Tot vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Europa, kende de Koninklijke Marine geen patrouilleschepen die speciaal voor dat doel waren ontworpen en gebouwd. Voor de bewaking van havens, kanaaltoegangen, riviermondingen en kustwateren werden veelal oude mijnenvegers, oude kanonneerboten, gehuurde of gevorderde schepen en dergelijke ingezet indien de situatie dit noodzakelijk maakte. Voor deinst in Nederlands-Indië werden tegen 1939 echter vier klassen speciaal voor dat doel ontworpen en gebouwde patrouillevaartuigen gebouwd. De eerste klasse was de uit vier schepen bestaande P 1-klasse.
Hr. Ms. P 1 (1939) | ?: kiellegging ?: tewaterlating 1939: aflevering 1942: in Japanse handen 1945: m.s. Anna (1945), Dienst der Scheepsvaart 1947: Hr. Ms. RP 132 (1947) 1950: Indonesië |
Hr. Ms. P 2 (1939) | ?: kiellegging ?: tewaterlating 1939: aflevering 1942: vernield door eigen personeel |
Hr. Ms. P 3 (1939) | ?: kiellegging ?: tewaterlating 1939: aflevering 1942: vernield door eigen personeel |
Hr. Ms. P 4 (1939) | ?: kiellegging ?: tewaterlating 1939: aflevering 1942: in Japanse handen 1945: m.s. Betsy (1945), Dienst der Scheepsvaart 1947: Hr. Ms. RP 133 (1947) 1950: Indonesië |
De P1-klasse patrouillevaartuigen waren de eerste schepen die als patrouilleboot voor de Koninklijke Marine werden gebouwd. De klasse bestond uit vier schepen, de Hr. Ms. P 1 (1939), Hr. Ms. P 2 (1939), Hr. Ms. P 3 (1939) en de Hr. Ms. P 4 (1939). De klasse werd gebouwd bij het Marine Etablissement te Soerabaja.[1][2]
De schepen waren, mede door de onervarenheid in het ontwerpen en bouwen van schepen bij het Marine Etablissement, te klein voor de hen toebedeelde taak, waren instabiel en hadden een te klein vermogen. De ruim 15 meter lange schepen hadden een diepgang van 1,32 meter met een waterverplaatsing van 23 ton. De enkele 110 pk dieselmotor kon een snelheid genereren van 12 knopen (22 km/u). De bewapening bestond uit twee mitrailleurs van 7,7 mm.
Hoewel ontworpen als snelle patrouillevaartuigen, bleek de snelheid van 12 knopen veel lager dan de gewenste 15 knopen. De ervaringen opgedaan bij deze klasse en de verbeteringen die nodig waren, werden toegepast bij de volgende serie patrouilleboten, de P 5-Klasse (1940). De vier schepen waren aanvankelijk bedoeld voor patrouilles bij Soerabaja waar ze de aanvlieg- en landingsroutes van de Quantas vliegboten vrij van andere scheepvaart moesten houden. Uiteindelijk werden de vier schepen echter apart van elkaar gestationeerd in Koepang, Bima, Soerabaja en Tandjong Priok.[3]
Gedurende het verloop van de Japanse inval in Nederlands-Indië, werden de meeste schepen door de eigen bemanning vernield en/of tot zinken gebracht. Alleen de Hr. Ms. P 1 viel onbeschadigd in Japanse handen. Hr. Ms. P 4 kon later door de Japanners worden gelicht en hersteld. Beide schepen werden na de Tweede Wereldoorlog onbeschadigd terug gevonden en kwamen als respectievelijk m.s. Anna en m.s. Betsy in dienst van de Dienst der Scheepsvaart (DvS) om in 1947 als Hr. Ms. RP 132 en Hr. Ms. RP 133 over te gaan naar de Koninklijke Marine. Tegen deze tijd hadden beide schepen een uiterlijk gekregen die gelijkwaardig was aan een ontwerp van Higgins voor een patrouillevaartuig, waarvan er meer in dienst waren bij de Koninklijke Marine. In 1950 werden beide schepen overgedragen aan Indonesië.[4][5][6][7][8]
Klasse: | P 1-klasse (1939) |
Aantal in klasse: |
4 |
Land: |
Nederland |
Type: |
Patrouillevaartuig |
Waterverplaatsing: |
23 BRT |
Lengte: |
15,85 meter |
Breedte: |
4,00 meter |
Diepgang: |
1,32 meter |
Aandrijving: |
1x Werkspoor dieselmotor 1 schacht 110 pk (82 kW) |
Snelheid: |
12 knopen (22,22 km/u) |
Bereik: |
? km bij ? knopen (? km/u) |
Bewapening: |
2x1 6,5 mm machinegeweer |
Bemanning: |
10 |