Dit artikel, van de hand van Peter Bakker en Petra Sjouwerman, is oorspronkelijk onder de titel ‘Twee Indiaanse veteranen’ in 1995 gepubliceerd in het tijdschrift Indigo dat inmiddels ter ziele is. De oorspronkelijke tekst is voor publicatie op deze website op een aantal plaatsen gewijzigd.
Onder de Canadese soldaten die actief waren tijdens de bevrijding van Europa en Oost-Azië waren mogelijk enkele duizenden Indianen. Ongeveer 150 van hen zijn in Europa of het Verre Oosten gesneuveld. We spoorden twee Indianen op die in mei 1995 in het kader van de viering van vijftig jaar bevrijding naar Nederland waren gekomen. De Ojibwe Indiaan Edward Commanda en Archie Hodgson, een in West-Canada geboren Slavey (een volk uit het Hoge Noorden). Beiden droegen in 1945 als soldaten bij aan de bevrijding van Nederland.
Een groter contrast dan tussen Archie Hodgson en Edward Commanda is nauwelijks denkbaar. Commanda woont in het Nipissing First Nation Reserve nabij het dorpje Sturgeon Falls in Ontario. Hodgson is ook Indiaan maar heeft nooit in een reservaat gewoond. Hij weet nauwelijks tot welk volk hij behoort.
Archie Hodgson bewaarde vijftig jaar lang onder zijn matras het adresboekje waarin de naam van zijn grote liefde uit Nederland stond. Het was wederzijds, maar hij kon haar niet meenemen omdat hij haar geen toekomst kon bieden in Canada. Met trillende handen had hij het beduimelde boekje geopend in het bijzijn van zijn gastgezin. De naam was vijftig jaar later nog steeds leesbaar. Op wonderbaarlijke wijze slaagden zijn kersverse Nederlandse vrienden erin dezelfde dag nog familieleden van zijn geliefde te achterhalen. Helaas, twee jaar geleden bleek zij te zijn overleden, maar haar zus en nicht hebben hem hartverwarmend onthaald.
En dat deden niet alleen deze twee vrouwen. Vlak voor de grote parade van alle veteranen in Apeldoorn in 1995 had Ben Haveman in de Volkskrant een artikel geschreven over Archie Hodgson, met een foto erbij. Hodgson vertelde in het artikel over de discriminatie van Indianen (al dan niet een veteraan) in zijn dorp. Zo had het lokale kantoor van het Royal Canadian Legion, de officiële veteranenvereniging, zijn lidmaatschap gedwarsboomd. Hij was daarom maar op eigen houtje naar Nederland gekomen. Niet in de officiële kleding van het Legion, maar gekleed in een jas van elandhuid met kleurige kralenwerkmotieven, liep hij ondanks zijn 74 jaar drie uur in de parade mee. Het Indiaans handwerk was speciaal voor hem gemaakt. Hij liep niet in de pas, zoals de anderen, maar bijna dansend met twee veel jongere vrouwen aan zijn zijde. De mensen aan de kant van de weg herkenden hem uit de Volkskrant en scandeerden zijn naam: 'Archie! Archie!'. Hij is verguld met alle aandacht: artikelen in dagbladen en zelfs een optreden op de televisie voor het Jeugdjournaal. "Mijn hele verblijf in Nederland was fantastisch. Thuis ben ik niemand, maar hier ben ik een held!" Wanneer Archie vertelt over het verschil tussen zijn ervaringen in Nederland en zijn ervaringen in Canada, schieten de tranen bij hem en de toehoorders in de ogen. Thuis wordt hij vanwege zijn huidskleur met de nek aangekeken, maar hier vindt niemand dat een bezwaar. Integendeel. De Nederlanders hebben hem prima behandeld. Maar net zoals thuis bemoeien zijn Canadese mede-veteranen zich niet of nauwelijks met hem. De echtgenote van één van hen siste Archie's gastvrouw zelfs toe dat ze zich niet met dat tuig moest inlaten. Maar hij voelt zich zeer gevleid door de aandacht in de media. "Mij kennen ze nu hier. Maar die andere veteranen, die zijn niet meer dan gezichten in de menigte geweest!"
Edward Commanda is een bescheiden en zwijgzame man. Hij is wél lid van het Royal Canadian Legion en draagt de officiële kleding. Toch heeft hij, tegen de voorschriften in, ook nog een adelaarsveer aan zijn baret bevestigd. Die heeft hij drie jaar geleden van het reservaat gekregen, de hoogste onderscheiding die iemand kan krijgen. Hij is, met zijn Indiaanse vrouw, via de officiële kanalen in een groep van 150 veteranen naar Nederland gekomen. De reis is door het reservaat bekostigd. Ze volgen het volle programma en bezoeken oorlogsbegraafplaatsen en herdenkingsplechtigheden. In hun reisgezelschap zijn ze een beetje buitenbeentjes. Ze zijn de enige Indianen, op één vrouw na die getrouwd is met een Indiaanse veteraan. "Ik heb niet lang in Nederland gezeten, en ik kan me ook niet precies herinneren waar ik toen was. Ik was vrachtwagenchauffeur. Wij moesten munitie naar het front vervoeren en Duitse krijgsgevangenen van het front ophalen. Wij waren gewapend met stenguns, maar de gevangen Duitsers verzetten zich niet meer. We mochten niet met ze praten. We reden in kolonnes met onopvallende lampen, anders konden de Duitsers ons zien en beschieten. Ook moesten we niet van de weg raken, want dan zouden we op landmijnen kunnen rijden." Als zijn vrouw zijn verhalen hoort, vertelt ze dat het voor haar ook nieuw is. "Hij praat er nooit over, nooit."
Van Edward Commanda en zijn vrouw horen we niets over discriminatie. Hij is inmiddels 69 jaar en al een aantal jaren gepensioneerd. Hij is melkboer geweest en daarna heeft hij 25 jaar voor een houtkapbedrijf gewerkt. Bij de intocht in Apeldoorn is hij in een oude legerjeep meegereden.
Onder de tienduizenden veteranen in Apeldoorn leken de Indiaanse veteranen ondervertegenwoordigd, terwijl ze vijftig jaar geleden eigenlijk oververtegenwoordigd waren. Ook het zestal Mohawk-veteranen, die vijf jaar geleden bij de vorige grote herdenking nog een opvallende verschijning waren met hun verentooien, zijn er blijkbaar nu niet bij. Toch kunnen Commanda en Hodgson niet de enige Indianen zijn. Archie weet precies de regimenten op te noemen waar veel Indianen in zaten: de Royal Winnipeg Rifles, het South Saskatchewan Regiment en de Calgary Highlanders. Waarom waren er dit keer zo weinig bij? Hadden ze geen geld om te komen? Wisten ze nergens van? De twee veteranen hebben allebei slechts één andere Indiaanse veteraan gezien. Commanda heeft een Ojibwe gezien die eerst eigenlijk niet mee mocht lopen omdat hij geen officiële badge had van de organisatoren. En Archie had met een Indiaan gesproken die niets meer van zijn Indiaanse achtergrond wilde weten.
Zowel Commanda als Hodgson had ook familieleden in het leger. Commanda's vader had in de Eerste Wereldoorlog gevochten en ook een oom was in de Tweede Wereldoorlog in Europa geweest. Hij was bij de proefinvasie van Dieppe gesneuveld en ligt nu in Frankrijk begraven. Een broer en een zus van Hodgson hadden ook getekend. Zijn zus diende in Canada, zijn jongere broer was op zijn negentiende kreupel uit Europa teruggekeerd. "Toen we Brussel binnentrokken, had hij een grote hoed op. Er zijn foto's van ons gemaakt, en ik zou graag nog een foto van mijn broer hebben. Ik heb geen foto van hem."
Archie vertelt schrijnende verhalen over de manier waarop hij en vele andere Indianen in Canada worden behandeld. "Vóór de oorlog heb ik eigenlijk geen last gehad van discriminatie. Ik heb altijd in de buurt van blanken gewoond. Pas toen ik terugkwam begon het. Ik kon geen baan vinden, terwijl blanken vrij makkelijk werk kregen. Na een tijd ben ik in de bouw terechtgekomen. Nu is de discriminatie in de buurt van mijn dorp vreselijk. Daar ben ik de enige Indiaan. Als ik naar de kapper wil in mijn dorp, dan knippen ze het met opzet scheef, zodat ik daar de volgende keer niet meer kom. Soms als ik boodschappen doe, dan word ik pas geholpen als alle blanken geholpen zijn. Op mijn boerderij ben ik een aantal keren lastiggevallen door dorpelingen. Eén hond van mij is vergiftigd en een andere is spoorloos verdwenen. Autoreparaties worden slecht uitgevoerd en ik krijg rekeningen die onredelijk hoog zijn. Ik kon pas lid worden van het Royal Canadian Legion toen ik vlak voor mijn vertrek naar Nederland dreigde te gaan vertellen hoe de mede-oud-strijders me behandelen. Toen kreeg ik een brief met excuses. Maar toen wilde ik al geen lid meer worden." Hij heeft weinig vrienden onder de blanken, en het dichtstbijzijnde Indianenreservaat is honderd kilometer verder. Zijn vrouw is een grote steun voor hem.
Edward Commanda heeft een aantal stencils meegenomen met teksten over het medicijnwiel (voor de Indiaan is het medicijnwiel een kompas dat hem op symbolische wijze helpt zijn levenspad hier op aarde te bewandelen, red.) en andere teksten over de levensfilosofie van Indianen. "Die heb ik van de stamraad gekregen. Ik geef ze aan geïnteresseerde mensen." Hij vertelt dat hij geen vlaggendrager kon zijn bij de laatste powwow (Indiaans dansfestijn, red.) in Toronto. Dat is traditioneel een taak van veteranen, en ze hadden hem ervoor gevraagd. "Ik ben blij dat ik naar Nederland ben gekomen. Ik had dit voor geen goud willen missen."
Voor Edward Commanda is het de eerste keer dat hij terug is in Nederland en hij zal zich geen tweede keer kunnen veroorloven. Archie heeft al plannen voor als hij terugkomt in Canada. "Als ik terugkom in Canada, wil ik proberen de lokale media voor de zaak te interesseren. Dan kan ik ze een stapel krantenknipsels uit Nederland laten zien en misschien willen ze dan wel iets schrijven over de manier waarop een Indiaanse veteraan in Alberta wordt behandeld. Maar ik vrees dat er niets zal veranderen. De haat jegens Indianen is te diep geworteld in de geest van de mensen."