TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Oppenheimer - De triomf en tragedie van de vader van de atoombom

Titel:Oppenheimer - De triomf en tragedie van de vader van de atoombom
Schrijver:Bird, K. & Sherwin, M.J.
Uitgever:J.M. Meulenhoff
Uitgebracht:2024
Pagina's:736
Taal:Nederlands
ISBN:9789029099622
Omschrijving:

Sommige levens zijn zo intrigerend dat het niet de vraag is of er een biografie (en film) komt, maar wanneer. De natuurkundige J. Robert Oppenheimer die de leiding had over de grootste wetenschappelijke prestatie uit de tweede Wereldoorlog, die daarvoor geprezen, maar ook verguisd en zelfs vervolgd werd, is een mooi onderwerp voor een biografie. Deze werd geschreven door Kai Bird en Martin J. Sherwin en verscheen al in 2005 in de VS. Vanwege de film over Oppenheimer die in 2023 uitkwam, is het boek nu vertaald naar het Nederlands.

Slechts zelden heeft een biografisch project zo’n lange aanloop gekend. Sherwin begon in 1979 al met het (archief)onderzoek en de interviews. Hij sprak met 112 mensen en de transcripten daarvan besloegen (samen met de verzamelde brieven en andere documenten) uiteindelijk meer dan 50.000 pagina’s. Het project vlotte echter niet. Op den duur begon Sherwin zelf ook te twijfelen of hij het boek af zou krijgen en daarom schakelde hij de hulp in van zijn vriend Bird. Samen deden zij er vervolgens ook nog zes jaar over om het manuscript te voltooien.

J. Robert Oppenheimer had een beschermde jeugd in een welgesteld milieu. Al snel vertoonde hij de trekken van een typisch genie, dat altijd met zijn neus in de boeken zat, maar weinig aanspraak had bij zijn leeftijdsgenoten.

Zijn studie en wetenschappelijke carrière, onder meer als hoogleraar aan Berkeley, brachten hem op tal van plaatsen. Na zijn komst naar de Universiteit van Leiden kon hij binnen zes weken een lezing geven in vloeiend Nederlands. Ook leerde hij hier nasi goreng maken. Toen Oppenheimer terugkwam in Amerika waren zijn vrienden en studenten daar niet zo van onder de indruk. Ze noemden Oppenheimers culinaire creatie: ‘nasty gory’. Excentriek gedrag was Oppenheimer niet vreemd. Zo schreef hij als commentaar bij een wetenschappelijk artikel van een student (in het Nederlands, inclusief taalfout): "Snoessig en heel lollig." Dat leidde uiteraard tot verbazing bij de jongeman, die de betreffende taal niet machtig was. Uiteindelijk lichtte Oppie (deze bijnaam had de wetenschapper ook overgehouden aan zijn Nederlandse tijd) toe dat het artikel hem deed denken aan de Leidse hoogleraar Paul Ehrenfest.

Oppenheimer was ongeduldig en twijfelde vaak aan zijn wetenschappelijke hypothese. Daardoor was het vaak aan anderen om zijn ideeën verder te onderzoeken en uit te werken. De auteurs zijn van mening dat hij wellicht (nog) meer uit zijn wetenschappelijke carrière had kunnen halen. Dat doet niets af aan zijn substantiële verdiensten voor de natuurkunde. Naast de ontwikkeling van de atoombom leverde hij belangrijke bijdragen aan de theorie van de kwantumfysica, maar ook aan andere onderwerpen. In 1939 schreef hij een artikel over het bestaan van zwarte gaten in het heelal. Dat werd toen niet al te serieus genomen, maar in de jaren zestig werden ze gedetecteerd. Ook na de oorlog stond hij aan de basis van een aantal nieuwe theoretische ideeën, maar anderen zouden deze verder uitwerken (en de lof ervoor oogsten).

Voor een, zeker in zijn jeugd toch wat verlegen man, had de natuurkundige een opvallend uitbundig liefdes- en seksleven. Hij had meerdere vaste relaties, regelmatig met meerdere vrouwen tegelijkertijd. Zelfs nadat hij trouwde en kinderen kreeg, hield hij er maîtresses op na.

Ook zijn linkse sympathieën en het (vermeende) lidmaatschap van de communistische partij komen aan bod in de biografie. Dit is een onderwerp waar ook nu nog discussie over woedt. De auteurs gaan hier uitgebreid op in en weten de feiten te scheiden van de verzinsels (onder meer in de wereld gebracht door de FBI). In deze hoofdstukken duizelt het de lezer wel van alle namen die voorbijkomen.

Vanwege zijn natuurkundige kennis en charisma kreeg Oppenheimer in 1942 de leiding over het laboratorium in Los Alamos, onderdeel van het Manhattanproject dat tot doel had een atoombom te ontwikkelen. Brigadier General Leslie Groves, de directeur van het Manhattanproject, noemde Oppenheimer een genie dat overal wel wat van afwist, behalve van sport. Het managen van het laboratorium was geen sinecure. Oppenheimer was briljant, maar voor deze onderneming diende hij (in de woorden van de auteurs): "over vaardigheden te beschikken die hij niet bezat en met problemen om te gaan waar hij nog nooit over had nagedacht". Hij moest een groot deel van zijn persoonlijkheid veranderen. Daarmee kwam hij wel een heel eind. De vroeger zo teruggetrokken figuur groeide uit tot een inspirerend leider en begenadigd spreker.

Zijn gehele persoonlijkheid wijzigen, kon hij uiteraard echter niet. De wetenschapper kon charmant en gevat zijn. Als hij onder druk werd gezet, deed hij echter vaak onhandige uitspraken, die hem en anderen schade berokkenden. Dit, gecombineerd met zijn bij tijd en wijle neerbuigende, sarcastische gedrag, bezorgde hem een aantal gevaarlijke vijanden. Dit leidde na de oorlog tot een zeer pijnlijke episode in zijn leven: een ondervraging door een onderzoekscommissie van het Amerikaanse Congres. Van begin af aan wordt in het boek toegewerkt naar die dagen in 1953. Als je de transcripten leest, waaruit uitgebreid wordt geciteerd, is het niet verwonderlijk dat het boek verfilmd is. Dit is ook het enige gedeelte in het boek waar Bird en Sherwin de distantie, die je als goede biograaf moet hebben tot je hoofdpersoon, soms wat verliezen. In hun beschrijving van het onderzoek dat Oppenheimer moest ondergaan, klinkt de verholen woede nu en dan door. Dit is ook wel begrijpelijk als je leest hoever zijn vijanden gingen om hem ten val te brengen en welke (illegale) middelen daarbij werden ingezet.

Niet vergeten moet worden dat er op dat moment (begin jaren vijftig) daadwerkelijk veel communistische spionnen actief waren in de VS, die het land ook schade berokkenden, door het stelen van (atoom)geheimen. Dat wordt ook vermeld in het boek, maar het had wellicht iets meer kunnen worden benadrukt. Dit doet natuurlijk niets af aan de Amerikaanse reactie, die wel erg ver doorschoot. Het was een tijd waarin een afwijkend standpunt, zoals van Oppenheimer over de waterstofbom, als onloyaal werd aangemerkt. Hij gaf zelf toe dat hij in de jaren dertig een fellow-traveler (sympathisant) van de communistische partij was geweest. De bekende historicus Max Hastings concludeert in ‘De geheime oorlog’, zijn standaardwerk over spionage tijdens de Tweede Wereldoorlog (dat tien jaar na het boek van Sherwin en Bird verscheen), dat Oppenheimer soms iets te loslippig was tegen communistische vrienden.

In de proloog stellen de biografen dat Oppenheimer de menselijkheid zelve was. "Even getalenteerd als ingewikkeld, briljant en naïef tegelijk." In het vervolg van het boek wordt dat zonder meer aangetoond. Alle aspecten van zijn persoonlijk en professioneel leven worden uitgebreid besproken en van meerdere kanten belicht. Vaak aan de hand van citaten van vrienden, vakgenoten en zijn vijanden. Daardoor krijgt de lezer een compleet beeld van alle sterke en zwakke punten van Oppenheimer en de tijd waarin hij leefde. Daarbij wordt de lezer wel bedolven onder citaten en details. Het boek is daardoor niet altijd een page turner, maar zeker bij de hoofdstukken waarin Oppenheimers naoorlogse behandeling aan de orde komt, houd je als lezer de adem in. Voor wie meer wil weten over Oppenheimer, en dan met name over de man achter de wetenschapper, is dit boek zeker een aanrader.

Beoordeling: Zeer goed

Informatie

Artikel door:
Wesley Dankers
Geplaatst op:
04-12-2024
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen