Pas vanaf 1913 schafte de Royal Australian Navy (RAN) zelf grotere oorlogsbodems aan die verder weg konden opereren dan de eigen rivieren en kustwateren. Vanaf dat moment nam de RAN ook zelf Lichte-kruisers in dienst. Deze werden veelal overgenomen van de Royal Navy of werden via de Royal Navy besteld binnen grotere bestellingen van de Royal Navy zelf. Desondanks zou het aantal Lichte-kruisers beperkt blijven net als dat van andere grotere oorlogsbodems.
Tussen 1909 en 1914 bouwde de Britten een serie van 21 Lichte-kruisers, bestemd voor de Royal Navy en de Royal Australian Navy. Op basis van de bouwprogramma's konden binnen deze zogenaamde Town-klasse (1909) een aantal subklassen worden onderscheiden. De Bristol-klasse (1909) was een eerste met vijf schepen. Deze werd gevolgd door de Weymouth-klasse (1910) met vier schepen. De hierop volgende Chatham-klasse (1911) omvatte zes schepen waarvan er drie naar de Royal Australian Navy gingen. Van de vier schepen van de volgende Birmingham-klasse (1913), ging er één naar de Australiërs. Uiteindelijk waren er nog twee schepen in de Birkenhead-klasse (1915) die eigenlijk bestemd waren voor de Griekse marine maar vanwege de Eerste Oorlog door de Royal Navy in gebruik werden genomen. Van de vier Australische schepen was ten tijde van de Tweede Wereldoorlog alleen de HMAS Adalaide (I47) nog in dienst.[1]
Town-klasse
(1909) / Chatham-klasse (1911) / Birmingham-klasse (1913) |
||
Chatham-klasse (1911) |
||
HMAS Sydney (52) HMAS Sydney (A1) |
London & Glasgow, Govan |
|
HMAS Melbourne (86) HMAS Melbourne (93) |
Cammell Laird & Co Ltd, Birkenhead | |
HMAS Brisbane (1915) |
Cockatoo Island Dockyard,
Sydney |
|
Birmingham-klasse (1913) |
|
|
HMAS Adelaide (C44) HMAS Adelaide (I47) |
Cockatoo Island Dockyard,
Sydney |
Van de Britse pantserdekschepen uit de Pelorus-klasse, werden in de jaren 1913 en 1915, twee schepen verkocht aan Australië. Volgens de latere classificering zouden deze schepen te rangschikken zijn als Lichte-kruiser. De schepen werden in 1916 en 1918 uit de vaart genomen.
Op basis van de York-klasse (1928) Zware-kruisers, werd in de jaren 1930 een groep van acht Lichte-kruisers gebouwd in opdracht van de Britse Admiralty. Deze Leander-klasse schepen werden tussen 1931 en 1934 in gebruik genomen. De laatste drie schepen werden aan de Royal Australian Navy geleverd. Aanvankelijk waren ook deze schepen voor de Royal Navy bedoeld. Bij de Royal Navy hadden deze schepennamen van mythologische figuren gekregen en werden ze vanwege een iets afwijkende configuratie ondergebracht in de Amphion-klasse (1934). Binnen de Royal Australian Navy ontvingen ze namen van steden en werden ze veelal aangeduid als Perth-klasse (1934). Van de drie Australische schepen gingen er twee tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren.[2]
Leander-klasse
(1931) / Amphion-klasse (1934) / Perth-klasse (1934) |
||
HMAS Perth (D29) |
HM Dockyard, Portsmouth |
|
HMAS Hobart
(D63) |
HM Dockyard, Devonport | |
HMAS Sydney
(D48) |
Swan Hunter & Wigham
Richardson, Wallsend-on-Tyne, England |