wordt tot strijder, met hart en ziel, van een nieuw Volk en een nieuw Vaderland.”[4]
De leden van de NSB moesten zich schikken en in het gareel lopen, anders konden ze vertrekken:
“Wij zullen elkaar in dit blad niet sparen. Er moet een kracht van uitgaan, welke de Beweging onophoudelijk zal zuiveren. Ik hoop dat het, een frissche wind gelijk, veel stof zal opruimen en in dezen dienst zijn eenige rechtvaardiging vinden!”[5]
In het blad kwamen onderwerpen aan de orde als: Het Leidersbeginsel, De ontwikkeling van het Bolsjewisme, Partij-politieke ellende, De Nationaal-Socialistische verlossing en De plaats van het Nationaal-Socialisme in de geschiedenis. Ook vaderlandse geschiedenis was een belangrijk thema.
De artikelen waren vrij oppervlakkig en negatief van toon. Wat vooral opvalt is dat er amper werd ingegaan op concrete politieke vraagstukken. Zo bleef hét grootste probleem van de jaren dertig, de werkloosheid, onbesproken. Opmerkelijk is ook dat het blad veel aandacht besteedde aan procedurele zaken. De terugkerende rubriek Vragen en Antwoorden verschafte bijvoorbeeld duidelijkheid over prangende vragen als: “Op alle stukken, van de Beweging uitgaande, vindt men steeds: ‘Met Nationaal-Socialistischen Groet’. Is dat wel juist? M.i. moet het zijn ‘Met Nationaal-Socialisten Groet’. Het is immers de groet van een Nationaal-Socialist en niet een groet zoals Nationaal-Socialisten elkander ook groeten.” De verwarring bleek eenvoudig op te lossen. Het antwoord luidde: “‘Hou Zee’ alleen is als onderschrift voldoende.”[6]
Ieder nummer opende met een (nationaalsocialistisch) gedicht en vaak stond er ook een lied in afgedrukt met de daarbij behorende notenbalken. Deze traditie werd jarenlang volgehouden. Cultuur en met name zang was een gewichtig onderdeel van de vorming. Uit een “Belangrijke mededeeling” bleek ook dat de nationaalsocialistische vorming doorwerkte tot in het privéleven van de zwarte kameraden:
“Een volk, dat niet meer zingt, is een stervend volk, en ons volk dreigt het zingen zoo langzamerhand te verleeren. (…) In overleg met Kam. Schuurman heeft het Hoofd Afd. X (= Vorming H.M.) bepaald, dat voortaan iedere maand één van die liederen in ‘Ontwakend Volk’ zal worden opgenomen. De bedoeling hiervan is, dat de lezers deze liederen telkens zullen leeren en ze zullen zingen op groeps- of kringvergaderingen, maar ook in het eigen gezin.”[7]
Ontwakend Volk was de nieuwe naam die het vormingsblad kreeg bij de start van de tweede jaargang in juli 1937. Enkele maanden na de “Belangrijke mededeeling” werd deze aangevuld, want er mocht uiteraard niet zomaar van alles worden gezongen:
De aandacht van al onze lezers, en vooral van de leiders der zangkoren, alsmede van allen, die werkzaam zijn voor de zangpropaganda, wordt er op gevestigd, dat alléén de teksten der strijdliederen, welke in ‘Ontwakend Volk’ verschijnen, de door Afd. X, Vorming goedgekeurde teksten zijn.”[8]
Na de verloren Tweede Kamerverkiezingen in mei 1937 brak allerlei rumoer uit in Musserts beweging. Vormingsleider Van Duyl trapte stennis met de procuratiehouder van Musserts uitgeverij NENASU over een declaratie en dreigde zelfs Ontwakend Volk daar weg te halen,[9] maar het liep anders. Enkele maanden later werd de dominee zelf uit de NSB gezet, nadat bekend werd dat hij met enkele vertrouwelingen Mussert op een zijspoor wilde zetten.[10]
In december 1937 koos Mussert opnieuw voor een predikant als hoofd van Afdeeling X (Vorming): Cornelis Johannes Vervloet. Toen de leider hem benaderde voor die functie zou hij hebben gezegd: “Heeft U den moed te bevelen, dan heb ik de moed tot gehoorzamen!”[11] Lang heeft hij niet hoeven gehoorzamen, want al een half jaar later overleed hij. Zijn voornaamste wapenfeit was het bedenken van het opschrift van het NSB-vijfjarenteken “Hou en Trouw”.
De vorming stond nog in de kinderschoenen en rustte in hoofdzaak op drie pijlers: spreekbeurten, het blad Ontwakend Volk en meerdaagse kampen. In oktober 1938 benoemde Mussert Vervloets opvolger. Dit keer koos hij niet voor een theoloog, maar voor de in economische vraagstukken geïnteresseerde jurist Robert van Genechten. De vroegere Vlaming was als hoofdredacteur van het theoretische NSB-maandblad Nieuw Nederland een bekende in de beweging. Met zijn benoeming kreeg de vorming meer politieke inhoud. Dat was ook wel noodzakelijk, want de goed geïnformeerde – en geïnfiltreerde – Centrale Informatiedienst, voorloper van de huidige AIVD, constateerde dat het niveau van de NSB’ers sterk terugliep:
“Uit verscheidene berichten afkomstig uit de groote steden is voorts op te merken, dat het gehalte van de leden in die steden belangrijk dalende is. Werden vroeger de groote vergaderingen voor het meerendeel door personen uit den gegoeden stand en den middenstand bezocht, thans bestaat het meerendeel uit lagere standen, zelfs voor een deel behoorende tot dat gedeelte van het volk, dat gewoonlijk bij straatrelletjes e.d. aan de oppervlakte komt.”[12]
Niet in Ontwakend Volk, maar in de weekkrant Volk en Vaderland zette Van Genechten zijn visie op de vorming uiteen:
"De zedelijke vorming van den nationaal-socialist is de belangrijkste. Zij bestaat hierin, dat elke kameraad ervan overtuigd wordt, dat de zedelijke normen, waarnaar de practijk van het hedendaagsche leven zich richt, verwerpelijk en verderfelijk zijn. De practijk van het hedendaagsche leven richt zich naar den eisch, dat een ieder de verstandelijke, de economische machtsmiddelen, waarover hij beschikt, zooveel mogelijk zal aanwenden om zichzelf te bevoordeelen, dat hij daarbij zijn natuurlijke gevoelens van verbondenheid zooveel mogelijk zal onderdrukken en al die daden zal verrichten, die hem stoffelijk voordeel verschaffen, daarbij blijvend binnen de grenzen, door de wet gesteld.
(…)
Hiertegenover stelt het nationaal-socialisme een andere levensopvatting die gedragen wordt door eenvoud, moed, openhartigheid en trouw.
Wie niet inziet, dat hij zichzelf hiernaar zedelijk moet vormen, behoort niet bij ons thuis, al heeft hij alle boeken over het nationaal-socialisme gelezen en kent hij alle argumenten op zijn duim.
Het is de taak der Vorming te trachten de geheele Beweging hiervan te doordringen maar zij kan, noch mag dit doen door intellectueele overreding, toespraken of tractaatjes. Een levensopvatting wordt niet verkregen door overreding — zij is een levensstijl, waarin men moet groeien door zijn wil. Het eenige wat de Vorming als instelling kan doen, is te trachten dezen wil levendig te maken en te houden."
Na een betoog over het belang van geestelijke vorming in woord en geschrift benadrukte de nieuwe vormingsleider de noodzaak van lichamelijke versterking:
"En dan tenslotte de lichamelijke vorming. Deze is voor den waren nationaal-socialist van groote beteekenis. Het ridicule intellectualisme van de ondergaande humanistische maatschappij heeft niet alleen tot gevolg gehad, dat de lichamelijke ontwikkeling verwaarloosd werd en — voor zoover zij bestond — dikwijls in verkeerde banen werd geleid, zij heel zin van de ontwikkeling zelf dikwijls doen vergeten De geest kan geen tucht kennen wanneer men ook het lichaam niet aan tucht onderwerpt."[13]
Ontwakend Volk werkte dit uitgangspunt regelmatig verder uit in artikelen. Over hygiëne werd bijvoorbeeld opgemerkt:
"Als gij niet iederen dag een bad neemt of u elken dag goed wascht (het geheele lichaam) en niet zorgt voor een behoorlijke nachtrust van minstens 7 of 8 uur, dan is het uw eigen schuld, als ge ziek wordt, want dan hebt ge er niet voor gezorgd, de giftige stoffen, die door uw eigen lichaam voortgebracht worden, kwijt te raken, en ge hebt uw lichaam niet zoo sterk gemaakt, dat het weerstand kon bieden aan infectie van buitenaf. Gebruik frissche lucht en zuiver water, wanneer ge zwaar lichamelijk werk verricht."[14]
In november 1939 deed het blad verslag van het Kamp der Volharding. In Lunteren werd duidelijk dat de fysieke fitheid van Musserts achterban te wensen overliet:
"Niet alleen aan de geestelijke vorming werd in het Kamp der Volharding aandacht geschonken, maar ook aan de lichamelijke opvoeding werd veel tijd ingeruimd.
Vooral bij de ochtendgymnastiek openbaarde zich het euvel, dat nog vele kameraden den durf niet bezaten om hun pijnlijke spieren door goede oefeningen los te maken. Daarbij kwam tevens aan het licht dat de oefeningen, welke iedere maand in Ontwakend Volk gegeven werden, althans door de deelnemers aan het Kamp, niet of niet voldoende beoefend werden."
De lichamelijke onvolkomenheden kwamen naar voren tijdens "eenige athletiekwedstrijden" die door de kampleiding waren ingelast.
"De springnummers waren het zwakst. Dit is een teeken, dat de beenspieren het minst ontwikkeld waren. In de volgende afleveringen van ‘Ontwakend Volk’ zullen wij daarom aan dit onderdeel de noodige aandacht besteden."
De niet met name genoemde schrijver liet het niet bij de constatering, maar gaf ook een politieke analyse van de houding en fysieke tekortkomingen:
"Wij beschouwen het als een der gevolgen der democratische opvoedingsmethoden, dat het doorzettingsvermogen, de moed om zich door iets heen te bijten vrijwel verdwenen is. (…) Hoe wil men een zwaren politieken strijd winnen, wanneer wij ons niet stuk voor stuk als terriers in ons ideaal vastbijten?"
Het versterken van het lichaam bleef nog enige tijd een vast onderdeel in het blad, waarbij zelfs een serie artikelen werd gewijd aan boksen.
Eind 1939 of begin 1940 verschenen drie vormingsbrochures. Op de titelpagina’s schreef Van Genechten:
"Ten gebruike van de VORMING in de NSB bestaan verschillende leidraden. Op aandringen van vele zijden is thans besloten verschillende dezer leidraden te publiceeren. Zij kunnen er toe strekken de opvattingen der Beweging voor hen, die niet opzettelijk blind zijn, duidelijk te maken."
De onderwerpen van de brochures waren: de democratie en het parlementair stelsel, het kapitalisme en nationaal-socialistisch productiestelsel en het volk en voorgeslacht. De teksten waren beschouwend en weinig concreet voor de dagelijkse politieke realiteit.
In de brochure over de democratie en het parlementair stelsel werd de curieuze staatsrechtelijke constructie herhaald uit de officiële NSB-brochure Staatkundige Richtlijnen. Hoewel de beweging een sterk leidersbeginsel voorstond, zou in het staatsrechtelijk voorstel van de NSB de nationaalsocialistische leider nooit de feitelijke macht in handen krijgen in Nederland. Aan de top van de piramide stond niet de leider van de NSB, maar de koning(in). De NSB bepleitte de terugkeer naar de situatie voor 1848 met een absolute vorst. Deze vorst kon naar eigen goeddunken de minister-president en zijn kabinet benoemen en ontslaan. De democratie zou worden afgeschaft en vervangen door een corporatief stelsel. Dat is echter nooit verder uitgewerkt.[15]
Na het verschijnen van de officiële brochure V in 1936 haalde minister-president Hendrik Colijn cynisch uit naar het NSB-Eerste Kamerlid Max graaf de Marchant et ‘d Ansembourg:
"Ik zou hem de vraag willen stellen: acht de geachte afgevaardigde het mogelijk, dat, indien eens het overigens volstrekt ondenkbare zou gebeuren, dat de N.S.B., de meerderheid verwierf of althans een sterke parlementaire partij werd in ons land, dat de N.S.B., er zich mee zou vereenigen, dat de keuze van de Kroon op iemand anders viel dan op den Führer van de N.S.B. Mag ik hem vragen, of, indien de Kroon nu eens van oordeel mocht zijn, dat de heer Albarda, of – wat misschien in de oogen van de N.S.B., nog erger is – de heer Colijn op dat oogenblik de meest geschikte man was, het dan denkbaar is, dat een N.S.B.-meerderheid die heeren aanvaarden zou als formateur?
"Dat zou natuurlijk niet het geval zijn…",[16] aldus de venijnige Colijn in de Eerste Kamer.
De tweede brochure over het kapitalisme en productiestelsel leerde dat de NSB in beginsel tegen grote bedrijven was en het meeste heil zag in een economie met veel kleine en middelgrote ondernemingen. De ondernemingen moesten niet meer primair gericht zijn op eigenbelang van eigenaren en investeerders, maar ook in dienst staan van de werknemers en de maatschappij. Mussert nam dit zelf met een grote korrel zout blijkt uit zijn handelswijze als eigenaar van de uitgeverij NENASU. Tijdens de bezetting liet hij kranten verbieden om drukkerijen over te nemen en schroomde hij niet te bedingen dat personeel van overnamekandidaten werd ontslagen. Dat alles om er zelf beter van te worden.[17]
De NSB-leden leerden echter wat anders. De rationalisatie van de economie had geleid tot een verderfelijke mentaliteit gericht op materialisme. Het nationaalsocialisme verwierp de liberale ideeën van vrijheid en gelijkwaardigheid van de Franse revolutie. Daarbij kwam een portie antisemitisme om de hoek kijken:
"Het spreekt vanzelf, dat een maatschappij, waarin deze mentaliteit heerst, veel kans op succes bood aan de Joden, wier nomadengeest deze natuurlijke gebondenheid van den boer niet kent. De verdere ontwikkeling van het kapitalistische stelsel, dat in de 15e eeuw begon en in de 19e eeuw zijn volle ontwikkeling kende, gaat dan ook hand in hand met vermeerdering van macht en aanzien van Joden."[18]
Het individualisme moest plaatsmaken voor de bloed-en-bodemgedachte. Centraal stond de volksgemeenschap. Die werd behandeld in de derde brochure over volk en voorgeslacht.
"Dit Groot Nederlandsche volk staat, voor wat betreft het aardsch bestaan, bij het nationaal-socialisme in het middelpunt; niet de staat, het gezin of het individu."[19]
In het tweede deel van deze brochure werd hoog opgegeven over het voorgeslacht. Het Nederlandse volk behoorde tot het hoogontwikkelde Noordras en was verkeerd voorgelicht over de ontwikkeling van de beschaving:
"Het christendom zou pas de ‘beschaving’ hebben gebracht, nadat de zwakke poging daartoe door de Romeinen was mislukt. Deze opvatting is geheel onjuist. Vóór de kerstening was in die landen reeds een hooge cultuur. Uitingen daarvan zien wij op het gebied van kleeding, woningbouw, verkeerswezen, akkerbouw, wapens, sieraden, muziekinstrumenten, enz.
(…)
De geheele cultuur van ons voorgeslacht en in wezen is dit nog steeds het geval, behalve daar waar de eigen cultuur geheel voor een volksvreemde heeft plaats gemaakt, is gebonden aan het begrip ‘vrije boer op eigen erf’. Wat hier eertijds bestond, was dan ook een hoog ontwikkelde boerencultuur, dit het Zuiden met zijn steedsche cultuur grootendeels vernietigde of althans onderdrukte. De Zuidelijke cultuur bracht ontwrichting."
Kennisnemen van de geschiedenis werd noodzakelijk geacht om de nationaalsocialistische volksgemeenschap te creëren. De historie leerde volgens deze brochure: "dat de aard van ons volk nog steeds dezelfde is en dat de thans beginnende vrijmaking van de volksvreemde invloeden geheel in het wezen van ons volk ligt."[20]
Dit was de voornaamste lesstof van het vooroorlogse vormingsprogramma.
Na de Duitse inval werd de vorming uitgebouwd en inhoudelijk vooral nog veel radicaler. De basis van de vormingsbijeenkomsten was het maandelijkse artikel Teerkost van de maand van Van Genechten in Ontwakend Volk. Het antisemitisme was al voor de Duitse inval geïncorporeerd in het NSB-gedachtengoed en Van Genechten schreef erover in zijn maandelijkse rubriek.
In juli-augustus 1941 verscheen een nieuw periodiek. Het Vormingsblad voor Functionarissen zou volgens het voorwoord van Van Genechten op “onregelmatige tijden” het licht zien. Het blad was niet bestemd voor verspreiding onder de leden, maar diende “uitsluitend om den functionarissen, vooral den vormingsleiders en sprekers, materiaal te verschaffen en hun inzicht op bepaald gebied te verruimen”.[21] Het eerste nummer had als thema: “De strijd tussen Nationaal-Socialisme en Fascisme eenerzijds en Kapitalisme en Bolsjewisme anderzijds”. Voor zover te vinden, is het bij dit eerste nummer gebleven.
Tijdens de bezetting groeide de NSB en kwamen er allerlei nieuwe nationaalsocialistische organisaties bij. Ook deze organisaties hielden zich bezig met vorming. Mussert bepaalde dat de gezagslijn van de Beweging altijd uitging boven die van de nevenorganisaties. Daarbij ging hij zo ver, dat hij zelfs organisaties die strikt formeel niet gelieerd waren aan de zijn beweging, zoals Winterhulp Nederland en de Nederlandsche Volksdienst, onder het gezag van de NSB-leiding liet vallen.[22] In de praktijk betekende dit dat de vormingsleiders van die organisaties hiërarchisch onder Van Genechten vielen. In de dagelijkse praktijk was het ook verweven; zo was bijvoorbeeld de vormingsleider van het Nationaal-Socialistisch Studentenfront, H.A.M. van der Heijden, ook als wetenschappelijk medewerker in dienst van de NSB Afdeeling Vorming.
De Duitse bezettingsautoriteiten besloten pas eind 1941 de NSB als enige politieke partij toe te laten. Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart verklaarde ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van Musserts beweging: “Van nu af bestaat er slechts één politieke wil der Nederlanders en wel die, welke voortspruit uit de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland.”[23] Een krasse uitspraak over een organisatie die twee jaar eerder bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten landelijk nog geen vier procent van de stemmen wist te vergaderen.
Al voordat Seyss-Inquart deze erkenning gaf, startte de NSB begin 1941 opleidingen voor kameraden om ze op ambtelijke posities te kunnen benoemen.
De eerste was een schriftelijke Burgemeesterscursus. Volk en Vaderland lichtte de opleiding toe:
“In aanmerking hiervoor komen kameraden, die allereerst door hun karaktereigenschappen daarvoor geschikt zijn. Ze moeten beschikken over doorzettingsvermogen, voldoende persoonlijk overwicht hebben, snel kunnen besluiten, blijken hebben gegeven van tact en menschenkennis en gemakkelijk kunnen spreken.
Daarnaast zullen zij voldoende kennis van de staatsinrichting in het algemeen en van het gemeenterecht in het bijzonder moeten hebben, terwijl ook een goed inzicht in de vraagstukken, die met de gemeente-financiën samenhangen, onmisbaar is. Om hun deze kennis in den meest beknopten vorm bij te brengen, is de burgemeesterscursus georganiseerd.
[…]
Hoewel op het oogenblik reeds meer dan driehonderd kameraden den cursus volgen is er toch nog wel meer plaats. Iedere kameraad, die aan bovengenoemde karaktereischen voldoet, een behoorlijk stel hersens bezit en lust en ijver heeft om zich in deze studie te verdiepen is welkom. Men stelle zich de taak niet te gemakkelijk voor, maar late zich ook niet al te spoedig afschrikken. leder, die in staat is aan deze opleiding mee te doen, dient zich daarvoor beschikbaar te stellen; dit is een nationaal-socialistische plicht in het belang van het welzijn van ons vaderland.”[24]
Na het mondelingen examen werd van de cursisten geëist dat zij een week in Den Haag naar voordrachten van prominente NSB’ers luisterden. Zowel het examen als de voordrachten vonden plaats in de Haagse kunstenaarssociëteit Pulchri Studio.
De grootste politieke opponent, De Nederlandsche Unie, schreef laatdunkend over het initiatief:
“Het vak van burgemeester schijnt in de oogen van Mussert niet zoo moeilijk te.zijn. Een schriftelijke cursus van drie maanden volstaat, van twee lessen in de week, daarna nog een mondelinge cursus van één week in Den Haag. Bijzonder belang wordt op het examen gehecht aan de sprekerscapaciteiten. Nu kan het ons tamelijk koud laten, hoe de N.S.B. haar adspirant-functionarissen wenscht op te leiden. Zoolang de Overheid deze stoomcursisten niet in feite benoemt, kunnen zij weinig kwaad doen. Maar het is toch een uiting van een bedenkelijke mentaliteit. De jacht om de baantjes valt de N.S.B, zoodanig mee, dat zij beschikbare krachten tekort komt. En om daarin te voorzien, moeten nu op deze belachelijke manier stoomcursussen worden gehouden.
[…]
En dat is dan de nieuwe geest, die het nieuwe Nederland dragen moet! En dat geeft dan af op den voorbijen tijd, omdat toen niet geregeerd werd op grond van deskundigheid! En dat heeft dan de mond vol over verantwoordelijkheid tegenover de volksgemeenschap !
Maar och, verwonderlijk is het ten slotte niet. Wanneer de deskundige krachten buiten de N.S.B, blijven staan, dan moet men wel van de ondeskundigen probeeren te maken wat er van te maken is. Als men er tenminste aan houdt om zooveel mogelijk “posities” te verwerven. En dit schijnt op het oogenblik voor de N.S.B, wel de hoogste wijsheid te zijn.”[25]
Ook het illegale blad Oranjepost schreef cynisch over de opleiding:
“Het lesgeld voor de burgemeesters-cursus, welke door de NSB wordt gegeven, is opnieuw verlaagd. Het bedraagt thans 3 gulden compleet; voor hen die nog lezen en schrijven moeten leren 4 gulden.”[26]
Dat was wellicht ook een knipoog naar een andere cursus die de NSB was gestart: de Opleiding Nationaal-Socialistische Ambtenaren (O.N.S.A.). Centraal in deze schriftelijke cursus stond de Nederlandse taal. De eerste les begon met enkele dwingende aanwijzingen. Zo mochten de taallessen niet worden uitgesteld en moesten “lastige woorden” worden opgeschreven in een schrift of aantekenboekje, “teneinde het juiste woordbeeld te pakken te krijgen.” Na deze opmerkingen begon de les met het vervoegen van werkwoorden, waarbij het werkwoord “loopen” als voorbeeld werd genomen. Zo leerden de cursisten dat de derde persoon enkelvoud ‘stam + t’ krijgt: hij loopt.[27]
Andere onderdelen waren onder andere Duits, recht en biologie. Voor toekomstige nationaal-socialistische ambtenaren was het uiteraard ook essentieel kennis te hebben van celdeling. Onder het hoofdstuk “Geopolitiek” leerden zij actuele bestuurlijk relevante kennis over “de Germanen en hun ontstaan”.[28]
Wie de lesstof van deze cursussen leest, begrijpt waarom politieke tegenstanders daarmee de draak staken.
In augustus 1942 promoveerde de Afdeeling Vorming tot een Hoofdafdeeling binnen de beweging. Dit betekende een uitbouw van de organisatie. In het speciale Vormingsnummer van Ontwakend Volk uit augustus 1942 kregen de leden de organisatiestructuur van de hoofdafdeling uitgelegd. Onder een organogram schreef medewerker G.F. Vermaas:
“Vanzelfsprekend zal de Vorming, met den groei van de Beweging mee dienen te groeien. Het is dan ook logisch, dat de organisatie niet voltooid en aangevuld is en gewijzigd zal worden naar gelang de behoefte”.[29]
Mussert benoemde zijn vertrouweling Herman Reydon tot Hoofd Theoretische Vorming. Reydon was vrijwel vanaf het begin in 1933 redacteur van de weekkrant Volk en Vaderland. In 1937 stapte hij over naar de redactie van Het Nationale Dagblad, de krant onder leiding van Rost van Tonningen.
In een artikel in het eerdergenoemde vormingsnummer van Ontwakend Volk zag Reydon zich genoodzaakt het belang van theoretische vorming te verdedigen, want, zo schreef hij, “de man van de practijk is gauw geneigd te meenen, dat hij de theorie niet noodig heeft; hij vreest haar remmenden invloed op zijn activiteit. Daad en bezinning lijken tegenstellingen.” Reydon probeerde de brug te slaan:
Wij zijn nationaal-socialisten van binnenuit, uit ons hart; maar ons verstand doordenkt dit alles, ons streven en den tegenstand daartegen en spreekt deze gedachten uit of brengt ze op papier, opdat anderen hun ervaring daaraan kunnen toetsen en hun inzicht eraan scherpen. Wij streven van het intuïtieve naar het bewuste, het doelbewuste.
Als taak van de theoretische vorming zie ik de ontwikkeling van deze nationaal-socialistische gedachtenwereld te bevorderen, omdat uit deze gedachtenwereld de nationaal-socialistische daden der toekomst geboren worden. Daad en gedachte gaan steeds samen; uit daden worden gedachten geboren, maar uit gedachten ook weer daden.”[30]
Deze daden en gedachten moesten volgens Van Genechten, in zijn artikel in hetzelfde vormingsnummer, leiden tot een “een nieuwe mensch”. Het wezen van deze nationaalsocialist werd volgens hem bepaald door “bloed, bodem, taal en geschiedenis. […] Zij vormen als het ware de klei, waaruit het Nederlandsche volk bestaat. […] Het is de taak der Vorming, uit deze klei het beeld van den nieuwen Nederlandsche mensch te boetseren”.[31]
De nationaalsocialisten werden geacht in het gareel te lopen binnen de minutieus geregisseerde beweging. Zo bepaalde het Voorschrift voor de Vorming hoe de vormingsbijeenkomsten eruit moesten zien: op welk moment de deelnemers moesten gaan staan, dat het Leidend Beginsel en de Drie bronnen van het Nederlandsche Nationaal-Socialisme moesten worden voorgelezen en dat voor het einde van de bijeenkomsten het zesde couplet van het Wilhelmus werd gezongen. De leider van de vergadering besloot de bijeenkomst door “met luide stem” te roepen: “‘Met Mussert voor Volk en Vaderland’, waarna een driewerf ‘Hou Zee!’ wordt uitgebracht.” Daarbij moest de arm van de aanwezigen gestrekt blijven.
Zomaar samenscholen in een zaaltje was ondenkbaar.
“Er moet gezorgd worden voor een behoorlijke zaal, die strak versierd wordt. Kring- en Groepsvlaggen behooren aan den stok, en niet aan de wanden. Een goede beeltenis van den Leider behoort steeds op een eereplaats aanwezig te zijn. Alle ‘kitsch’, zooals papieren leeuwen, wolfsangels e.d. moet worden vermeden. Indien planten worden aangewend, moet er gezorgd worden voor strakke lijnen. In één woord dient de stijl op de vergaderingen de stijl van het Nationaal-Socialisme te zijn.”[32]
Nationaalsocialisten gaven af op wetenschap en wetenschappelijk denken. Over de te behandelen lesstof merkte het voorschrift dan ook op:
“Ten sterkste moet er voor worden gewaakt, dat de Vormingsbijeekomsten ontaarden in een soort van volksuniversiteit. De Germaansche deugden als moed, openhartigheid, eer, trouw en eenvoud moeten op alle Vormingsvergaderingen worden aangekweekt.”
En natuurlijk mocht ook niet ontbreken: “Op iedere Vormingsbijeenkomst moet de figuur van den Leider in verband met het behandelende onderwerp worden belicht.”[33]
Voor nieuwe leden werden speciale bijeenkomsten georganiseerd. Er was ook een boekje geschreven met daarin de belangrijkste lesstof.[34] De aanwezigen waren verplicht dit te kopen. De leider van de vergadering moest erin aantekenen dat de bijeenkomsten waren bijgewoond. Het Voorschrift van de Vorming bepaalde ook: “De bijeenkomsten mogen niet te lang duren.” En in vette letters: “Het stellen van vragen wordt niet toegelaten”.[35]
De regelzucht vierde hoogtij. Wat te denken van deze mededeling in het NSB Kaderblad voor functionarissen?
“Ieder lid van de Beweging of haar nevenorganisaties, dat zich beweegt op het gebied van den Volksdans, is verplicht zich te melden bij het Hoofd van den Onderdienst Volksdans van de Hoofdafdeeling Vorming [...] Alleen door den Dienst Dans goedgekeurde Volksdansgroepen mogen op kameraadschapsavonden als demonstratiegroep optreden. Door eventueele andere groepen mag de naam ‘Volksdansgroep’ niet gebezigd worden.”[36]
De inhoud van de vormingsbijeenkomsten radicaliseerden. Het programma van het seizoen 1942-1943 stond voor een groot deel in het teken van bloed-en-bodem. Van de twaalf onderwerpen waren er vier gereserveerd voor de rassenleer, erfelijkheidsleer, erfgezondheidsleer en het Jodenvraagstuk. Daarvoor moesten speciaal voor deze bijeenkomsten geschreven brochures, een overdruk uit de Vormingsbladen van de SS met de titel Het rasvraagstuk en de brochure Het Joodsche vraagstuk in Nederland van vormingsleider Van Genechten worden gelezen.[37] De keuze voor de genoemde overdruk van de SS en het opnemen van antisemitische citaten uit het blad Storm SS in het door NENASU uitgegeven Kaderblad voor functionarissen, laat zien dat het antisemitisme binnen de NSB niet wezenlijk afweek van de vaak als extremer beoordeelde SS. Zo leerden de kameraden dat de NSB de deportatie van de Joden goedkeurde en dat “minderwaardigen” gesteriliseerd zouden moeten worden. Andere onderwerpen tijdens deze vormingscursus betroffen onder andere de cultuur, “ons voorgeslacht” en de “Leider”.[38]
Terwijl dit winterprogramma nog bezig was, raakte Van Genechten zo overspannen dat hij begin 1943 zijn functie neerlegde. De strijd tussen de NSB en de SS was op het hoogtepunt. Mussert en Van Genechten stonden lijnrecht tegenover onder andere SS-voorman Henk Feldmeijer, die werd gesteund door de Duitse SS-autoriteiten, over de vraag wat er met Nederland moest gebeuren na de Duitse overwinning. De NSB-voormannen waren voor een zelfstandig Nederland binnen een Germaanse statenbond, terwijl Feldmeijer en zijn Duitse SS-collega’s Nederland opgenomen wilden zien in het Duitse Rijk.
De Duitsers zagen hun kans schoon om de vorming van de NSB’ers over te nemen om daarna hun visie bij de NSB-leden erin te stampen. Hogere SS- en politieleider Hanns Rauter deed in een brief aan Himmler verslag van een gesprek met Rijkscommissaris Seyss-Inquart en Generalkommissar Fritz Schmidt. Zij zouden hebben verklaard dat de terugkeer van Van Genechten “in keiner Form” bespreekbaar was.[39]
Mussert werd onder druk gezet om Feldmeijer aan te stellen als Vormingsleider. De NSB-leider weigerde en benoemde uiteindelijk zichzelf tot hoofd van de Hoofdafdeeling Vorming. In de praktijk kwam het werk op het bord van plaatsvervangend vormingsleider H.C. Nije. Ondanks dat Mussert deze slag had gewonnen kreeg de SS steeds meer grip op de vorming. Zo nam de vormingsleider van de Germaansche SS, J.C. Nachenius, de plaats in van Reydon, nadat die was neergeschoten door het verzet.
Al dit organisatorische gedoe en de richtingenstrijd kwamen de vorming niet ten goede. Begin 1944 verscheen weer een nieuw periodiekje: Voorschriften voor de Vormingsperiode. Dit werd als bijlage toegevoegd aan Ontwakend Volk. In de bijlage werd geklaagd dat de vormingsactiviteiten te gering waren:
“Wij zijn er ons vollen van bewust, dat ‘het op het oogenblik niet meevalt’, maar dat mag geen reden zijn om zoetekens in te slapen. In de thans beginnende periode moet harder worden aangepakt.”[40]
Het NENASU-tijdschrift Ontwakend Volk was ook voor geïnteresseerden buiten de NSB te koop. Hoeveel externen dit blad kochten is niet bekend. Het zullen er niet veel zijn geweest, want in eigen kring was het blad al geen bestseller met tussen de 900 en 2200 abonnees. In 1941 daalde het aantal zelfs tot net boven de 800, waarvan ruim veertig gratis verstrekt door de uitgeverij.[41] Waarschijnlijk heeft uitgeverij NENASU een dubbele abonnee-administratie gevoerd om exclusief voor de functionarissen de Voorschriften bij te sluiten.
In de eerste helft van 1944 voerde de NSB propaganda met de leuze “Ons Nationalisme onze redding – ons Socialisme uw toekomst”. De vorming speelde daarop in. In het eerste nummer van de Voorschriften werden de lokale en regionale vormingsfunctionarissen gewaarschuwd.
“Voor de goede orde: Op vormingsbijeenkomsten wordt dus niet volgens de propagandarichtlijn gesproken. Wij zouden daardoor den propagandasprekers het gras voor de voeten wegmaaien. Wij zorgen er echter wel voor, dat de Beweging zooveel mogelijk wordt geactiveerd en dat de beide leuzen behoorlijk worden toegelicht en erin gehamerd bij de leden der Beweging.”[42]
Het meest opvallende nieuws in deze voorschriften was de ingrijpende “Kennisgeving” van Secretaris-Generaal Huygen in het tweede nummer. Hij voerde een harde censuur in door een lijst op te stellen met titels van de boeken en brochures die door “Kringen en Groepen en op vergaderingen der Beweging en haar Formaties” alleen nog maar worden verkocht.[43] Veel van de andere ooit door de NSB en NENASU gepubliceerde titels waren ineens verboden. Zo mocht bijvoorbeeld het boekje Het Nederlandsch Fascisme – de bestseller van dominee Hylkema met maar liefst negen drukken, die ook na de Duitse inval nog werd gebruikt bij bijeenkomsten – niet meer worden verspreid. Ook een anti-Joodse brochure van NSB-journalist Jan de Haas was taboe. Datzelfde gold voor het vroegere lesboekje Het Joodsche vraagstuk in Nederland van voormalig vormingsleider Van Genechten.
Wel op de lijst stonden de Nederlandse vertaling van Mein Kampf en een soort kinderbijbel-variant daarop: Moeder vertel eens wat van Adolf Hitler van Joh. Haarer. De lijst bestond verder voor een groot deel uit uitgaven over de rassenleer. De vormingsbrochures uit 1942 Ons voorgeslacht, Rassenleer, Erfelijkheidsleer, Erfgezondheidsleer en de SS-uitgave Het Rasvraagstuk waren toegestaan. Maar de ooit in het vormingsprogramma verplicht te lezen biografie van Mussert was voortaan verboden. Van de Leider zelf mochten uiteraard nog diverse teksten worden gelezen, maar niet alles. Er was een subtiele verschuiving zichtbaar. Het verspreiden van de brochure met hét politieke stokpaardje van Mussert werd verboden.
In 1941 publiceerde de leider de brochure Nederland en de Germaansche Statenbond. Deze tekst was de populaire samenvatting van de verschillende nota’s die hij aanbood aan Hitler. Ook zou hij op basis van dit pleidooi voor een zelfstandig Nederland, tijdens zijn naoorlogse proces pleiten dat hij zich niet schuldig had gemaakt aan landverraad. De brochure uit 1941 ging na drie jaar in de ban. Waarom is onduidelijk. Wellicht om geen olie op het vuur te gooien in de strijd tussen NSB en SS.
Wat blijkbaar nog wel mocht, was Musserts tekst uit 1940. Daarin sprak hij niet over een Statenbond, maar over een “Bond van Germaansche volkeren”. Dat lijkt een marginaal verschil, maar een volk is een andere (juridische) entiteit dan een staat. Mussert bedoelde zonder twijfel hetzelfde, maar het verschil gaf de SS’ers de ruimte om er iets anders in lezen. In de tekst noemde de NSB-leider Hitler de “Führer van den Bond der Germaansche volkeren” zonder daarbij Nederland als ‘staat’ te noemen.
In zijn tekst ging de leider destijds nog een stap verder:
“Een Nederland op zichzelf aangewezen, met gesloten grenzen, zou Rotterdam geen toekomst bieden. Vrije baan van de Zwarte Zee tot de Noordzee (Donau, Main, Rijn, de aaneengeschakelde grootste scheepvaartweg van Europa) biedt aan Rotterdam enorme toekomstmogelijkheden. Wat voor Rotterdam zoo in het bijzonder geldt, kan in de meest verscheidene vormen in vele andere opzichten ook gelden.”
Hij vervolgde door te spreken over Nederland als “Westelijke toegangspoort” van de “groote Germaansche levensruimte”.
Opmerkelijk genoeg werd de titel van Musserts brochure De N.S.B. en de Cultuur verkeerd geschreven in de lijst. Huygen had de titel aangepast aan de nieuwe tijd: De N.S.B. en de Kultuur. Mussert zal niet blij zijn geweest, want hij bleef ook tijdens de bezetting cultuur structureel met een c schrijven.
Dat het menens was met de censuur, bleek uit de toelichtende opmerking van Huygen:
“Ik heb den Directeur van den Materiaaldienst, kameraad Wunderink, opgedragen uw Materiaalbeheerders te willen mededeelen, op welke wijze de thans in uw bezit zijnde boekwerken, die niet meer voor verkoop in aanmerking komen, aan hem kunnen worden teruggezonden.”[44]
Ook buiten de bijeenkomsten mocht het in ongenade gevallen drukwerk dus niet meer worden verspreid. Curieus is dat Musserts uitgeverij NENASU zich weinig aantrok van dit verbod. In een Sinterklaas-advertentie uit november 1944 werden uitgaven aangeprezen die niet op Huygens lijst stonden. Zo vond de uitgeverij dat de verboden tekst Een half jaar rechtspraak van het Vredegerechtshof van J.H. Carp best in een ondertussen sleets geworden uniformlaars gestopt mocht worden.[45]
Of deze terugroep-operatie nog heeft plaatsgevonden, is maar sterk de vraag. Tijdens de vormingsperiode zetten de geallieerden voet op Franse bodem en enkele maanden later brak de paniek uit onder de zwarte kameraden. Na Dolle Dinsdag, 5 september 1944, stortte de NSB ineen. De uitgave van Ontwakend Volk en het organiseren van de vormingsbijeenkomsten werden gestaakt. Veel NSB-gezinnen waren uiteengerukt en de Hongerwinter stond voor de deur. De nationaalsocialisten hadden wel iets anders aan hun hoofd dan bijeenkomsten met volksdansen en zang en hun volksgenooten wilden helemaal niets meer van Mussert en zijn zwarte kameraden weten.
In hoeverre de vorming van de NSB impact heeft gehad op de gedachtewereld van de leden is niet meer na te gaan. Een aanwijzing is wellicht te halen uit een enquête van het Historisch Nieuwsblad onder kinderen van NSB’ers. Daaruit kwam naar voren dat dertig procent van hun ouders spijt had van hun keuze voor het nationaalsocialisme. Veertien procent was boos en gefrustreerd over de wijze waarop ze na de oorlog waren behandeld en bij de rest overheerste vooral verwarring en teleurstelling in de politiek. Die groep voelde zich bedrogen. Bij twaalf procent waren de nationaalsocialistische leuzen er zo ingehamerd, dat zij daarin ook na de oorlog bleven geloven. Veel collaborateurs en hun gezinsleden leefden na de bevrijding geïsoleerd.[46] Zo verdween het nationaalsocialisme in de marge. Zingen en volksdansen overleefden de bezetting wel, ook zonder de nationaalsocialistische regels.