Titel: | Het ongeloof - Sally Noach hielp honderden Joodse en niet-Joodse Nederlanders vluchten |
Schrijver: | Noach, J. |
Uitgever: | Verbum |
Uitgebracht: | 2022 |
Pagina's: | 200 |
ISBN: | 9789493028555 |
Omschrijving: | Jacques Noach (Londen, 1946) is de oudste zoon van Sally Noach en zijn tweede echtgenote, Annie Visser, met wie hij in maart 1946 in Kensington (Groot-Brittannië) trouwde. Jacques Noach werkte na zijn universitaire studie als registeraccountant en had veel bestuursfuncties. Hij is onderscheiden met de Franse Chevalier dans l’Ordre National de Mérite. De titel Chevalier (ridder) wordt verleend aan degenen die minimaal 35 jaar oud zijn en die zich minimaal tien jaar als militair of in een ambtelijke functie verdienstelijk hebben gemaakt voor de Franse staat. Nadat zijn vader in 1980 overleed heeft hij diens archief (documenten, brieven, foto’s) uitgezocht en recent aan het NIOD geschonken. In die tussenliggende periode heeft hij archiefonderzoek gedaan naar het ‘dossier Sally Noach’ en zijn bevingen in dit boek beschreven. Integraal onderdelen van het boek zijn de uitgebreide notitie ‘Mededeelingen 25 september 1942’ die Sally Noach in december 1942 opstelde over zijn ervaringen met de Nederlandse diplomaten in Frankrijk en Portugal en in Deel 2 de autobiografie ‘Sally Noach. Het moest gedaan worden’, die in 1971 verscheen, met medewerking van de journalist Max Haringman. Het deel dat door Jacques Noach is geschreven (pagina 11-156) is kleiner dan de stukken die kunnen worden toegeschreven aan Sally Noach (pagina 161-348). Daarin zit een behoorlijke overlap aan historische informatie en een echt begenadigd schrijver is zoon Jacques helaas niet. Dat moet vader Sally ook niet zijn geweest. Hij liet wijselijk zijn notitie van december 1942 door een secretaresse van een van de Londense ministeries uitwerken en schakelde voor zijn autobiografie een journalist-schrijver in. Groot verschil tussen beide schrijvers is dat Sally probeert een zo’n neutraal mogelijk verslag van zijn belevenissen en gedachten op papier te zetten, terwijl bij zoon Jacques vaak de emotie over het onrecht dat zijn vader is aangedaan de boventoon voert. Terecht, maar daarover straks meer. Salomon Jacob Noach (Zutphen, 28 december 1909 – Amsterdam, 30 maart 1980) was de derde van de zes kinderen (vijf zoons en één jonggestorven dochter) van de koopman en tapijthandelaar Jacob Abraham Noach (1879-1942) en Sophie Belia van Spier (1880-1942). Zijn beide ouders, die in 1928 waren verhuisd naar Brussel, werden in september 1942 vanuit kamp Mechelen met het achtste transport naar Auschwitz gedeporteerd. Net als tientallen anderen uit de familie Noach uit Nederland werden ze daar omgebracht. Sally werkte in de jaren twintig een tijdje als kelner in de stationsrestauratie in Zevenaar. Hij bediende vele reizigers uit de internationale treinen. Vanwege zijn enorme charme, positieve instelling en enorme scala aan witzen was hij bij iedereen zeer geliefd. Er werd van hem beweerd "dat hij stenen aan het lachen kon maken". Eind jaren dertig verhuisde ook Sally naar Brussel, waar zijn vader hem en zijn broers inwijden in het verkoopvak. Het leidde tot vele reizen door België en Frankrijk. Toen de Duitsers in mei 1940 België binnenvielen, besloot Sally uit te wijken naar Frankrijk. De stampvolle trein uit Brussel bereikte na een chaotische reis uiteindelijk Zuid-Frankrijk. Onderweg had Sally zich als EHBO’er nuttig gemaakt. Met zijn gebruikelijke lef trok hij daarna naar Lyon in het neutrale (Vichy-Frankrijk), waar hij op het consulaat zijn onbezoldigde diensten aanbood. Hij hielp er eerst de Franstalige eerste consul Lambotte met de afhandeling van brieven en steun aan gevluchte Nederlanders. Tegelijkertijd startte hij weer een handeltje in tapijten om in zijn eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Hij bouwde zo in sneltreinvaart veel nuttige kontakten op. Al snel werd hij door kolonel Paul Marx, de auditeur bij de militaire rechtbank in Lyon, tot tolk aangesteld. Hij had nu een officiële status wat mogelijkheden gaf mensen te helpen. Met enorm bluf en inventiviteit wist hij veel Nederlandse vluchtelingen vrij te krijgen uit gevangenissen en werkkampen. Hij regelde vervolgens dat ze via Zwitserland of Spanje-Portugal konden doorreizen naar Engeland en zorgde er voor dat ze ook voldoende geld voor onderweg bij zich hadden. Op een gegeven moment verloor het Nederlands consulaat in Lyon haar officiële status en heette vanaf dat moment Office Néerlandais. Met de nieuwe consul Maurice Jacquet vormde Sally een uitstekend duo. Vanuit het Nederlands Bureau werden in 1941 en 1942 door hen veel Engelandvaarders verder geholpen. Sally zorgde voor hun levensonderhoud en regelde valse identiteitspapieren voor hen. Zijn vele kontakten op de zwarte markt kwamen prima van pas. Met veel eigen risico wist Sally ook honderden mensen uit de gevangenissen van het Vichyregime te halen. In september 1942, toen de Duitsers op het punt stonden Vichy-Frankrijk binnen te trekken, werd het ook Sally Noach te heet onder de voeten en nam de route die hij velen voor hem al liet volgen. Vooral in Lissabon bemerkte hij hoe laks veel diplomaten ‘de belangen van Nederlandse vluchtelingen behartigen’. Hij zou dit, eenmaal in Londen beland in december 1942, op ongezouten manier vastleggen in een notitie. Tegen alle ambtelijke procedures in stuurde hij deze notitie niet via een van de ministeries door, maar gaf die direct af aan koningin Wilhelmina. Die was wel gecharmeerd van Sally met zijn vele moppen, spannende verhalen en ondiplomatiek gedrag. De voltallige regering en velen in de ambtelijke top waren dat echter niet. De tekst op de achterzijde van het boek begint niet zomaar met: "Geliefd bij het Koninklijk Huis, verguisd door de ambtenaren van Buitenlandse Zaken". Hij bleef tot het eind van de oorlog werken op een baantje op het ministerie van binnenlandse zaken. Na de oorlog ging hij weer verder in de tapijtenhandel en had diverse zaken. In tegenstelling tot velen die aanzienlijk minder verzetswerk tijdens de oorlog hadden gedaan, kreeg Sally Noach nooit een officiële erkenning vanuit de regering. Alle verzetskruizen gingen aan hem voorbij. In 1969 verleende koningin Juliana hem het ridderkruis van de Huisorde van Oranje, dat op zijn zestigste verjaardag op Paleis Soestdijk aan hem werd uitgereikt. Pas een jaar na zijn dood (op 11 december 1981) werd hem postuum het Verzetsherdenkingskruis toegekend. Jacques Noach maakt zich er terecht ontzettend boos over dat zijn vader bij leven niet de erkenning heeft gekregen die hem toekwam. Onmiskenbaar heeft Sally Noach in Frankrijk in de jaren 1940-1942 vele mensen geholpen en waarschijnlijk ook velen het leven gered. Al moet daarbij worden opgemerkt dat Sally’s autobiografie leest als een fantastische schelmenroman, die vaag de vergelijking oproept met Der Hauptmann von Köpenick, die in het gelijknamige boek uit 1931 van de Duitse Carl Zuckmayer treffend werd omschreven als "de Tijl Uilenspiegel van het militaristische Pruissen". De auteur refereert in de inleiding aan de twijfels van de kleinzoon van Maurice Jacquet en van Sierk Plantinga, archivaris bij het Engelandvaardersmuseum. Die lieten beiden weten graag eens het echte bewijs te willen zien dat het allemaal zo is gebeurd. Het siert de auteur dat hij deze twijfels noemt, maar uit de rest van het boek spreekt toch slechts een rotsvast vertrouwen in het verhaal van Sally. Maar ook als ervan wordt uitgegaan dat de verhalenverteller-koopman Sally Noach de nodige overdrijvingen aan zijn beschrijving toevoegde, aan de kern hoeft niet getwijfeld te worden. Die was meer dan voldoende voor naoorlogse erkenning, maar dat stuitte blijkbaar op twee hindernissen, die in de verhalen van beide Noachs worden beschreven als ‘beschavingsantisemitisme’. Met enige regelmaat werd Sally namelijk geconfronteerd met anti-Joodse opmerkingen binnen de groep Engelandvaarders, ambtenaren en politici. De consul-generaal der Nederlanden in Frankrijk, Ate Sevenster, formuleerde het helder: "Joodse vluchtelingen waren de minste lui." Wat zeer waarschijnlijk veel meer tegen hem werd gebruikt is dat hij werd gezien als "geen beschaafd/welopgevoed mensch". Ze ergerden zich aan het feit dat Noach door gebrek aan geld en mankracht gebruik maakte van de zwarte markt en andere onconventionele methoden gebruikte. Ze vonden dat de ‘onbeschaafde’ gelegenheidsdiplomaat zich aan de regels moest houden. Ook als dat de regels van de Duitse en Vichy-Franse vijand waren. De ongeschoolde tapijt- en stoffenverkoper Sally Noach sprak duidelijk niet dezelfde taal als de ambtelijke regelneven. Dat is een ontluisterend beeld over ‘Londen’ dat Sally en Jacques Noach schetsen. Het geeft een gevoel van plaatsvervangende schaamte voor de Nederlandse ambtenarij in en na de oorlog. |
Beoordeling: | Goed |