Het is eind oktober/ begin november 1944 als West-Brabant bevrijd wordt van de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Hiervoor werden diverse geallieerde operaties uitgevoerd. Aan die operaties namen Canadezen, Britten (de Polar Bears), Amerikanen (de Timberwolves, zie hier de connectie met ‘boswolven’) en Polen (1e Poolse Pantser Divisie) deel. Deze operaties kregen codenamen:
Operatie Rebound maakte deel uit van de grote operaties Humid en Pheasant met als doel de opmars naar Hollandsch Diep/ Moerdijk, met zijn vitale en strategische bruggen, welbekend.
Eind oktober/ begin november was het slecht weer, gemiddelde temperatuur rond de 5 graden Celsius (maximaal 9º C en minima rond het vriespunt), gemiddeld vier uur neerslag en een luchtvochtigheid van 98% met een wind van ruim 4 m/sec vanuit richting westzuidwest.
De Duitsers hadden zich op 29 oktober 1944 teruggetrokken naar de zogenaamde Mark & Dintellinie (Stampersgat/ Standdaarbuiten). De Mark en de Dintel vormden een natuurlijke verdedigingslinie en moesten door de geallieerden worden overgestoken om de eerder genoemde opmars te kunnen voortzetten. Deze opmars verliep alles behalve voorspoedig. Ook het polderlandschap werkte tegen. Er kon niet of nauwelijks gebruik worden gemaakt van tanks en er waren dus voornamelijk infanterie gevechten.
Deel van het plan ‘Humid’ betrof de oversteek over de Dintel en dat zou geschieden ter hoogte van Barlaque, een buurtschap van circa 20 huizen en ongeveer 50 inwoners op de grens van Standdaarbuiten en Fijnaart. Dat zou een zogenaamde ‘silent assault crossing’ worden, een stille oversteek om de Duitse verdediging te verrassen. De Britse plannenmakers hoopten daarmee om te kunnen doorstoten naar de richtingen Fijnaart/ Willemstad en Oude Stoof/ Klundert. Het bleken iets te optimistische plannen gezien het redelijk omvangrijk operatiegebied, de weersomstandigheden, het onbekende polderlandschap (in de 15e eeuw ingepolderd na de Sint-Elisabethsvloed van 1421) en de toch wel heftige Duitse weerstand, met name in de omgeving Oude Stoof en Klundert. De polders in de omgeving Fijnaart waren ook onder water gezet.
Terwijl de Amerikanen (104e Infantry Divison - Timberwolves) overgingen tot het vormen van een bruggenhoofd aan de overzijde van de Mark (Standdaarbuiten), trachtten de Britten (49th WR Infantry Division - Polar Bears) dit te doen aan de overzijde van de Dintel, ter hoogte van buurtschap Barlaque. Het is opvallend dat de oversteek van de Britten zonder lawaai diende te gebeuren, terwijl het vooral in de Amerikaanse sector een hels kabaal was vanwege de ondersteunende artillerie. Om precies 21:00 uur (2 november 1944) was de eerste oversteek van de Dintel een feit. Dat gebeurde in volkomen duisternis, steeds met twee boten heen en weer. In elke boot zaten zo’n 10 soldaten van het 2nd Bn Essex Regiment (Polar Bear Division) ook wel de ‘Pompadours’ genoemd. De oversteek werd afgeschermd door de Gloucestershire’s Rgt. (‘Glosters’). De Essex Pompadours werden later afgelost door de South Wales Borderers Rgt. Er is een foto dat zij Huize De Blaak passeren en in de richting van Standdaarbuiten lopen, richting Timberwolves.
Ondanks dat de oversteek in absolute stilte plaatsvond, ontdekten de Duitsers de Britten. Vanuit de richting Fijnaartse Kade werden de Britten onder vuur genomen en vielen de eerste gewonden. Na de oversteek bleken de Duitsers zich al uit de omgeving van de Barlaque te hebben teruggetrokken. Barlaque werd dus nagenoeg verlaten aangetroffen. Een reconnaissance soldaat (verkenner) van de 294 Field Company veroverde het stoomgemaal bij de sluis zowat in zijn eentje, omdat hij in de duisternis zijn strijdmakkers was kwijtgeraakt. Later arriveerde de versterking en werd de Keenesluis intact aangetroffen. De Keenesluis, een eeuwenoude voormalige schutsluis met aflaatkanaal en voor de verdere opmars belangrijke brug, werd door enkele genisten (‘Sappers’ - Royal Engineers) gecontroleerd op de eventuele aanwezigheid van explosieven. Deze waren er inderdaad en konden onschadelijk worden gemaakt. De Keenesluis werd derhalve gespaard van verwoesting. Kort na middernacht werd in de kelder van een van de weinige woningen (Barlaaksedijk richting Standdaarbuiten) een noodverbandpost ingericht, waar vervolgens de eerste gewonden konden worden verzorgd. Dit betroffen zowel Polar Bears als Timberwolves. Met tussenpozen vuurden de Duitsers granaten af op het kleine bruggenhoofd. Halverwege de Blaaksedijk (in/ bij de boomaard richting Fijnaart) kwamen de Britten in hevig geweer- en mitrailleurvuur terecht.
Dat dit hevige gevechten waren blijkt ook wel uit het feit dat Pte (rang private) Frederick Holland (2nd Bn Essex Rgt, 56th Infantry Brigade, 49th West Riding Infantry Division, 1 Corps) later onderscheiden werd met een zogenaamde military medal voor zijn moedig optreden in de opmars vanuit Barlaque richting Fijnaart. Zijn peloton werd aangevallen door zo’n 20 Duitsers. Pte Holland kwam als light machine gunner (LMG) meteen in actie. Vurend met zijn brengun vanuit de heup doodde hij direct zeker drie Duitsers en later nog vijf. Wellicht een overmoedig optreden…? In elk geval met gevaar voor eigen leven. Ondanks dit alles werd echter de opmars toch door de Duitse tegenstand gestuit. Ook werden zij hevig met mortieren bestookt, waarna men besloot zich in te graven.
Later vestigde overste Harrison-Topham zijn bataljonshoofdkwartier (KOYLI - King’s Own Yorkshire Light Infantry) in Huize De Blaak, dat weer werd aangestuurd vanuit het hoofdkwartier van brigadecommandant Walker in Roosendaal. Huize De Blaak was een na een brand in 1930 herbouwde dijkwoning die met name vanwege het souterrain geschikt werd geacht als hoofdkwartier. Vanuit Roosendaal was sprake van druk om de opmars richting Oude Stoof/ Klundert en dus de Moerdijkbruggen te bespoedigen. Er werd dan ook luchtsteun aangevraagd om vooral de omgeving van Klundert te beschieten en bombarderen. In Klundert lag het steunpunt van waaruit de Duitse defensie werd geleid. Ook stond daar de nodige artillerie opgesteld. Tevens waren in de omgeving van Klundert en de Moerdijkbruggen een flink aantal FLAK-batterijen geconcentreerd. Oberstleutnant L. von Alvensleben was verantwoordelijk (‘Mit Seinen Kopf’) voor de verdediging van de omgeving van de Moerdijkbruggen.
De geallieerden hadden moeite met de opmars. Het was onmogelijk om zonder grote verliezen onder de eigen manschappen op te rukken. Immers de polders rond Fijnaart stonden grotendeels onder water. Sinds weken had er ook geen bemaling meer plaatsgevonden, het waterpeil was hoog. Men werd dus gedwongen over dijkwegen op te trekken. In deze dijken hadden de Duitsers zich ingegraven. Zij bleken in staat om met weinig militairen (Kampfgruppe Chill) met hun goede mortieren en mitrailleurs, en enkele Sturmgeschütze (Stug’s/ tanks 244 Stug Brig. onder leiding van Hauptman Jaschke) een opmars van een hele compagnie tegen te houden.
Het commando van de oversteek van de Dintel was toegewezen aan Brigadier Maurice Ekins (56th Brigade/ Royal Fusiliers). Op 2 november 1944 was hij degene die de order gaf tot de oversteek, die die avond/ nacht plaatsvond. Bizar detail, hij werd op 4 november 1944 omstreeks 04:30 uur dood aangetroffen buiten de Ops-Room (in zijn auto) met een schotwond in het hoofd (van dichtbij aan de rechterzijde)… Volgens de officiële berichtgeving ‘Killed in action’. Het commando werd om 13:30 uur overgenomen door Lt. Colonel Mackay Lewis (185 Field Rgt.). Brigadier Ekins liet een vrouw (Catharine) en twee kinderen (Jennifer en Jim) na. Hij ligt begraven op de militaire begraafplaats in Bergen op Zoom.
Het buurtschap Barlaque, huize De Blaak en de Keenesluis hebben een grote rol gespeeld in de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding van Zuidwest-Nederland/ West-Brabant. Letterlijk het kruispunt waar Britten en Amerikanen, lees Polar Bears en Timberwolves, elkaar als ‘Brothers in Arms’ troffen.