De Momi-klasse torpedobootjager Fuji werd in 1921 door de Japanse Keizerlijke Marine in gebruik genomen. Het schip werd in 1940 verbouwd tot Patrouillevaartuig Nr. 36 van de zogenaamde Nr. 31-Go shokaitei-klasse. In deze hoedanigheid nam het schip deel aan de strijd in de zuidwestelijke Pacific. Het schip overleefde de Tweede Wereldoorlog, werd overgenomen door Indonesische vrijheidsstrijders en werd in 1946 door de Nederlandse Koninklijke Marine buitgemaakt. In 1947 werd het schip gesloopt.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Fujinagata Zosenjo, Osaka |
6 december 1919 |
27 november 1920 |
31 mei 1921 |
1947 (sloop) |
Bouwnummer : ? |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
31 mei 1921 |
juni 1921 |
torpedobootjager Fuji,
Kure Marine District |
||
1 juni 1921 |
1939 |
15e
Torpedobootjagerdivisie |
||
1 april 1940 |
februari 1941 |
Patrouillevaartuig
Nr. 36 - Dai 36-Go shokaitei - |
||
20 november 1941 |
1e Patrouilledivisie |
|||
januari 1942 |
augustus 1942 |
No. 2 Basis Eenheid |
||
augustus 1942 |
augustus 1945 |
1e Marine Escorte
Divisie |
||
10 augustus 1946 |
geschrapt van
marinelijsten |
|||
7 juni 1946 |
Angkatan Laut
Republik Indonesia (ALRI) |
|||
8 juni 1946 |
in beslag genomen
Koninklijke Marine |
|||
1947 |
gesloopt |
De kiel voor de Momi-klasse (1919) torpedobootjager Fuji, werd op 6 december 1919 gelegd aan de scheepswerf Fujinagata Zosenjo in Osaka. Het schip werd op 27 november 1920 te water gelaten en op 31 mei 1921 afgeleverd.[1]
De torpedobootjager Fuji was een zogenaamde 2e klasse torpedobootjager gebouwd onder het bouwprogramma uit 1919 voor vijf schepen uit de Momi-klasse (1919). De schepen uit deze klasse en dus ook de Fuji waren een verbeterde variant op de Momo-klasse (1916), waarbij het voornaamste verschil bestond uit de toepassing van twee tweevoudig torpedolanceerinstallaties van 533 mm in plaats van de gebruikelijke drievoudige 450 mm torpedolanceerinstallaties. De voortstuwing bestond uit een krachtiger installatie dan bij de Momo-klasse schepen met twee Kampon geschakelde stoomturbines en drie Kampon boilers. Hiermee kon een snelheid van 36 knopen (67 km/u) worden bereikt en bij een snelheid van 15 knopen (28 km/h) een afstand van 6.500 km worden afgelegd. De Fuji had een waterverplaatsing van 850 ton standaard en 1.020 ton maximaal met een lengte van 85,30 meter, een breedte van 7,90 meter met een diepgang van 2,50 meter. De 110 bemanningsleden hadden de beschikking over drie stuks geschut van 120 mm, twee 7,7 mm machinegeweren en twee installaties met elk twee torpedolanceerbuizen van 533 mm. Op het achterschip konden twee mijnenrails worden geplaatst waarmee 20 mijnen konden worden gelegd.[2]
De Fuji maakte deel uit van de 15eTorpedobootjager Divisie en werd ingezet tijdens de 2e Chinees-Japanse oorlog. In 1939 werd het schip aangewezen om als opleidingsvaartuig te dienen, maar werd al spoedig voorbestemd om verbouwd te worden tot patrouillevaartuig.
Naam: | Fuji (1920) |
Callsign/Registratie: |
? / ? |
Bouwer: |
Ishikawajima, Tokio |
Bouwnummer: |
? |
Type/Klasse: |
Torpedobootjager /
Momi-klasse (1919) |
Waterverplaatsing: |
850 lt (864 t) (standaard) 1.020 lt (1.036 t) (maxhimaal) |
Lengte: |
85,30 meter |
Breedte: |
7,90 meter |
Diepgang: |
2,40 meter |
Aandrijving: |
3x Kampon water-tube
boilers 2x Kampon geschakelde stoomturbine 2 schachten 21.500 shp (16.000 kW) |
Snelheid: |
36 knopen (67 km/u) |
Bereik: |
6.500 km bij 15 knopen (28 km/h) |
Bewapening: |
3x1 120 mm / 45 kaliber
Type 3 geschut 2x1 7,7 mm machinegeweren 2x2 533 mm torpedolanceerbuizen 20 mijnen |
Bemanning |
110 |
Sho-sa Genichi
Shibata (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
15 november 1921 |
Sho-sa Morie
Iwahara (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
1 december 1923 |
Sho-sa Ruitaro
Fujita (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
20 augustus 1924 |
Sho-sa Kiyogo
Takeda (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
1 februari 1926 |
Sho-sa Toshio
Shimazaki (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
10 december 1928 |
Sho-sa Kengo
Kadota (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
1 december 1930 |
Sho-sa Sadatoshi
Hirose (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
10 oktober 1931 |
Sho-sa Yoshisuke
Okamoto (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
1 december 1931 |
Sho-sa Hiroshi
Shinohara (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
10 maart 1932 |
Tahi-i Kameshiro
Takahashi (Luitenant-ter-Zee 2e Klasse) |
30 september 1933 |
Tahi-i Tamaki
Ugaki (Luitenant-ter-Zee 2e Klasse) |
15 november 1934 |
Tahi-i Fumio
Aiko (Luitenant-ter-Zee 2e Klasse) |
5 mei 1936 |
Sho-sa Yoshio
Uesugi (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
12 december 1936 |
Sho-sa Fumio
Aiko (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
4 april 1937 |
Sho-sa Mutsuro
Kawasaki (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
12 december 1937 |
Sho-sa Chinao
Narizawa (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
15 september 1938 - 20 februari
1939 |
Bij de verbouwing vanaf 1939 werd één van de drie boilers verwijderd, evenals de torpedolanceerinstallaties en één van de stukken 120 mm geschut. Op de plaats van het verwijderde stuk geschut werd 25 mm luchtafweergeschut toegevoegd en het schip ontving dieptebommenrekken en dieptebommenwerpers, met een totaal aan 60 dieptebommen. Om het verlies aan gewicht bovendeks te compenseren, evenals de stabiliteit te verbeteren werd extra ballast toegevoegd, waarmee de standaard waterverplaatsing toenam tot 935 ton. De snelheid nam af tot 18 knopen (33,34 km/u). Op 1 april 1940 werd het schip formeel hernoemd tot Patrouillevaartuig Dai 36-Go shokaitei.
In 1941 werd het Patrouillevaartuig Nr. 36 verbouwd tot snel transportschip. Hierbij werd de achterste schoorsteen verwijderd, evenals de dieptebommenrekken. Het achterschip werd gewijzigd zodat het schip een Daihatsu-klasse (14m) landingsvaartuig kon meevoeren en via het achterschip kon lanceren. Het voorschip werd zodanig gereconstrueerd dat 150 militairen konden worden meegevoerd. De capaciteit aan dieptebommen werd gereduceerd tot 18. Het luchtafweer daarentegen werd opgevoerd met plaatsing van aanvullend 25 mm luchtafweergeschut.[3]
Vanaf 20 november 1941 werd het schip ingedeeld bij de 1e Patrouille Divisie en werd vanaf 22 december 1941 ingezet bij de invasie in de Filippijnen. Op 7 januari 1942 werd het schip ingedeeld ten behoeve van de aankomende invasie van Nederlands-Borneo, waarmee het op 11 januari 1942 werd ingezet bij de strijd om Tarakan. Hierbij bracht het samen met het Patrouillevaartuig Dai 36-Go shokaitei (1941) en de torpedobootjager Yamakaze (Dai-72) deel aan het tot zinken brengen van de Nederlandse mijnenlegger Hr. Ms. Prins van Oranje (1931). Vanaf 21 januari 1942 volgde de inzet bij de invasie van Nederlands-Borneo zelf en vanaf 28 maart werd deelgenomen aan de inname van Kersteiland.[4][5]
Na deze strijd keerde het schip terug naar Japan en werd vervolgens ingezet voor escortediensten tussen Japan en de Zuidelijke Pacific en tussen de diverse eilanden in de Zuidelijke Pacific zelf. De escortediensten werden voortgezet tot het schip op 11 september 1943 werd opgenomen in het droogdok No. 1 te Sasebo. Op 21 september kwam het schip het dok uit en op 27 september waren alle reparaties uitgevoerd. Vervolgens werd het schip wederom ingezet voor patrouillediensten tot het op 15 november 1943 werd ingedeeld bij de 1e Oppervlakte Escorte Divisie en daarbij de escortediensten vervolgde. Op 25 december 1943 volgde overplaatsing naar de 22e Speciale Basis Eenheid in Balikpapan, Borneo om van daaruit escortes uit te voeren.[6][7]
Tot 17 mei 1944 vervolgde het schip de escortediensten zonder al te veel ernstige gevolgen. Op 17 mei lag het schip in Soerabaja toen de haven tijdens Operatie Transom door Geallieerde vliegtuigen werd aangevallen. De patrouilleboot lag op dat moment in dok Nr. 2 en werd daar geraakt door bommen. Later diezelfde maand werd het schip in reparatie genomen en in september overgedragen aan Werf Nr. 1 bij de Nr. 102 Marine Constructie & Reparatie Eenheid. Na reparaties in Dok Nr. 4 kwam het schip op 10 oktober weer bij Werf Nr. 1 aan en voerde op 8 december 1944 enige proefvaarten uit. Vanaf 18 december kon het schip weer ingezet worden voor escortediensten. Deze werden uitgevoerd tot het schip op 24 februari 1945 wederom in het dok ging voor reparaties. Het schip lag te Soerabaja toen op 15 augustus 1945 de vijandelijkheden in de Pacific ophielden. Hierna werd het schip enige tijd gebruikt voor de repatriëring in de omgeving.[8]
Op 6 juni 1946 kwam het schip terecht in Tegal, Java waarbij het in opdracht van de Geallieerden werd ingezet voor de evacuatie van Japans militair personeel. Hier werd het schip echter door lokale eenheden van de Angkatan Laut Republik Indonesia (ALRI) geënterd en in bezit genomen. De Japanse bemanning werd weggestuurd, waarna de Japanse bevelhebber de Geallieerden over het voorval inlichtten. Vervolgens werd de Nederlandse Consolidated PBY Catalina vliegboot Y-93 op pad gestuurd om het schip te lokaliseren. De Hr. Ms. van Kinsbergen werd op pad gestuurd om het schip de onderscheppen. De Catalina lokaliseerde de patrouilleboot in de Japara Baai, waarna de van Kinsbergen na het vuren van enkele waarschuwingsschoten de patrouilleboot liet enteren en in beslag nemen. Op 9 juni kwam de patrouilleboot onder Nederlandse vlag aan in Soerabaja, waarna het als Nederlandse oorlogsbuit in dienst van de Koninklijke Marine werd gesteld. Uiteindelijk bleek het schip dusdanig verouderd dat het op 10 augustus 1946 van de marinelijst werd geschrapt. In 1947 werd het gesloopt.
Naam: | Dai 36-Go shokaitei (1940) |
Callsign/Registratie: |
? / ? |
Bouwer: |
Fujinagata Zosenjo,
Osaka |
Bouwnummer: |
? |
Type/Klasse: |
Patrouillevaartuig / Dai 31-Go shokaitei-klasse (1940) |
Waterverplaatsing: |
935 t (standaard) 1.162 t (maximaal) |
Lengte: |
85,30 meter |
Breedte: |
7,90 meter |
Diepgang: |
2,40 meter |
Aandrijving: |
2x Kampon water-tube
boilers 2x geschakelde stoomturbine 2 schachten 12.000 shp (? kW) |
Snelheid: |
18 knopen (33,34 km/u) |
Bereik: |
? km bij ? knopen (? km/h) |
Bewapening: |
2x1 120 mm / 45 kaliber
Type 3 geschut 3x2 25 mm / 60 kaliber Type 96 4 dieptebommenwerpers 60 dieptebommen |
Bemanning |
72 |