De Kongo-klasse (1912) slagkruiser Haruna werd in 1915 in dienst genomen en deed al dienst tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tussen 1924 en 1928 ontving het schip een eerste reconstructie, gevolgd door een tweede in de jaren 1933 en 1934. Bij deze laatste reconstructie werd het schip geclassificeerd als slagschip. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam de Haruna deel aan de strijd om Malakka en Singapore, Nederlands-Indië, operaties in de Stille Oceaan en de strijd in de Zuidelijke Pacific. Gelegen te Kure werd het schip op 12 juni 1945 voor het eerst geraakt bij een luchtbombardement. Op 29 juni en 28 juli 1945 volgden nog twee luchtbombardementen waarbij de Haruna uiteindelijk zonk. Na de oorlog werd het schip gelicht en in 1946 gesloopt.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Kawasaki, Kobe |
16 maart 1912 |
14 december 1913 |
19 april 1915 |
28 juli 1945 (gezonken) |
Bouwnummer : ? |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
april 1915 |
1926 |
3e Slagschip Divisie |
||
10 december 1928 |
nvember 1929 |
4e Slagschip Divisie |
||
20 november 1929 |
1933 |
1e Slagschip Divisie |
||
1 juni 1936 |
december 1944 |
3e Slagschip Divisie |
||
1 januari 1945 |
28 juli 1945 |
1e Slagschip Divisie |
De kiel voor de Kongo-klasse (1912) slagkruiser Haruna werd op 16 maart 1912 gelegd op de scheepswerf van Kawasaki te Kobe. Op 14 december 1913 werd het schip te water gelaten en op 19 april 1915 kon het worden afgeleverd. Het was het vierde en laatste schip van deze klasse, geconstrueerd naar Brits voorbeeld. Het schip ontleende haar naam aan de berg Haruna op Honshu.[1][2]
Het 222 meter lange schip met een waterverplaatsing van 36.600 lt, werd aangedreven door 36 Yarrow boilers en vier Brown-Curtiss stoomturbines. Hiermee kon het schip een snelheid genereren van 26 knopen (48 km/u). De hoofdbewapening bestond uit acht stuks 360 mm geschut, verdeeld over vier dubbelloops koepels, twee op het voorschip en twee op het achterschip. Voor de secundaire bewapening was gekozen voor zestien stuks 150 mm geschut in twee keer acht opstellingen met enkelloops geschutskoepels. Deze waren allen midscheeps in kazematten aangebracht. Dit was aangevuld met acht stuks 76 mm geschut. Onder water bevonden zich acht (vier aan elke zijde) 530 mm torpedolanceerbuizen. De pantsergordel had een dikte van 200 mm, het dek tussen de 38 en 70 mm en de voorzijde en zijkanten van de geschutskoepels 230 mm.[3][4][5]
Nadat het schip op 19 april 1915 te Kobe in dienst was gesteld, nam het deel aan oefeningen om het schip uit te testen en in gereedheid te brengen. Op 13 december 1915 werd de Haruna ingedeeld bij de 3e Slagschip Divisie. De Haruna verliet op 9 april 1916 de mariebasis Sasebo voor operaties in de Zuid-Chinese Zee. Toen tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog de vijandelijkheden in de Pacific sterk afnamen, werd de Haruna in reserve geplaatst. Op 12 september 1920 was het schip betrokken bij schietoefeningen nabij Hokkaido, waarbij één van de stukken van toren No. 1 ontplofte. Hierbij kwamen zeven manschappen om het leven en raakte de toren beschadigd. De koepel werd op de marinewerf te Yokosuka gerepareerd, waarna het schip weer in reserve ging.
Na afloop van de Eerste Wereldoorlog werd het Washington Naval Treaty getekend en mocht Japan geen nieuwe schepen van meer dan 35.000 lt (36.000 ton) bouwen. Besloten werd dat Japan de Ise-klasse (1915), Kongo-klasse (1912) en een enkel schip van de Fuso-klasse (1912) in de vaart zou houden en zou moderniseren. Berekeningen wezen uit dat een modernisering binnen de gesteld grenzen mogelijk was.[6]
In juli 1926 werd de Haruna in het droogdok van de marinewerf in Yokosuka verbouwd en gemoderniseerd. In twee jaar tijd werd de bepantsering versterkt en de aandrijving gemoderniseerd. Direct onder de waterlinie werden uitstulpingen aangebracht om torpedo inslagen te kunnen weerstaan. Hierdoor moesten wel de onder water aanwezig zijnde torpedolanceerbuizen verdwijnen. Er werd de mogelijkheid aangebracht om drie Nakajima E4N drijvervliegtuigen mee te kunnen nemen. In plaats van de verouderde 36 Yarrow boilers werden 16 modernere boilers en nieuwe Brown-Curtiss stoomturbines geïnstalleerd. Hierdoor kon de voorste schoorsteen worden verwijderd en de achterste werd iets vergroot. Formeel kwamen hiermee de specificaties boven de grenzen van de internationale verdragen uit, maar door het schip vanaf juli 1928 te classificeren als slagschip trachtte men dit te ontduiken. Door de verbeterde aandrijving kon het schip nu een snelheid van 29 knopen (54 km/u) bereiken. Geheel vernieuwd werd de Haruna op 10 december 1928 toegevoegd aan de 4e Slagschip Divisie en aangewezen als speciaal schip voor de keizer. Tot het schip op 20 november 1929 werd ingedeeld bij de 1e Slagschip Divisie, opereerde het tussen Sasebo, Port Arthur en de Oost-Chinese Zee. Op 1 december 1930 werd het schip in reserve genomen.[7][8]
Nadat Japan door de Volkenbond werd veroordeeld voor de inval in Mantsjoerije, trok Japan zicht terug uit die Volkenbond en uit alle verdragen waar het zich tot dat moment aan had verbonden. Niet meer gebonden aan vlootverdragen, werd de Haruna op 1 augustus 1933 in het dok genomen van de marinewerf te Kure. Het schip werd hier gemoderniseerd zodat het in staat zou zijn de nieuwe Japanse vliegdekschepen te escorteren. Het achterschip werd met 7,9 meter verlengd en de brug werd volledig nieuw vormgegeven. De boilers werden vervangen door elf olie gestookte Kampon boilers en het schip ontving nieuwe geschakelde turbines. Voor een betere behandeling van de boordvliegtuigen werden twee katapulten geplaatst. Als boordvliegtuigen werden Nakajima E8N en/of Kawanishi E7K toestellen geplaatst. De bepantsering werd wederom uitgebreid. Het schip kreeg tevens uitgebreider luchtafweer. Het oude 76 mm geschut werd verwijderd en vervangen door acht stuks 130 mm geschut. Daarnaast werd een grote hoeveelheid 25 mm luchtafweergeschut rond het gehele schip toegevoegd. Op 30 september 1934 was de reconstructie klaar.[9][10]
Op 1 juni 1936 werd de Haruna ingedeeld bij de 3e Slagschip Divisie. Heel 1937 werd gebruikt voor oefeningen en patrouilleren langs de kusten van China. Toen de 2e Chinees-Japanse oorlog uitbrak werd de Haruna direct aldaar ingezet tot het schip op 1 december 1937 in reserve ging. Op 2 april 1940 werd het schip als schip voor speciale diensten, naar Taiwan gezonden om in maart 1941 weer aan de 3e Slagschip Divisie te worden toegevoegd.[11]
Op 29 november 1941 vertrok de Haruna, samen met de Kongo (1913) als onderdeel van de aanvalsvloot voor Maleisië vanuit Hashirajima. Al op 4 december kwam de vloot aan bij de kusten van zuid Siam en noord Malakka (Maleisië). Het smaldeel met Haruna trok zich al echter snel terug na de vernietiging van Force Z door Japanse op land gestationeerde vliegtuigen. Het smaldeel werd vervolgens ingezet ter verdediging van diverse bevoorradingskonvooien naar Malakka en vanaf 18 december naar de Filippijnen.[12][13]
Vanaf 18 januari 1942 opereerde de Haruna met de Maya (1930) en de vliegdekschepen Hiryu (197) en Soryu (1935) ten behoeve van de strijd in Nederlands-Indië. Dit smaldeel opereerde vanuit een positie nabij Mindenao. Vanaf 25 februari was de 3e slagschip Divisie betrokken bij de invasie van Java. Op 7 maart 1942 nam de Haruna deel aan het bombardement van Christmas Island om daarna in de Staring Baai in onderhoud te gaan. Vervolgens trok het schip met de Japanse vloot in april naar de Indische Oceaan en nam deel aan de aanvallen op Colombo, Ceylon. Nadat het belangrijkste doel, het verzwakken van de Britse Eastern Fleet was geslaagd, keerde de 3e Slagschip Divisie met de Haruna huiswaarts en ging de Haruna in mei 1942 het droogdok in voor onderhoud. Na dit onderhoud was de Haruna betrokken bij de slag om Midway, waar het schip wist te ontsnappen aan beschadiging en het met overlevenden van de tot zinken gebrachte Japanse vliegdekschepen terug naar Japan keerde. Na noodzakelijk onderhoud vertrok de Haruna in september 1942 met de 3e Slagschip Divisie naar Truk. In oktober werden de Haruna en Kongo naar Guadalcanal gezonden om deel te nemen aan het bombardement op Henderson Field op 13-14 oktober. Het schip bleef met haar divisie rond Guadalcanal tot de Japanners tijdens de slag bij Guadalcanal werden verslagen. Op 15 november 1942 keerde de 3e Slagschip Divisie terug naar Truk.[14][15][16][17][18]
In 1943 nam de Haruna geen deel aan operaties tegen een directe vijand. Het schip nam voornamelijk deel aan de bescherming van evacuatievloten vanuit Guadalcanal. In februari 1943 werd de e Slagschip Divisie inclusief Haruna verplaatst van Truk naar de marinebasis te Kure. Tussen 23 februari en 31 maart bevond de Haruna zich in het droogdok. Hierbij werd aanvullend luchtafweer geplaatst. In mei zou de Haruna ingezet worden bij de verdediging van Attu, maar voordat de Japanse vloot gereed was hier naartoe op te stomen was de strijd daar al voorbij. In juni lag de Haruna te Yokosuka in onderhoud en vertrok op 18 september 1943 naar Truk. Tot twee keer toe vertrok een smaldeel met de Haruna vanuit Truk om Amerikaanse vlooteenheden te onderscheppen die op weg waren naar de Brown eilanden en Wake eiland. Beide keren werd de vijand niet aangetroffen. Op 16 december 1943 kwam de Haruna in Sasebo aan voor wederom onderhoud.[19][20]
Vanaf januari 1944 was het schip gestationeerd in Kure, waar de 3e Slagschip Divisie op 8 maart 1944 vertrok naar Lingga. Op 13 juni vertrok het smaldeel met een vloot naar de Marianen eilanden. Tijdens de zich hier afspelende slag in de Filipijnse Zee, werd de Haruna op 20 juni 1944 getroffen door twee bommen van 230 kg. Op 24 juni lag het schip al in het droogdok en in augustus kon het terugkeren naar Lingga. Tijdens de volgende slag bij Leyte, raakte het schip op 24 oktober licht beschadigd. Hierna nam de Haruna deel aan de slag bij Samar waar het verdere beschadiging wist te ontlopen. Op 22 november 1944 liep de Haruna aan de grond op een koraalrif nabij Lingga en raakte ernstig beschadigd. Het schip moest voor onderhoud naar Sasebo. Tijdens de tocht naar Sasebo werd het smaldeel waar de Haruna in mee voer, diverse keren door Amerikaanse onderzeeboten aangevallen. Diverse schepen zoals de Junyo (1941), raakten beschadigd. De Haruna wist Sasebo zonder verdere problemen op 10 december 1944 te bereiken. Na haar reparaties werd het schip eind 1944 naar Kure gestuurd voor onderhoud en renovaties.[21][22]
Op 1 januari 1945 werd de Haruna ingedeeld bij de 1e Slagschip Divisie. Hiermee werd het op 10 februari belast met de verdediging van Kure. Op 19 maart 1945 raakte het schip hier licht beschadigd bij een Amerikaans luchtbombardement. Vanaf 24 juli 1945 werd de basis te Kure stelselmatig aangevallen door Amerikaanse vliegtuigen van Task Force 38. Gelijk op die dag werd de Haruna getroffen maar kwam er met lichte schade vanaf. Op 28 juli echter werd het schip door acht bommen getroffen en zonk op haar ligplaats. Bij de aanval kwamen 65 opvarenden om het leven.[23][24]
Het wrak van de Haruna bleef op haar plaats liggen tot in 1946 waarna het ter plaatse werd gesloopt.
Naam: | Haruna (1915) |
Callsign/Registratie: |
? |
Bouwer: |
Kawasaki, Kobe |
Bouwnummer: |
? |
Type/Klasse: |
Slagkruiser - Slagschip /
Kongo-klasse (1912) |
Waterverplaatsing: |
31.720 t (minimum) 36.600 lt (37.187 ton) (maximum) |
Lengte: |
222 meter |
Breedte: |
31 meter |
Diepgang: |
9,70 meter |
Aandrijving: |
4 gasturbines 8 boilers 4 schachten 13.600 pk |
Snelheid: |
30 knopen (56 km/u) |
Bereik: |
19.000 km bij 14 knopen (26 km/h) |
Bepantsering: |
Pantsergordel: 203 - 279 mm Dekken: 38 - 58 mm Geschutskoepels: 229 mm Barbetten: 254 mm |
Bewapening: |
1913: 4x2 356 mm / 45 kaliber Type 43 geschut 16x1 152 mm / 50 kaliber Type 41 geschut 8x1 76 mm geschut 4x1 6,5 mm machinegeweren 8x 533 mm torpedolanceerbuizen 1935: 4x2 356 mm / 45 kaliber Type 43 geschut 8x1 152 mm / 50 kaliber Type 41 geschut 8x1 127 mm / 40 kaliber Type 89 luchtafweergeschut 20x 25 mm Type 96 luchtafweergeschut |
Bemanning |
1360 |
Dai-sa Kajishiro Funakoshi
(Kapitein-ter-Zee) |
15 december 1913 |
Dai-sa Saburo Hyakutake
(Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1916 |
Dai-sa Naomi Taniguchi
(Kapitein-ter-Zee) |
15 september 1917 |
Dai-sa Tsuneha Sano
(Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1917 |
Dai-sa Shokichi Oishi (Kapitein-ter-Zee) | 20 november 1919 |
Dai-sa Heishiro Omi (Kapitein-ter-Zee) | 20 november 1920 |
Dai-sa Kichiji Ueda (Kapitein-ter-Zee) | 20 november 1921 |
Dai-sa Takeshi Koyama
(Kapitein-ter-Zee) |
1 juli 1922 |
Dai-sa Hatsuji Mori
(Kapitein-ter-Zee) |
10 november 1922 |
Dai-sa Chikaharu Koizumi
(Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1922 |
Dai-sa Wataru Ugawa
(Kapitein-ter-Zee) |
15 april 1924 |
Dai-sa Hiroaki Tamura
(Kapitein-ter-Zee) |
1 september 1924 |
Dai-sa Naokata Kondo
(Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1924 |
Dai-sa Kiyoshi Ishikawa
(Kapitein-ter-Zee) |
10 juli 1925 |
Dai-sa Rokuya Mashiko
(Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1926 |
Dai-sa Iwajiro Torin
(Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1927 |
Dai-sa Kizo Isumi
(Kapitein-ter-Zee) |
28 december 1927 |
Dai-sa Minoru Sonoda
(Kapitein-ter-Zee) |
10 februari 1931 |
Dai-sa Tokutaro Sumiyama
(Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1931 |
Dai-sa Eikichi Katagiri
(Kapitein-ter-Zee) |
15 november 1932 |
Dai-sa Shunzo Mito
(Kapitein-ter-Zee) |
15 november 1933 |
Dai-sa Yasutaro Iwashita
(Kapitein-ter-Zee) |
16 april 1935 |
Dai-sa Jisaburo Ozawa
(Kapitein-ter-Zee) |
28 oktober 1935 |
Dai-sa Seiichi
Ito (Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1936 |
Dai-sa Kenshiro Oshima (Kapitein-ter-Zee) | 15 november 1937 |
Dai-sa Risaburo Fujita
(Kapitein-ter-Zee) |
15 juli 1938 |
Dai-sa Shoji
Nishimura (Kapitein-ter-Zee) |
18 mei 1939 |
Dai-sa Susumu Kimura (Kapitein-ter-Zee) | 1 november 1940 |
Dai-sa Tamotsu Takama (Kapitein-ter-Zee) | 20 augustus 1941 |
Dai-sa Keishi Ishii (Kapitein-ter-Zee) | 20 juni 1942 |
Dai-sa Nobue Morishita (Kapitein-ter-Zee) | 14 juni 1943 |
Dai-sa Kazue Shigenaga
(Kapitein-ter-Zee) |
25 januari 1944 |
Dai-sa Matake Yoshimura
(Kapitein-ter-Zee) |
20 december 1944 |