Titel: | Onze mensen - Holocaust in Litouwen: Collaboratie, ontkenning en verdraaiing |
Schrijver: | Vanagaitė, R. & Zuroff, E. |
Uitgever: | Verbum |
Uitgebracht: | 2023 |
Pagina's: | 300 |
ISBN: | 9789493028661 |
Omschrijving: | Efraim Zuroff en Rūta Vanagaitė vormen geen vanzelfsprekend schrijversduo. Eerstgenoemde is een Amerikaans-Israëlische historicus die zich als ‘nazi-jager’ al decennialang inspant om Holocaustdaders voor het gerecht te brengen. De ander is een Litouwse theaterrecensent en televisiebekendheid die in haar eigen land succesvolle boeken publiceerde, onder andere over ouderdom en de zorg voor dierbaren en over vrouwen vanaf de leeftijd van veertig. De twee ontmoetten elkaar in 2013 voor het eerst toen de Litouwse Vanagaitė Zuroff uitnodigde als spreker op te treden tijdens een conferentie over het thema Holocaustonderwijs. Ze kende de reputatie van de Israëliër in haar land, waar hij wordt beschouwd als onruststoker. Tijdens een seminar in Jeruzalem zou hij eens enkele Litouwse leraressen aan het huilen hebben gemaakt. Het gerucht ging zelfs dat Zuroff werd betaald door Poetin. Zuroff heeft echter reden voor zijn wrok. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd in Litouwen de jongste broer van zijn grootvader van vaders kant vermoord. Dit gebeurde tijdens een door de nazi’s georganiseerde en mede door Litouwse nazicollaborateurs uitgevoerde massamoord. Vanagaitė is daarentegen een nabestaande van daders. Haar vaders vader, Jonas Vanagas, had gedurende de Duitse bezetting van Litouwen meegewerkt aan het opstellen van lijsten met namen van Joden, die moesten worden vermoord. De naam van haar oom Antanas, die indertijd in Panevėžys hoofd van de politie was, staat op de door de Vereniging van Litouwse Joden in Israël opgestelde lijst van vijfduizend Litouwse Holocaustdaders. Lang was de Litouwse alleen maar trots geweest op haar grootvader en oom, die te boek stonden als vrijheidsstrijders tegen de Sovjetoverheersers. Zowel voor als na de Duitse bezetting (1941-1944) was Litouwen onderdeel van de Sovjet-Unie. Litouwse nationalisten werden door de Sovjets meedogenloos onderdrukt: velen werden gedeporteerd naar kampen in Siberië, onder wie ook Jonas Vanagas die daar in 1945 doodvroor. Litouwen werd in 1990 onafhankelijk en sindsdien worden Litouwse anti-Sovjetstrijders weer volop herdacht en geprezen als volkshelden. De moord op meer dan 200.000 Litouwse Joden tijdens de Duitse bezetting wordt in Litouwen naar verhouding slechts mondjesmaat herdacht. Maar 3,8% van de Joodse gemeenschap overleefde hier de Holocaust. Met het door de Europese Unie gesubsidieerde project ‘Ponar Lullaby’ (Ponar wiegelied) wilden Vanagaitė en haar mede-initiatiefnemers bewoners van Vilnius laten kennismaken met de Joodse geschiedenis. Op de locatie in Ponar/Paneriai waar in totaal 70.000 Joden werden vermoord, zongen ze het wiegelied dat in het getto van Vilnius werd geschreven en daar veel werd gezongen. Het initiatief vond – onder de naam ‘Een Jood zijn’ – met succes navolging elders in Litouwen en werd afgesloten met een vooraf op video vastgelegde lezing van Zuroff. Daarmee eindigde de samenwerking tussen Zuroff en Vanagaitė niet, want ze besloten gezamenlijk een reis te maken langs verschillende moordlocaties in Litouwen en hier de laatste getuigen van de massamoord op de Joden te interviewen. Van deze in 2015 ondernomen reis doen ze beiden verslag in het door Rob Pijpers vertaalde en door uitgeverij Verbum gepubliceerde boek ‘Onze mensen’. Pas toen Vanagaitė zich bezighield met de herdenking van de Holocaust ontdekte ze dat haar familieleden betrokken waren geweest bij deze massamoord. Toen de nazi’s in 1941 Litouwen binnenvielen, werden ze door een groot deel van de bevolking verwelkomd als bevrijders. Na ongeveer een jaar door de Sovjet-Unie bezet te zijn geweest, hoopten de Litouwers dat Hitler hun onafhankelijkheid weer zou teruggeven. Onder meer in Kaunas richtten Litouwers, van 25 tot 29 juni 1941, een bloedbad aan onder de Joodse bevolking zonder dat de Duitsers hiervoor opdracht hadden gegeven. Litouwse vrijheidsstrijders, politiemensen en allerlei andere personen – van boerenknechten tot misdadigers – stelden zich gretig ter beschikking van de Duitse bezetter. Vaak georganiseerd in hulpbataljons leverden ze een grote bijdrage aan de uitroeiing van de Joden, ook al waren dat vaak hun eigen buren of plaatsgenoten. Zuroff noemt het totale aantal van 20.000 Litouwse daders, van wie slechts een klein deel werd veroordeeld in de naoorlogse Sovjetperiode. Toen de nazi-jager kort na het onafhankelijk worden van Litouwen het land bezocht om de daders alsnog te kunnen vervolgen, kreeg hij nauwelijks medewerking. De Litouwers waren blij verlost te zijn van de Sovjets en niet bereid onder ogen te zien dat hun landgenoten, die te boek stonden als vrijheidsstrijders, medeschuldig waren aan de Holocaust. Een doodgraver van de reputatie van Litouwen, zo noemt Vanagaitė haar reisgenoot en medeschrijver. Tijdens de reis van Zuroff en Vanagaitė is de medeplichtigheid van Litouwers aan de Holocaust een terugkerend twistpunt tussen de twee. Zuroff heeft het tegenover Vanagaitė vaak over "jullie" als hij spreekt over de daders, alsof Vanagaitė en haar landgenoten nog steeds schuld dragen. Vanagaitė wil zich in het begin telkens verdedigen tegen de aantijgingen van Zuroff, maar ontdekt gaandeweg steeds meer dat de verontwaardiging van haar reisgenoot niet onterecht is. Ze bezoeken musea en spreken met museummedewerkers die nauwelijks benul hebben van de moord op de Joden in hun omgeving. In de stad Ukmergé bekijken ze een monument dat is opgericht ter ere van anti-Sovjetpartizaan Juozas Krikštaponis, die als officier in het Impulevičiusbataljon betrokken was bij massamoordoperaties in Wit-Rusland. Het naar de Litouwse legerofficier Antanas Impulevičius vernoemde bataljon zou in Wit-Rusland circa 27.000 Joden hebben vermoord. Ondanks dat het Onderzoekscentrum voor Genocide en Verzet in 2014 erkende dat Krikštaponis een oorlogsmisdadiger was, staat het monument nog op zijn plek. Bijna steeds moet het schrijversduo echter op zoek naar de locaties van de massamoorden en de massagraven, die vaak niet of nauwelijks onderhouden zijn en waar monumenten niet zelden ontbreken of nietszeggend zijn. Ook Zuroff lijkt zijn veroordelende standpunt tijdens de reis iets te willen nuanceren. Na eerst nauwelijks open te staan voor het verklaren van de misdaden van de Litouwers denkt hij later met Vanagaitė mee over hoe het zover heeft kunnen komen. Een van de onderliggende oorzaken ziet hij in de kloof tussen de daders, die vaak ongeschoold en arm waren, en de beter opgeleide en rijkere slachtoffers. Er ontstond een wij-zij-denken, waarbij de ander niet meer als mens werd gezien. Daar kwam bij dat sommige Joden gedurende de Sovjetbezetting actief waren geweest binnen de NKVD, de gevreesde Sovjetveiligheidsdienst, waarvoor de hele Joodse bevolking de prijs moest betalen. Mede aan de hand van onderzoek door Litouwse historici constateren de schrijvers ook dat het groepsgevoel ertoe leidde dat mannen zelden weigerden Joden te executeren. Met alcohol werden hun emoties gedoofd. Tevens verrijkten de daders zich met het geld en de eigendommen van hun slachtoffers. Een negentienjarige Litouwer verklaarde dat hij in augustus 1941 drie keer deelnam aan het doodschieten van Joden en toen in totaal 4.000 roebel roofde, waarvan hij onder meer een gleufhoed en viool kocht. Ook Litouwers die zelf niet betrokken waren bij de executies profiteerden mee: Joodse bezittingen waar de Duitsers geen beslag op legden, zoals kleding en beddengoed, werden gratis aan hen uitgedeeld. In hun boek behandelen de schrijvers verschillende plaatsen in Litouwen waar de Joodse bevolking grotendeels werd uitgeroeid. Ze beschrijven hun eigen ervaringen en halen vele getuigenissen aan, veelal uit naoorlogse processtukken. De details die uit de verklaringen naar voren komen, zijn vaak schokkend. Zo verklaarde een dader uit het Impulevičiusbataljon dat jonge kinderen nietsvermoedend in een massagraf speelden, boven op de lichamen van hun geëxecuteerde moeders, voordat ze zelf zouden worden gedood. De door hun (groot)ouders begane gruweldaden worden door veel Litouwers nog altijd niet voldoende erkend. Ze verschuilen zich achter de ‘dubbele-genocidetheorie’, waarbij het argument is dat de massamoord op de Joden niet anders is dan de misdaden die de Sovjets tegen hun volk pleegden – alsof de misdaden daardoor kunnen worden genegeerd. Toen ‘Onze mensen’ in 2016 in Litouwen uitkwam, werd het geprezen, maar nog meer vervloekt. De uitstekend verzorgde Nederlandse vertaling vormt een aanwinst voor de Holocaustbibliotheek van Verbum en doet enigszins denken aan het eerder gepubliceerde ‘Holocaust door kogels’ van de hand van priester Patrick Desbois over de Holocaust in Oekraďne. Terwijl in West-Europa de massamoord op de Joden prominent wordt herdacht en de nationale medeplichtigheid voortdurend onder de loep wordt genomen, heeft Oost-Europa nog een lange weg te gaan om de Holocaust de juiste plek in het collectieve bewustzijn te geven. |
Beoordeling: | Zeer goed |